ECLI:NL:TADRARN:2013:127 Raad van Discipline Arnhem 12-42

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2013:127
Datum uitspraak: 28-10-2013
Datum publicatie: 29-11-2013
Zaaknummer(s): 12-42
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: klacht tegen eigen advocaat dat deze te weinig inzicht zou hebben gegeven in de financiële  afspraken, verkeerde en niet gespecificeerde declaraties verstuurd zou hebben, geen inzicht zou hebben gegeven in verrekening van voorschotten en dat hij de belangen van klager onvoldoende voortvarend en deskundig zou hebben behartigd. Raad verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Beslissing van 28 oktober 2013

in de zaak 12-42

naar aanleiding van de klacht van:

de heer [naam]

[adres]

klager

tegen:

mr. [naam]

advocaat te [plaats]

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 14 maart 2012 met kenmerk K 11/61, door de raad ontvangen op 15 maart 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het voormalig arrondissement Arnhem de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 10 september 2012 in aanwezigheid van klager en de door hem meegebrachte getuigen, de heren [naam getuige] en [naam getuige]. Verweerder is op die zitting niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 Op 15 oktober 2012 heeft de raad een tussenbeslissing genomen waarbij de klacht voor nader onderzoek is terugverwezen naar mr. P.M. Wilmink, deken van de orde van advocaten in het toenmalige arrondissement Arnhem.

1.4 Bij brief aan de raad van 14 januari 2013 met kenmerk K 11/61, door de raad ontvangen op 15 januari 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland de klacht opnieuw ter kennis van de raad gebracht.

1.5 De klacht is opnieuw behandeld ter zitting van de raad van 10 juni 2013 in aanwezigheid van klager, bijgestaan door zijn advocaat mr. F. van Hoef en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6 De raad heeft kennis genomen van:

- de brief d.d. 14 maart 2012 van de deken en van de op de zich daarbij bevindende inventarislijst genoemde stukken 1 tot en met 11;

- de tussenbeslissing d.d. 15 oktober 2012;

- de brief met bijlagen d.d. 14 januari 2013 van de deken.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder heeft in de periode 26 maart 2009 tot begin 2011 rechtsbijstand verleend aan klager in privé en verschillende vennootschappen waarin klager bestuurder was.

2.3 Verweerder heeft in februari 2011 zijn rechtsbijstand aan klager en zijn vennootschappen beëindigd.

2.4 Verweerder is een incassoprocedure tegen klager gestart bij de rechtbank Arnhem ter incasso van een aantal onbetaalde facturen. In deze procedure is nog geen eindvonnis gewezen.

3 KLACHT

3.1 Voor een weergave van de klacht verwijst de raad naar punt 2.1 onder a) tot en met j) van de tussenbeslissing d.d. 15 oktober 2012.

3.2 Ter toelichting op de diverse klachtonderdelen, heeft klager ter zitting van 10 juni 2013 verklaard dat de kern van zijn klacht is dat verweerder in strijd met regel 1 en regel 8 van de Gedragsregels heeft gehandeld.

4 VERWEER

4.1 Het verweer komt bij de bespreking van de diverse klachtonderdelen aan de orde.

5 BEOORDELING

ad klachtonderdelen a), b) en c)

5.1 Klachtonderdelen a), b) en c) lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

5.2 Als bijlage 1 bij zijn brief d.d. 8 december 2012 aan de deken heeft verweerder een overzicht overgelegd van alle door zijn kantoor voor klager en zijn vennootschappen behandelde zaken.

Tevens heeft verweerder een kopie van zijn brief aan klager d.d. 26 maart 2009 overgelegd waarin hij de opdracht heeft bevestigd. Voor twee dossiers is een opdrachtformulier  “overeenkomst van opdracht [naam kantoor verweerder] advocaten” ingevuld. Dit zijn het dossier [naam klager/ naam wederpartij] (dossiernr. 323) en [naam klager/ naam wederpartij] bodem (dossiernr. 564). Uit deze, door beide partijen ondertekende opdrachtformulieren, blijkt dat voor de [naam wederpartij] zaak een uurtarief van € 200,-- (excl. 8 % kantoorkosten en BTW) is afgesproken. In het vakje “indicatie kosten” is “nog te bepalen” ingevuld. Bij het vakje “belang” is ca.1,8 miljoen ingevuld. Op de overeenkomst van opdracht met betrekking tot het dossier [naam klager/ naam wederpartij] staat bij uurtarief € 220,--, bij belang ca. € 70.000,-- en bij voorschot € 7.500,-- .

5.3 Als bijlage 3 tot en met 11 heeft verweerder overzichten van verzonden en betaalde facturen overgelegd waaruit blijkt aan wie de facturen zijn verzonden en wie de facturen heeft betaald. Op deze overzichten zijn ook de voorschotten te zien en de wijze waarop de voorschotten verrekend zijn. Ook blijkt uit de overzichten welke bedragen aan honorarium, verschotten, kantoorkosten en BTW in rekening zijn gebracht. De overzichten zijn voorzien van uitdraaien van  urenlijsten waarop de gewerkte uren zijn vermeld.

5.4 De raad constateert dat verweerder in zijn brief met bijlagen d.d. 8 december 2012 duidelijkheid heeft geschapen omtrent de financiële afspraken die hij met klager heeft gemaakt. Uit de opdrachtbevestiging en de ondertekende overeenkomsten van opdracht blijkt dat de financiële consequenties van de opdracht door verweerder met klager zijn besproken. Door klager periodiek declaraties te sturen heeft verweerder klager op de hoogte gehouden van de financiële gevolgen van de door hem verrichte werkzaamheden.

