ECLI:NL:TADRARN:2013:135 Raad van Discipline Arnhem 13-189

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2013:135
Datum uitspraak: 11-09-2013
Datum publicatie: 02-12-2013
Zaaknummer(s): 13-189
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen eigen advocaat kennelijk ongegrond.

Beslissing van 11 september 2013

in de zaak 13-189

naar aanleiding van de klacht van:

De heer [naam]

[adres]

klager

tegen:

mr. [naam]

advocaat te [plaats]

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna “de voorzitter”) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 14 augustus 2013 met kenmerk RvT 13-0132 door de raad ontvangen op 15 augustus 2013, en van de op de zich daarbij bevindende inventarislijst vermelde stukken genummerd van 1 tot en met 10.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klager heeft een geschil met Aramex over de wijze waarop door dat bedrijf is omgegaan met een aan dat bedrijf voor verzending aan klager toevertrouwd poststuk. Het poststuk, verzonden vanuit Irak, bevatte vertrouwelijke, originele documenten die klager nodig had voor zijn asielprocedure. Klager heeft daarover bij Aramex gereclameerd maar verkreeg onvoldoende genoegdoening. Hij heeft vervolgens een kantoorgenoot van verweerder, mr. R, in de arm genomen. Ook tegen haar heeft hij een klacht ingediend.

1.3 De zending in kwestie die voor klager was bestemd is op 17 januari 2012 bezorgd bij het asielzoekerscentrum waar klager toen verbleef en daar zonder overleg met klager door Aramex of een persoon voor wie Aramex verantwoordelijk is bij de receptie aangeboden en afgegeven zonder dat daarbij enige kanttekening of opmerking is gemaakt. Een receptiemedewerker van het asielzoekerscentrum heeft voor ontvangst getekend.

1.4 Op 1 maart 2012 heeft klager Aramex aansprakelijk gesteld omdat aan de zending stukken ontbraken en omdat de wijze waarop het poststuk is bezorgd niet zo had mogen gaan. Op 20 maart 2012 heeft Aramex de ontvangst van deze claim bevestigd en op 4 april 2012 volgde een inhoudelijke reactie. Aramex berichtte, zakelijk samengevat, dat Aramex niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de inhoud van de enveloppe omdat het niet tot de verantwoordelijkheid van het verzendende kantoor van Aramex behoort en evenmin van het ontvangende kantoor om te controleren of de enveloppe enige inhoud heeft. Aramex bood klager aan dat hij, zodra hij de ontbrekende documenten vervangen zou hebben, contact op kon nemen met Aramex om te bezien of Aramex hem een korting zou kunnen geven op de verzending daarvan om op die wijze zijn verlies te compenseren.

1.5 Daarna is een e-mail correspondentie tussen klager en Aramex gevolgd die aan klager, in zijn ogen, onvoldoende genoegdoening leverde. Klager heeft zich vervolgens begin juni 2012 tot mr. van R, een kantoorgenote van verweerder, gewend.

1.6 Op 16 juli 2012 heeft mr. van R. Aramex Delivery Unlimited in Hoofddorp namens klager een brief geschreven met het verzoek om –naast betaling van de extra verzendkosten- een bedrag van € 475,--, zijnde de kosten die gemoeid zijn met het opvragen van vervangende documenten aan klager te betalen. Aramex weigerde dat. Dat blijkt uit een e-mailbericht van 7 augustus 2012. Op 15 augustus 2012 heeft klager daartegen bij mr. R geprotesteerd en mr. R. heeft 21 augustus 2012 op dat protest gereageerd.

1.7 Klager wenste te procederen tegen Aramex; mr. van R stelde zich op het standpunt dat, om meer of andere genoegdoening te verkrijgen dan Aramex heeft aangeboden, bewijs zou moeten worden geleverd van klagers schade als gevolg van de gang van zaken rond de bezorging van het poststuk. Dit heeft mr. van R. klager op 14 september 2012 bericht.

1.8 Op 24 september 2012 heeft klager mr. van R. een e-mail gestuurd met de volgende inhoud:

 “Dear M. Rootselaar, According to the juridische loket advice at friday 21/9/2012. I would like to inform you that you have not help me anything. Therefore I will carry you the responsibility of delay, in additional to my fees, and I will charge you alle the expenses that I was demand by Aramex co. lawsuit. So either you pay me that fees, or I will complaint you at the higher authorities. Kind regards. Ali A. Salim” 

1.9 Op 27 september 2012 heeft verweerder klager uitgenodigd voor een gesprek over de kwestie in het bijzijn van mr. R. Dat gesprek heeft plaatsgevonden en verweerder heeft de behandeling van de zaak van mr. van R. overgenomen. Ook verweerder ziet als probleem dat klager geen bewijs kan leveren van het feit dat klagers schade de door Aramex geboden tegemoetkoming te boven gaat. Tussen klager en verweerder onstond wrijving.

1.10 In november 2012 heeft verweerder klager per e-mail het volgende meegedeeld: “The document you sent me gives a serious indication that the missed documents proves the neccesity. Unfortunately I have already closed the file because you switched your lawyer again, named mr. Blom. I did not yet receive any reaction from mr. Blom.” Klager schreef verweerder even eerder op diezelfde datum: “my new lawyer is….” Op 28 december 2012 schrijft klager aan verweerder dat hij een klacht zal indienen tegen klager “….unless you pay me my fees” . De zaak loopt daarop andermaal vast. Klager heeft, hoewel hij daarop was gewezen, de eigen bijdrage die hem was opgelegd niet betaald. 

1.11 Bij brief van 18 maart 2013 heeft klager de onderhavige klacht bij de deken ingediend.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a) klager 8 maanden lang aan het lijntje te houden en geen werkzaamheden voor klager uit te voeren;

b) klager dossier te sluiten nadat klager een andere advocaat had benaderd;

c) te trachten klager van de zaak af te houden;

d) zich onnodig grievend uit te laten jegens klager in zijn e-mails d.d. 22, 28 en 31 december 2012;

e) klager niet te informeren over de mogelijkheid een andere advocaat te benaderen.

3 VERWEER

3.1 Het verweer komt bij de bespreking van de diverse klachtonderdelen aan de orde.

4 BEOORDELING

4.1 Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.

ad klachtonderdeel a)

4.2 Het is duidelijk dat er verschil van inzicht is geweest tussen klager en mr. van R. over de wijze waarop de zaak gelet op de mogelijkheden en onmogelijkheden daarvan zou moeten worden aangepakt. Klager concentreerde zich daarbij op de wijze waarop met de zending was omgesprongen; mr. R op het feit dat, als klager de schade die hij dientengevolge heeft geleden op Aramex wenst te verhalen, bewijs van die schade zou moeten worden geleverd. Daardoor raakte de zaak in een impasse. Maar daarvan kan klager verweerder niet, althans niet met succes, een tuchtrechtelijk verwijt maken: mr. R. had en heeft haar eigen verantwoordelijkheid en zij behoefde zich niet te voegen naar de wensen van klager waar zij van de door hem voorgestelde aanpak geen resultaat verwachtte. Verweerder had daar part noch deel aan en was voor de keuzes die mr. R. maakte niet verantwoordelijk. Dat dit punt ook in verweerders relatie met klager een rol bleef spelen kan klager verweerder niet verwijten.

4.3 Klachtonderdeel a) is kennelijk ongegrond. De periode waarin verweerder zich met de zaak van klager heeft beziggehouden loopt van eind september 2012 tot eind december 2012, dat is drie maanden en geen acht. Er is geen reden om aan te nemen dat verweerder in die kwestie onvoldoende activiteiten heeft ontwikkeld of onvoldoende voortvarend is geweest. Ook hij liep op tegen het lastige punt dat klager zijn schade niet aantoonde en dat evenmin duidelijk werd hoe die schade verantwoord zou kunnen worden vastgesteld, terwijl het in zijn (te begrijpen) optiek belangrijk was dat daarop wel zicht zou komen.

ad klachtonderdeel b)

4.4 Klachtonderdeel b) is eveneens kennelijk ongegrond. Het staat niet vast dat klager het dossier ook daadwerkelijk heeft gesloten toen hij meende te merken dat klager intussen een andere advocaat in de arm had genomen. Toen dat misverstand, dat klager in de hand werkte door op 6 november 2012 aan verweerder te berichten zoals hij deed, was hersteld heeft verweerder in zijn e-mail d.d. 22 december 2012 aangegeven bereid te zijn zijn bemoeiingen toch voort te zetten. Om deze laatste reden heeft klager ook geen redelijk belang bij dit punt.

ad klachtonderdeel c)

4.5 Ook klachtonderdeel c) is kennelijk ongegrond. Het komt niet uit de verf dat verweerder, waar het om dit punt gaat, meer of anders heeft geopperd dan dat de mogelijkheden om op basis van de handelwijze van Aramex een claim te baseren hier te lande aanmerkelijk anders liggen dan in de Verenigde Staten. En dat verweerder (zoals trouwens hoort) wellicht op een wat ongelukkige wijze aandacht besteed heeft aan wat klager van die claim verwachtte, levert geen tuchtrechtelijk verwijt op.

ad klachtonderdeel d)

4.6 Bij de door klager bij zijn klachtbrief gevoegde stukken bevinden zich  e-mails van verweerder aan klager van 22, van 28 en van 31 december 2012. Klager beklaagt zich over het feit dat verweerder zich in deze e-mails onnodig grievend heeft uitgelaten. Kennelijk doelt klager op de volgende passages:

“My conclusion is that Dutch cluture and rules are unknown for you. When you come from Iraq you must have learned that truth is very relative. Ik hope that you will inform the Juridisch Loket about your way of writing and acting. Will you inform me about the complaint?” (e-mail d.d. 31 december 2012)

“First of all I dislike your style of corresponding and way of communication.

You still think that you can confrontate your lawyer by threatening him?

The proverb is that fortune favors the bold. If you really want to make a complaint of this case you can write to the Deken van de orde van Advocaten.

Of course your request to compensate your costs is ridiculous. I am looking forward to your further reaction.” (e-mail d.d. 28 december 2012).

4.7 In samenhang met de inhoud en toon van de wijze waarop klager eerst mr. van R. en vervolgens verweerder had aangesproken kan de voorzitter de enigszins sarcastische en daarom wat ongelukkige inhoud van de hiervoor weergegeven citaten uit de e-mailberichten van klager niet zien als van voldoende gewicht om tuchtrechtelijk optreden te kunnen rechtvaardigen. Ook in de toon en inhoud van het e-mailbericht d.d. 22 december 2012, waarin verweerder aangaf dat hij bereid was om verder te gaan met de zaak maar dat klager nog wel eerst de eigen bijdrage diende te betalen, kan de voorzitter geen kwaad zien.

ad klachtonderdeel e)

4.8 In dit klachtonderdeel ligt besloten dat verweerder de zaak van mr. van R. niet had mogen overnemen. Het kantoor, in de persoon van verweerder, heeft klager (op zichzelf niet vreemd of ongepast, maar wel tevergeefs bleek vervolgens) zo verder willen helpen en dat had de kennelijke instemming van klager. Uit de e-mailcorrespondentie blijkt dat klager toen de zaak weer vastliep inmiddels zelf de weg wel wist. Klachtonderdeel e) is kennelijk ongegrond.

BESLISSING

Wijst de klacht in al zijn onderdelen af.

Aldus gewezen door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 11 september 2013.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 11 september 2013 per aangetekende post en per gewone post verzonden aan:

• klager

en per gewone post aan:

• verweerder

• de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

• de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten