ECLI:NL:TADRARN:2013:133 Raad van Discipline Arnhem 13-82

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2013:133
Datum uitspraak: 07-10-2013
Datum publicatie: 29-11-2013
Zaaknummer(s): 13-82
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: verweerder heeft klaagster bijgestaan in als opvolgend advocaat in haar echtscheidingsprocedure en in een procedure tegen de eerste advocaat van klaagster die een beroepsfout gemaakt had. De klacht houdt in dat verweerder klaagster onvoldoende heeft geïnformeerd over de mogelijkheden in en de voortgang van haar zaak, dat verweerder klaagster onder druk zou hebben gezet en zonder haar instemming een regeling zou hebben getroffen. Alle klachten zijn ongegrond.

Beslissing van 7 oktober 2013

in de zaak 13-82

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw [naam]

[adres]

klaagster

tegen:

mr. [naam]

advocaat te [plaats]

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 27 maart 2013 met kenmerk RvT 1112-9460, door de raad ontvangen op 28 maart 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 10 juni 2013 in aanwezigheid van klaagster, vergezeld door haar nicht, mevrouw [naam], en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- voormelde brief van de deken en van de stukken 1 tot en met 8 die zijn vermeld op de zich bij deze brief bevindende inventarislijst;

- het faxbericht van verweerder d.d. 10 juni 2013 met als bijlage een kopie van de factuur met urenspecificatie d.d. 7 augustus 2012.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 In augustus 2011 heeft klaagster zich tot verweerder gewend met het verzoek haar bij te staan bij de verdere afwikkeling van de gevolgen van haar echtscheiding.

2.3 Op 10 augustus 2011 heeft klaagster een opdrachtbevestiging ondertekend waarin is overeengekomen dat verweerder zijn werkzaamheden ten behoeve van klaagster zou verrichten op basis van een uurtarief van € 150,-- (excl. 6 % kantoorkosten en BTW), ondanks het feit dat klaagster in aanmerking komt voor gefinancierde rechtshulp.

2.4 Op het moment dat klaagster zich tot verweerder wendde had de (toenmalige) rechtbank Utrecht kort daarvoor, bij beschikking d.d. 13 juli 2011, bepaald dat klaagster een bedrag van € 8.065,42, zijnde de helft van het nog openstaande saldo van een voor het huwelijk door haar ex echtgenoot aangegane lening bij de DSB bank, aan haar ex echtgenoot diende te betalen. Klaagster was en is het met deze uitspraak niet eens.

2.5 Verweerder heeft klaagster geadviseerd om geen hoger beroep in te stellen tegen de beschikking d.d. 13 juli 2011 maar om in plaats daarvan haar voormalig advocaat, mr. G. aansprakelijk te stellen, nu deze naar het oordeel van verweerder een beroepsfout had gemaakt in de procedure die leidde tot de beschikking van 13 juli 2011. Verweerder heeft dit advies vastgelegd in zijn e-mail aan klaagster d.d. 11 oktober 2011. Op 11 oktober 2011 heeft klaagster gereageerd op deze e-mail en verklaard akkoord te gaan met dit advies.

2.6 Verweerder heeft aldus namens klaagster op 24 mei 2012 een dagvaarding uitgebracht jegens haar voormalig advocaat mr. G.

2.7 Het geschil met mr. G. is beëindigd door een vaststellings-overeenkomst d.d. 30 juni 2012 waarin is overeengekomen dat aan klaagster een bedrag van € 13.000,-- zal worden uitgekeerd ten titel van schadevergoeding. Dit bedrag is betaald op de derdengeldrekening van het kantoor van verweerder.

2.8 Klaagster heeft op 5 juli 2012 een verklaring ondertekend waarin is vermeld dat van het bedrag van € 13.000,-- een bedrag van

€ 8.000,-- aan haar zou worden overgemaakt, onder aftrek van een openstaande factuur van € 107,40 en dat het resterende bedrag van € 5.000,-- overgemaakt zou worden naar de kantoorrekening van verweerder in verband met de declaratie voor de advocaatkosten en griffierechten in de zaak tegen mr. G.

2.9 Verweerder heeft klaagster tevens bijgestaan in een procedure tot wijziging van verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen klaagster en haar ex-echtgenoot en in een procedure tot wijziging van de kinderalimentatie. De eerste procedure heeft geleid tot de beschikking d.d. 8 augustus 2012 van de (voormalige) rechtbank Utrecht waarin de zorgregeling is geconcretiseerd en een informatie-en consultatieplicht is opgelegd door de rechtbank. In de procedure  tot wijziging kinderalimentatie heeft de (voormalige) rechtbank Utrecht op 29 augustus 2012 een beschikking afgegeven waarin het verzoek van klaagster tot verhoging van de kinderalimentatie is afgewezen.

2.10 Bij brief met bijlagen door de deken ontvangen op 10 oktober 2012 heeft klaagster zich beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a) klaagster tegenstrijdige en onjuiste informatie te geven over de mogelijkheden binnen, en de voortgang van haar zaak;

b) zonder instemming van klaagster regelingen te treffen in haar zaak;

c) klaagster onder druk te zetten om een schikkingsovereenkomst met (de verzekeraar van) haar voormalig advocaat te sluiten.

3.2 Klaagster stelt dat het haar niet duidelijk is waarom zij geen

€ 13.000,-- maar slechts € 8.000,-- heeft ontvangen op grond van de schikking met mr. G.

3.3 Klaagster stelt tevens dat zij door toedoen van verweerder geen hoger beroep heeft ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank van 13 juli 2011. Zij had dit wel gewild en heeft er nog steeds veel moeite mee dat zij moet meebetalen aan een schuld die haar ex-echtgenoot is aangegaan.

4 VERWEER

4.1 Verweerder stelt zich op het standpunt dat alles wat er gebeurd is in de dossiers van klaagster met haar is besproken en met haar instemming is gebeurd.

4.2 In verband met de tijdsbesteding van ca. 33 uur in de zaak tegen mr. G. is verweerder met klaagster overeengekomen dat van het bedrag van € 13.000,-- dat klaagster zou ontvangen, een bedrag van € 5.000,-- (incl. BTW) aan hem zou toekomen als vergoeding voor zijn werkzaamheden.

Verweerder stelt dat hij klaagster heeft geadviseerd een regeling te treffen met haar ex-echtgenoot, die op grond van de inmiddels onherroepelijke beschikking d.d. 13 juli 2011 recht had op een door klaagster aan hem te betalen bedrag van € 8.065,42. Haar ex-echtgenoot bleek bereid zijn vordering af te kopen voor € 4.000,-- onder de voorwaarde dat beide partijen gedurende een periode van twee jaar af zouden zien van de mogelijkheid om verhoging of verlaging van de geldende kinderalimentatie te verzoeken, waarbij haar ex-echtgenoot tevens bereid bleek de alimentatie te verhogen naar € 150,-- per maand. Verweerder stelt dat hij klaagster dringend heeft geadviseerd dit voorstel te accepteren. Van onder druk zetten is geen sprake geweest.

5 BEOORDELING

ad klachtonderdeel a)

5.1 De raad constateert dat verweerder klaagster steeds schriftelijk heeft bevestigd wat hij met haar besproken heeft en dat belangrijke afspraken door klaagster voor akkoord zijn ondertekend. Bij de stukken bevindt zich een e-mail van verweerder aan klaagster van 11 oktober 2011 waarin verweerder de inhoud van een bespreking op 6 oktober 2011 met klaagster heeft bevestigd. Daarin staat dat verweerder klaagster op 6 oktober 2011 heeft meegedeeld dat hij een hoger beroep tegen de beschikking van 11 juli 2011 niet kansrijk achtte. Tevens heeft verweerder klaagster in deze e-mail bericht van oordeel te zijn dat de voormalig advocaat van klaagster, mr. G., een beroepsfout had gemaakt. Verweerder heeft klaagster geadviseerd om mr. G. aansprakelijk te stellen voor de schade die klaagster als gevolg van de door mr. G. gemaakte beroepsfout heeft geleden. 

5.2 Klaagster heeft ingestemd met het advies van verweerder om geen hoger beroep in te stellen maar in plaats daarvan mr. G. aansprakelijk te stellen. Dat blijkt uit haar e-mail van 11 oktober 2011 aan verweerder. Verweerder heeft klaagster bij e-mail van 22 maart 2012 het concept van de dagvaarding toegestuurd met een toelichting daarbij. Op 23 mei 2012 heeft verweerder klaagster een e-mail met de definitieve dagvaarding gestuurd.

5.3 Uit het bovenstaande blijkt dat verweerder in de kwestie van de afwikkeling van de huwelijksgemeenschap de door partijen overeengekomen marsroute heeft gevolgd, dat hij klaagster steeds op de hoogte heeft gehouden van belangrijke ontwikkelingen en dat de gevolgde route uiteindelijk een voor klaagster gunstig resultaat heeft opgeleverd. Op grond van de met mr. G. getroffen schikking heeft klaagster immers haar schade bijna volledig vergoed gekregen en ook een vergoeding voor de door haar in die zaak gemaakte advocaatkosten en griffierecht ontvangen.

5.4 Ook uit de stukken die zich in het dossier bevinden met betrekking tot de procedures tot wijziging kinderalimentatie en tot wijziging van verdeling van de zorg- en opvoedingstaken blijkt niet dat verweerder klaagster onjuist heeft geïnformeerd of tegenstrijdige informatie heeft verstrekt.

5.5 Klaagster heeft gesteld dat haar niet duidelijk was waarom zij geen € 13.000,-- maar slechts € 8.000,-- heeft ontvangen op grond van de schikking met mr. G. Verweerder heeft aangegeven dat hij met klaagster besproken heeft dat het bedrag  van € 5.000,-- naar zijn kantoorrekening zou worden overgemaakt in verband met de advocaatkosten en griffierechten. Klaagster heeft op 5 juli 2012 een verklaring ondertekend ten blijke van haar instemming. Na de mondelinge behandeling van de klacht op 10 juni 2013 heeft verweerder zijn bij deze afspraak behorende declaratie met een urenspecificatie naar de griffie van de raad en aan klaagster gestuurd. De raad constateert dat de declaratie overeenstemt met de inhoud van de door klaagster ondertekende verklaring.

5.6 De raad concludeert dat op geen enkele wijze is gebleken dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Klachtonderdeel a) is ongegrond.

ad klachtonderdeel b) en c)

5.7 Klachtonderdelen b) en c) lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

5.8 De vaststellingsovereenkomst met mr. G is door klaagster op 30 juni 2012 ondertekend. Op 5 juli 2012 heeft klaagster de verklaring ondertekend met betrekking tot de verrekening van advocaatkosten. Op geen enkele wijze is gebleken dat klaagster niet instemde met de inhoud van de vaststellingovereenkomst of van de verklaring of dat zij onder druk is gezet. Hier was ook geen reden toe, nu de schade die klaagster geleden had vrijwel volledig vergoed is.

5.9 Begin september 2012 heeft er overleg tussen klaagster en verweerder plaatsgevonden over de beschikking van de rechtbank d.d. 29 augustus 2012 waarbij het verzoek van klaagster tot verhoging van de door haar ex-echtgenoot aan haar te betalen kinderalimentatie is afgewezen en over de voldoening van de schuld van ruim € 8.000,-- van klaagster aan haar ex-echtgenoot. Verweerder stelt dat hij klaagster heeft geadviseerd een regeling te treffen met haar ex-echtgenoot. Verweerder heeft de inhoud van deze bespreking bevestigd in zijn e-mail van 13 september 2012 aan klaagster.

5.10 Ook in deze kwestie is niet gebleken dat verweerder zonder instemming van klaagster regelingen heeft getroffen of klaagster onder druk heeft gezet. Klachtonderdelen b) en c) zijn eveneens ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

Verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.

Aldus op 10 juni 2013 in raadkamer gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. A.T. Bolt, J.H. Brouwer, A. Gerritsen-Bosselaar en J.A. Holsbrink, leden, bijgestaan door mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 oktober 2013.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 9 oktober 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

en per gewone post aan:

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Midden-Nederland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.