ECLI:NL:TADRARN:2013:151 Raad van Discipline Arnhem 13-115

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2013:151
Datum uitspraak: 14-06-2013
Datum publicatie: 04-12-2013
Zaaknummer(s): 13-115
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: advocaat is niet verplicht om een zaak in behandeling te nemen. Klacht kennelijk ongegrond.

Beslissing van 14 juni 2013

in de zaak 13-115

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw [naam]

[adres]

klaagster

tegen:

mr. [naam]

advocaat te [plaats]

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 16 mei 2013, door de raad ontvangen op 17 mei 2013 en van de stukken 1 tot en met 5 die zijn vermeld op de inventarislijst die zich bij deze brief bevindt.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Op 20 februari 2013 heeft er op het kantoor van verweerder een bespreking plaatsgevonden tussen klaagster en verweerder. In dat gesprek heeft klaagster verweerder verzocht om namens haar een kort geding aanhangig te maken tegen de heer B.

1.3 Verweerder heeft klaagster in dat gesprek meegedeeld dat hij niet bereid was haar rechtsbijstand te verlenen. Verweerder heeft tijdens het gesprek geen kennis genomen van de stukken die klaagster bij zich had.

1.4 Bij brief van 22 februari 2013 heeft klaagster de onderhavige klacht ingediend bij de deken in het arrondissement Midden-Nederland.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

Hij zonder opgave van reden geweigerd heeft klaagster bij te staan.

2. 2 Klaagster verwijt verweerder dat hij haar in de kou heeft laten staan en zij verwijt verweerder voorkennis, willekeur, partijdigheid, discriminatie en het onder de pet houden van misdrijven.

3 VERWEER

3.1 Verweerder beroept zich erop dat klaagster bekend was met het feit dat zijn kantoor niet bereid is klaagster bij te staan. Desondanks heeft klaagster telefonisch een afspraak laten maken. Toen het verweerder in de ontvangstkamer  duidelijk werd dat de afspraak die hij op 20 februari 2013 had een afspraak met klaagster betrof heeft hij klaagster duidelijk gemaakt dat hij niet bereid was haar rechtsbijstand te verlenen.

4 BEOORDELING

4.1 Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.

4.2 Het staat een advocaat vrij om zelf te beslissen welke zaak hij of zij wel in behandeling neemt en welke zaak niet. Een weigering behoeft enige motivering, tenzij de omstandigheden van dien aard zijn dat een toelichting eigenlijk niet nodig is.

4.3 Uit de stukken blijkt dat de heer B. in het verleden met het kantoor van verweerder van doen heeft gehad. In ieder geval heeft het kantoor van verweerder de heer B. een keer voor een strafzaak verwezen naar mr. S., een advocaat die in het verleden aan het kantoor van verweerder verbonden is geweest. Die zaak (de strafzaak van de heer B.) is klaagster bekend en heeft enige relatie met het conflict tussen klaagster en de heer B., waarmee klaagster zich tot verweerder wendde.

4.4 Hoe dat precies ligt is uit de stukken niet duidelijk geworden. Dat er iets van spanning is geweest tussen het kantoor van verweerder en klaagster (klaagster spreekt zelf over een kleinigheid) moet klaagster bekend zijn geweest toen zij de afspraak met het kantoor maakte en vervolgens met verweerder het gesprek in ging.

4.5 Tegen deze achtergrond is de weigering van verweerder om klaagster bij te staan te begrijpen en in ieder geval niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

4.6 Van voorkennis, willekeur, partijdigheid, discriminatie en het onder de pet houden van misdrijven is niet gebleken en van feiten en omstandigheden die deze elementen van het verwijt van klaagster zouden kunnen ondersteunen als de zaak op zitting zou worden behandeld is niet gebleken. Dat verweerder voordat hij het gesprek met klaagster aanging al voldoende van haar wist om tijdig ervoor te kunnen zorgen dat het anders zou lopen of dat hij mogelijkheden had om te voorkomen dat die afspraak werd gemaakt komt niet uit de verf. De klacht is dan ook kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De klacht wordt afgewezen.

Aldus gewezen door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 14 juni 2013.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 17 juni 2013 per aangetekende en per gewone post verzonden aan:

- klaagster

en per gewone post aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten