ECLI:NL:TADRARN:2013:126 Raad van Discipline Arnhem 13-169

ECLI: ECLI:NL:TADRARN:2013:126
Datum uitspraak: 16-09-2013
Datum publicatie: 28-11-2013
Zaaknummer(s): 13-169
Onderwerp: Artikel 60 b e.v., subonderwerp: Artikel 60 c Advocatenwet
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: voorzittersbeslissing Verzoek van de deken, ter zitting beperkt tot een onderzoek ex art 60c Advocatenwet, door de voorzitter van de Raad van Discipline toegewezen,  gelet op zorgelijke signalen met betrekking tot de praktijkvoering van verweerder.

Beslissing van 16 september 2013

in de zaak 13-169

naar aanleiding van het verzoek van:

de heer L.J. Böhmer, in zijn hoedanigheid van

deken van de Orde van Advocaten Midden-Nederland

verzoeker

tegen:

mr. S.

verweerder

1. Bij brief van 26 augustus 2013 met kenmerk RvT 13-0199/LB/fd, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland een verzoek primair ex art 60ab Advocatenwet en subsidiair ex art 60c Advocatenwet gericht tegen verweerder aan de raad toegezonden. Het verzoek is behandeld ter zitting van de raad van 9 september 2013. Verzoeker, bijgestaan door mevrouw drs. F.A. Doesburg en verweerder, bijgestaan door mr. M., advocaat te Utrecht, zijn ter zitting verschenen.

2. Ter zitting heeft de deken het primaire verzoek ex art 60ab Advocatenwet als gevolg van een enkele positieve ontwikkelingen die zich in de week voorafgaand aan de zitting hebben voorgedaan, ingetrokken. Ter beoordeling van de voorzitter van de raad ligt thans derhalve enkel het verzoek ex artikel 60c Advocatenwet tot het instellen van een onderzoek naar de toestand waarin de praktijk van verweerder zich bevindt voor, omdat de deken aanwijzingen heeft dat verweerder geen blijk heeft gegeven tijdelijk of blijvend zijn praktijk behoorlijk uit te kunnen oefenen.

3. De deken heeft aan zijn verzoek de volgende feiten en omstandigheden ten grondslag gelegd.

a. Verweerder blijft herhaaldelijk in gebreke met het nakomen van zijn verplichtingen als advocaat. Zo verzuimt hij (tijdig) opgave te doen in het kader van de Centrale Controle Verordeningen en had hij tot voor kort geen advocatenpas (aangevraagd). Voorts had hij op moment van indiening van het onderhavige verzoek de hoofdelijke omslag over de periode september-december 2012 en over het Ordejaar 2013 niet voldaan. E-mails die op 8 juli 2013 door het Bureau van de Orde aan het tot dan toe bekende e-mailadres van verweerder zijn toegestuurd, konden niet worden bezorgd, omdat het e-mailadres onjuist zou zijn. Verweerder heeft BAR beheer noch de Orde op de hoogte gebracht van een wijziging in zijn contactgegevens.

b. Verweerder kwam op moment van het indienen van het onderhavige verzoek de financiële verplichtingen ten opzichte van een cliënt, de heer H., voor wie hij een bedrag had ontvangen, niet na. Het bedrag werd ontvangen op zijn rekening courant en kon niet aan de cliënt worden doorbetaald, gelet op de debetstand van de rekening courant van verweerder.

c. Verweerder heeft een liquiditeitstekort hetgeen zorgelijk is en blijkt uit de volgende omstandigheden: 

- de belastingdienst heeft voorlopige en ambtshalve aanslagen opgelegd tot een bedrag van circa € 100.000,--. Over de jaren 2009 tot en met 2012 is nog geen aangifte gedaan, hetgeen verband houdt met het feit dat verweerder zijn boekhouder niet kon betalen;

- er is sprake van een - in relatie tot de omzet- hoge post (dubieuze)  debiteuren;

- verweerder is in 2009 gescheiden. Verweerder heeft een achterstand in het betalen van kinderalimentatie;

- verweerder heeft een rekening courantschuld  tot het maximum van een kredietlimiet van € 75.000,--. De afdeling bijzonder beheer van de bank is ingeschakeld.

d. Op de derdengeldrekening van verweerder is ten behoeve van een cliënte, mevrouw A., een bedrag van € 84.000,-- ontvangen. Verweerder heeft aanvankelijk medegedeeld een bedrag van € 50.000,-- in contanten aan de partner van de betrokken cliënte te hebben voldaan en de rest met openstaande rekeningen te hebben verrekend. Nadien is verweerder daarop teruggekomen en heeft medegedeeld dat de medebestuurder van de Stichting Derdengelden slechts met girale betalingen akkoord ging. Ten tijde van het indienen van het onderhavige verzoek had verweerder geen verantwoording afgelegd met betrekking tot het betalingsverkeer op de derdengeldrekening.

e. In voornoemde kwestie, waarin verweerder optrad voor mevrouw A., zijn de werkzaamheden aan een onderneming in rekening gebracht. De deken vermoedt dat dit is gebeurd in verband met het (ten onrechte) in aftrek brengen van de btw door de onderneming.

4. De deken heeft zijn verzoek ex artikel 60ab Advocatenwet ingetrokken omdat er recentelijk positieve ontwikkelingen te constateren zijn. Inmiddels is verweerder in het bezit van een advocatenpas, heeft hij het aan de heer H. toekomende bedrag en de hoofdelijke omslag betaald, heeft hij bewijzen overgelegd van de betaling van derdengelden ad € 84.000,-- en is de accountant bezig met het inzichtelijk maken van de financiële situatie.

5. Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden zijn er voldoende aanwijzingen voor het instellen van een onderzoek naar de toestand van de praktijk van verweerder ex artikel 60c Advocatenwet. Bovendien heeft verweerder erkend dat de situatie met betrekking tot zijn praktijk een verre van wenselijke is en zich daarvoor verantwoordelijk betoond.  Verweerder beseft dat hij hulp nodig heeft bij het aanpakken van de diverse problemen. Hij zal dan ook ten volle zijn medewerking verlenen. Namens verweerder heeft mr. M. aangevoerd dat het de voorkeur verdient een “stille curator” te benoemen, die op basis van een drie-partijenovereenkomst tussen verweerder, de deken/de Raad van Toezicht en de rapporteur/coach, verweerder zal bijstaan. Dat gaat verder dan de rol die een rapporteur ex art 60c Advocatenwet zal (kunnen) vervullen. Verweerder heeft zich akkoord verklaard met de benoeming van mr. G., advocaat te L., tot rapporteur.

BESLISSING

a. beveelt een onderzoek ex artikel 60c Advocatenwet naar de toestand waarin de praktijk van verweerder zich bevindt, in het bijzonder naar de organisatorische en financiële toestand van diens praktijk en naar de vraag of  verweerder al dan niet in staat moet worden geacht zijn praktijk behoorlijk uit te oefenen;

b. benoemt mr. G., advocaat te L. als rapporteur;

c. bepaalt dat mr. G. bevoegd is elke plaats te betreden waarin de praktijk van verweerder wordt uitgeoefend en gerechtigd is tot inzage van de dossiers, boeken, bescheiden, financiële administratie  van de praktijk van verweerder en van  de Stichting Derdengelden en andere gegevendragers betrekking hebbend op de praktijk van verweerder waarvan mr. G. de kennisneming in verband met een juiste vervulling van zijn taak nodig acht, zo nodig met behulp van de sterke arm van politie en justitie;

d. draagt verweerder op mr. G. alle medewerking en gevraagde inlichtingen te verschaffen die hij nodig heeft voor de uitvoering van de hem gegeven opdracht, waarbij de noodzaak daartoe uitsluitend wordt bepaald door mr. G.;

e. bepaalt dat binnen ten hoogste vier weken na dagtekening van deze beslissing verslag zal worden uitgebracht over de toestand waarin de praktijk van verweerder zich bevindt;

f. bepaalt dat mr. G. als rapporteur een vergoeding toekomt voor de werkzaamheden die hij als rapporteur verricht ten bedrage van € 225,-- per uur, tot een maximum van € 7.000,-- exclusief btw en apart te specificeren onkosten;

g. bepaalt dat de vergoeding hangende het onderzoek op verzoek van de rapporteur kan worden verhoogd.

Aldus gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. P.J.G. van den Boom als griffier op 17 september 2013.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 17 september 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- verweerder

en per gewone post aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

-   de deken van de Nederlandse Orde van advocaten

Ingevolge artikel 60c lid 4 van de Advocatenwet kunnen verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Arnhem, Postbus 30214, 6803 AE Arnhem (fax: 026 - 359 36 01). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.

Het verzet schorst de werking van de onderhavige beslissing niet.