5.5 Als reactie op de brief met bijlagen d.d. 8 december 2012 van verweerder heeft klager ter zitting bij monde van zijn advocaat verklaard dat de overzichten te laat, onvolledig en onjuist zijn. Klager heeft echter nagelaten concreet aan te geven op welke punten hij zich -nog steeds- onvoldoende geïnformeerd acht. Gelet op het voorgaande zijn de klachtonderdelen a), b) en c) ongegrond.

ad klachtonderdeel d) en e)

5.6 Klachtonderdelen d) en e) lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

5.7 Verweerder heeft zowel schriftelijk, in zijn brieven d.d. 28 februari 2011, 7 november 2011, 18 december 2011 en 8 december 2012, als mondeling ter zitting, gemotiveerd betwist dat hij onvoldoende informatie heeft verschaft over het verloop van de zaken en dat hij de belangen van klager onvoldoende voortvarend en deskundig heeft behartigd en onvoldoende voortvarend en deskundig heeft geprocedeerd.

5.8 De raad overweegt dat een advocaat voor de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt heeft behartigd ten volle verantwoordelijk is. De tuchtrechter dient te beoordelen of er sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degene wiens belangen hij behartigt of behoort te behartigen.  Daarbij is uitgangspunt dat een advocaat bij het, in overleg met de cliënt, te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel pas geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak zodanig optreedt en adviseert dat de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

5.9 Uit de dossierstukken, alsmede het verhandelde ter zitting is de raad niet gebleken dat verweerder in de zaken die hij voor klager en zijn vennootschappen heeft behandeld kennelijk onjuist heeft opgetreden of onjuist heeft geadviseerd. Klager heeft niets ingebracht tegen de gemotiveerde betwisting door verweerder. Klachtonderdelen d) en e) zijn derhalve ongegrond.

ad klachtonderdeel f)

5.10 Klager stelt schade te hebben geleden doordat verweerder zich heeft teruggetrokken uit lopende zaken omdat voorschotten niet werden voldaan. In zijn brief d.d. 24 augustus 2011 aan de deken heeft klager dit klachtonderdeel geconcretiseerd door te stellen dat verweerder het dossier niet tijdig en niet volledig zou hebben overgedragen aan de opvolgend advocaat waardoor deze tijdens een zitting met de mond vol tanden zat.

5.11 Verweerder heeft ook dit verwijt, in zijn brief d.d. 7 november 2011,  gemotiveerd betwist door te stellen dat het betreffende dossier wel degelijk is overdragen. De raad constateert dat de feiten die door klager ten grondslag zijn gelegd aan het verwijt niet zijn komen vast te staan. Ook klachtonderdeel f) is derhalve ongegrond.

ad klachtonderdeel g)

5.12 Verweerder heeft aangegeven dat hij zowel bij aanvang van zijn rechtsbijstand aan klager als in een later stadium met klager de mogelijkheid van het aanvragen van een toevoeging heeft besproken. Gelet op het vermogen van klager als ook op het feit dat klager rechtsbijstand  verzocht in het kader van de uitoefening van beroep of bedrijf waarbij het ging om (een) rechtsperso(o)n (en), was het duidelijk dat klager niet voor door de overheid gesubsidieerde rechtsbijstand in aanmerking kwam. Verweerder heeft dit schriftelijk bevestigd in zijn brief aan klager d.d. 26 maart 2009.

5.13 De raad concludeert dat niet is komen vast te staan dat verweerder in gebreke is gebleven klager te informeren over de mogelijkheid om een toevoeging aan te vragen. Ook klachtonderdeel g) is ongegrond.

ad klachtonderdeel h)

5.14 Uit de door verweerder overgelegde uitdraaien uit zijn dossieradministratie blijkt dat de door hem verrichte werkzaamheden duidelijk gespecificeerd zijn. Daar waar het ging om reistijd blijkt dat uit de urenspecificatie. Ook reiskosten zijn apart vermeld. Uit de specificaties blijkt voorts dat de werkzaamheden die niet door verweerder zijn verricht maar door zijn stagiaire tegen een uurtarief van € 135,-- zijn gedeclareerd. Ook klachtonderdeel h) is derhalve ongegrond.

ad klachtonderdeel i)

5.15 Verweerder heeft gemotiveerd betwist dat hij in gebreke is gebleven bij de overdracht van het dossier [naam wederpartij] aan de opvolgend raadsman van klager. De feiten die door klager aan dit verwijt ten grondslag zijn gelegd zijn, noch op grond van de dossierstukken, noch op grond van het verhandelde ter zitting, vast komen te staan. Dit klachtonderdeel deelt het lot van de overige klachtonderdelen.

ad klachtonderdeel j)

5.16 Ook dit verwijt is door klager niet onderbouwd. Klachtonderdeel j) is eveneens ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

Verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.

Aldus op 10 juni 2013 in raadkamer gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. A.T. Bolt, J.H. Brouwer, A. Gerritsen-Bosselaar en J.A. Holsbrink, leden, bijgestaan door mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van  28 oktober 2013.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 30 oktober 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

en per gewone post aan:

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Gelderland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.