ECLI:NL:TADRARN:2013:172 Raad van Discipline Arnhem 13-290

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2013:172
Datum uitspraak: 06-12-2013
Datum publicatie: 16-12-2013
Zaaknummer(s): 13-290
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verweerder staat de ex-echtgenote van klager bij. Zij wenste te komen tot een verhoging van haar alimentatie. In verband daarmee heeft verweerder aan klager voorgesteld om te komen tot een informatie-uitwisseling, waarna klager een aantal bescheiden betreffende zijn inkomen en lasten aan verweerder heeft verstrekt. Vervolgens heeft verweerder geen bescheiden betreffende het inkomen en de lasten van zijn cliënte aan klager verstrekt omdat zijn cliënte bij nader inzien heeft afgezien van haar wens om te komen tot een verhoging van haar alimentatie. Het niet verstrekken van financiële bescheiden van zijn cliënte is niet klachtwaardig jegens klager. Voor verweerder is slechts het belang van zijn cliënte leidend en het was niet in haar belang dat de belofte aan klager werd nagekomen. De klachten zijn kennelijk ongegrond

Beslissing van 6 december 2013

in de zaak 13-290

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

advocaat te [X]

De voorzitter van de raad van discipline heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 25 november 2013 met kenmerk RvT 13-0168/LB/ml, door de raad ontvangen op 26 november 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klager is gescheiden. Nadat de echtscheidingsprocedure was afgewikkeld heeft de ex-echtgenote van klager zich tot verweerder gewend in verband met verschillende kwesties die verband hielden met het feit dat klager en zijn ex-echtgenote zijn gescheiden.

1.3 Eén van de kwesties betrof de door klager aan zijn ex-echtgenote te betalen partneralimentatie. De ex-echtgenote wenste te komen tot een verhoging van haar alimentatie.

1.4 Op 19 februari 2013 heeft verweerder een voorstel aan klager gedaan om te komen tot een uitwisseling van financiële gegevens waarna klager verweerder in de periode van 23 februari 2013 tot 17 maart 2013 heeft voorzien van een aantal gegevens.

1.5 Verweerder heeft klager daarentegen niet voorzien van financiële gegevens betreffende zijn cliënte. In de periode van 26 maart 2013 tot en met 12 juni 2013 heeft klager verweerder meerdere keren verzocht deze gegevens aan hem te verstrekken en hem herinnert aan het feit dat gegevens van de kant van zijn ex-echtgenote uitbleven.

1.6 Na verloop van tijd heeft de ex-echtgenote besloten om haar voornemen om te komen tot een hogere partneralimentatie laten varen. Verweerder heeft klager daarvan op de hoogte gesteld, maar hem niet bericht waarom zijn cliënte dit heeft besloten.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) informatie aan klager heeft ontlokt door het doen van beloftes

b) zonder reden beloftes niet is nagekomen

c) een absoluut stilzwijgen heeft bewaard

d) leugenachtig en onprofessioneel gedrag heeft getoond bij de uitoefening van zijn praktijk.

3 VERWEER

3.1 Verweerder merkt op dat er voor gekozen is om de bescheiden betreffende het inkomen en de lasten van klager af te wachten voordat financiële bescheiden betreffende zijn cliënte zouden worden overgelegd.

3.2 De bescheiden die klager heeft overgelegd waren gedateerd en incompleet. Zijn actuele draagkracht was niet uit de bescheiden af te leiden.

3.3 Nadat klager bescheiden had overgelegd hebben zich wijzigingen aan de zijde van zijn cliënte voorgedaan en heeft de zaak enige tijd stil gelegen.

3.4 Uiteindelijk heeft zijn cliënte besloten af te zien van haar wens om te komen tot een verhoging van haar partneralimentatie. Daarom was er geen reden meer om informatie aan klager te verstrekken betreffende het inkomen en de lasten van zijn cliënte.

3.5 Indien klager wenst te beschikken over bescheiden betreffende het inkomen en de lasten van zijn ex-echtgenote staat het hem vrij om zulks in een gerechtelijke procedure te verzoeken.

3.6 Hem treft geen tuchtrechtelijk verwijt.

4 BEOORDELING

4.1 Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.

4.2 Verweerder, die wijst op het feit dat hij als advocaat van de wederpartij is opgetreden, erkent dat er van de kant van zijn cliënte geen financiële gegevens zijn verstrekt en – impliciet – dat dat wel besloten lag in de – erkende – afspraak om te komen tot de informatie-uitwisseling waarmee klager althans een begin had gemaakt. Volgens verweerder heeft de zaak enige tijd stilgelegen en heeft zijn cliënte vervolgens het plan om te komen tot een hogere partneralimentatie laten varen. Vastgesteld moet worden dat verweerder dat, doch niet het waarom daarvan, aan klager heeft laten weten.

4.3 Verweerder is opgetreden als advocaat van de wederpartij. Dat is van belang voor het toetsingskader. Aan de advocaat van de wederpartij komt een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënte te behartigen. Die belangen zijn leidend. Die vrijheid wordt begrensd door het feit dat die advocaat niet nodeloos de belangen van de wederpartij mag schaden. Dat laatste is hier niet gebeurd.

4.4 Dat er, zoals verweerder stelt, voor gekozen is om eerst de informatieverstrekking van klager af te wachten alvorens de financiële positie van zijn cliënte te specificeren en te onderbouwen paste bij het belang van verweerders cliënte en moet, als dat bij het maken van de afspraak om te komen tot informatie-uitwisseling al niet expliciet aan de orde is geweest, voor klager duidelijk zijn geweest. Er moet vanuit worden gegaan dat de cliënte van verweerder inderdaad aanvankelijk van plan was om te komen tot een verhoging van de partneralimentatie. Voor zover klachtonderdeel 1 zou impliceren dat verweerder onder valse voorwendselen klager ertoe heeft gebracht om financiële gegevens te verstrekken, is het feitelijk ongegrond.

4.5 De 'beloftes' zijn in redelijkheid niet op te vatten als persoonlijke toezeggingen van de kant van verweerder. Als de afspraken zo waren ingericht dat de kwalificatie 'beloftes' juist was dan zijn zij toch wel gedaan door verweerder in zijn kwaliteit van raadsman van de wederpartij. Op enig moment heeft de cliënte van verweerder ervoor gekozen om het plan om te bereiken dat de partneralimentatie zou worden verhoogd op te geven. Dat bracht mee dat zij, en verweerder als haar belangenbehartiger, er geen belang meer bij hadden om klager te voorzien van financiële gegevens betreffende zijn ex-echtgenote. In die belichting moet er vanuit worden gegaan dat het verweerder niet vrij stond om klager daar desalniettemin van te voorzien. En als hij dat, geleid door het belang van zijn cliënte, achterwege heeft gelaten dan past dat bij het feit dat hij haar belang voorop diende te stellen. Klachtonderdeel 1 is kennelijk ongegrond.

4.6 Voor klachtonderdeel 2 geldt hetzelfde. Het is niet aannemelijk geworden dat verweerder 'zonder reden' de belofte om informatie te verstrekken over de financiële positie van zijn cliënte niet is nagekomen. Dat mag in elk geval niet worden afgeleid uit het feit dat verweerder daaromtrent aan klager geen mededelingen heeft gedaan.

4.7 Aan klachtonderdeel 3 ligt de veronderstelling ten grondslag dat het verweerder vrij stond om klager over die veranderde opstelling van zijn cliënte te informeren, even aangenomen dat dat in de periode waarom het gaat en dus veel eerder dan de klachtprocedure waarin klager verweerder heeft betrokken al kon. Zo heel lang heeft die procedure niet geduurd als rekening wordt gehouden met het feit dat het een kwestie betreft waarin zijn cliënte wel enige tijd voor het maken van een goede afweging mocht worden gegund. Te rekenen vanaf eind februari begin maart 2013, de periode waarin klager verweerder van financiële gegevens voorzag, tot de datum van klagers brief aan de deken op 28 juni 2013 is dat nog geen 4 maanden geweest.

4.8 Het zou – wellicht – eleganter zijn geweest als verweerder aan klager had laten weten dat en waarom de gegevens niet werden verstrekt. Wellicht: want het is maar de vraag of verweerder, gelet op zijn positie, klager mocht informeren over het feit dat zijn cliënte nog met zichzelf overlegde. En als kan worden aangenomen dat verweerder daaromtrent aan klager toch wel iets had kunnen laten weten, dan is het verzuim dat dat niet is gebeurd van onvoldoende gewicht om ingrijpen door de tuchtrechter te rechtvaardigen. Daarop springt klachtonderdeel 3 af.

4.9 Klachtonderdeel 4 is eveneens kennelijk ongegrond. Dat sprake is geweest van 'leugenachtig en onprofessioneel gedrag' komt niet uit de verf.

4.10 Het hier voorgaande brengt met zich mee dat alle onderdelen van de klacht moeten worden afgewezen. Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat een behandeling ter zitting meer of ander licht op de zaak zal werpen.

BESLISSING

De klacht wordt afgewezen.

Aldus gewezen door mr. B.P.J.A.M. van der Pol voorzitter, met bijstand van mr. A. Huber als griffier op 6 december 2013.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 6 december 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

en per gewone post aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten