ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4287 Raad van Discipline Amsterdam 13-106A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4287
Datum uitspraak: 17-05-2013
Datum publicatie: 21-05-2013
Zaaknummer(s): 13-106A
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij. Verweerder zou zijn cliënte onjuist hebben geadviseerd. Klager kennelijk niet-ontvankelijk wegens gebrek aan belang. Daarnaast zou verweerder leed hebben veroorzaakt door de politie in te schakelen, ontijdig op correspondentie hebben geantwoord en met de inhoud van zijn reactie extra kosten hebben veroorzaakt, en suggestieve opmerkingen hebben gemaakt jegens klager door uit zijn correspondentie te citeren. Kennelijk ongegrond.  

Beslissing van 17 mei 2013

in de zaak 13-106A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

de heer mr.

advocaat te Amsterdam

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 18 april 2013, door de raad ontvangen op 19 april 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klager en zijn echtgenote zijn verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. Verweerder staat de echtgenote van klager bij. Het betreft derhalve een klacht over de advocaat van de wederpartij.

1.3 Klager en zijn echtgenote hebben afspraken gemaakt over de omgang met hun kinderen. Op 25 oktober 2012 heeft klagers echtgenote de politie ingeschakeld omdat zij van mening was dat de kinderen op die dag bij haar dienden te zijn.

1.4 Op 15 november 2012 heeft klager zijn echtgenote een e-mailbericht gezonden, waarin hij mededeelt welk deel van de komende schoolvakanties de kinderen bij hem zullen verblijven. Letterlijk schrijft hij:

“Om problemen te voorkomen in de toekomst stuur ik je hierbij een overzicht van de schoolvakanties en de dagen dat de kinderen bij mij zijn. De dagen dat de kinderen bij mij zijn heb ik bij mijn werkgever moeten vastleggen.”

1.5 Verweerder heeft hierop bij faxbrief aan klagers advocaat van 10 december 2012 als volgt gereageerd, voor zover van belang:

“Van cliënte heb ik het voorstel van uw cliënt ontvangen waarin hij ‘om problemen te voorkomen’ een overzicht heeft gemaakt van de verdeling van de komende schoolvakanties dat de kinderen bij hem zullen zijn.

Cliënte gaat akkoord met de verdeling van de kerstvakantie. Begin januari 2013 zal zij vervolgens een tegenvoorstel doen wat de verdeling van de overige schoolvakanties betreft.”

1.6 Op 19 december 2012 heeft verweerder klagers advocaat laten weten dat hij nog niet heeft vernomen van klager over de kerstvakantie en dat hij graag van hem zou vernemen of en, zo ja, hoe laat klager de kinderen bij zijn ex-echtgenote komt ophalen.

2 KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet nu hij:

a. zijn cliënte onjuist heeft geadviseerd doordat hij in een brief aan klager heeft gemeld dat verweerders cliënte de politie zou inschakelen indien klager de kinderen niet bij zijn echtgenote zou inleveren;

b. onnodig leed heeft veroorzaakt bij zeer jonge kinderen, door het inschakelen van politie;

c. niet binnen afzienbare tijd antwoord heeft gegeven op post van klager over de vakanties van de kinderen;

d. onnodig extra kosten heeft “geforceerd” doordat klager moest antwoorden op een onnodige vraag; en

e. suggestieve opmerkingen heeft gemaakt door in zijn brief van 10 december 2012 de passage “om problemen te voorkomen” heeft geciteerd uit de e-mail van klager van 15 november 2012.

3 BEOORDELING

3.1 Op de klacht kan met toepassing van artikel 46g Advocatenwet door de voorzitter worden beslist. De klachtonderdelen zullen in het navolgende achtereenvolgens worden behandeld.

3.2 Bij de beoordeling van de klachtonderdelen stelt de voorzitter voorop dat aan de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

3.3 Ten aanzien van klachtonderdeel a) geldt het volgende. Niet klager is verweerders cliënt, maar diens echtgenoot is dat. Klager kan niet klagen over de kwaliteit van de dienstverlening aan zijn wederpartij. Daarbij heeft hij immers geen belang.

3.4 Ten aanzien van klachtonderdeel a) is klager dan ook kennelijk niet-ontvankelijk.

3.5 Ten aanzien van klachtonderdeel b) geldt het volgende. Verweerders cliënt heeft op 25 oktober 2012 contact gezocht met de politie. Het dossier biedt geen enkel aanknopingspunt voor de stelling dat verweerder daarin enige hand heeft gehad, zodat er geen grond is voor een verwijt aan verweerder te dien aanzien.

3.6 Klachtonderdeel b) is dan ook kennelijk ongegrond.

3.7 De overige klachtonderdelen zien op de wijze waarop verweerder heeft gereageerd op de e-mail van klager aan zijn echtgenote van 15 november 2012 over het verblijf van de kinderen bij klager tijdens de schoolvakanties.

3.8 Aan verweerder wordt allereerst verweten dat hij eerst 48 uur voor het begin van de kerstvakantie, te weten op 19 december 2012, op die mail heeft gereageerd. Daargelaten wat er overigens van dit verwijt zij, is het in ieder geval feitelijk onjuist. Uit het klachtdossier (p. 9) blijkt immers dat verweerder reeds op 10 december 2012 schriftelijk en inhoudelijk op de bewuste e-mail van klager heeft gereageerd en heeft ingestemd met de door klager gewenste invulling van de kerstvakantie. Daarnaast verwijt klager aan verweerder dat er – anders dan toegezegd in verweerders bericht van 10 december 2012 – begin januari 2013 geen tegenvoorstel voor de overige vakanties is gedaan en dit op 12 februari 2013 nog steeds niet was gebeurd. Verweerder heeft naar aanleiding van dit verwijt slechts opgemerkt dat hij de advocaat van klager op 25 februari 2013 heeft laten weten dat zijn cliënte zich wenst te houden aan de door de rechtbank vastgestelde omgangsregeling en dat het klager vrij staat een verzoek in te dienen bij de rechtbank indien hij de kinderen ook tijdens de vakanties bij zich wenst te hebben. Door eerst op 25 februari 2013 in deze zin te reageren heeft verweerder de hem toekomende vrijheid om de belangen van zijn eigen cliënt te behartigen niet overschreden. Klachtonderdeel c) is dan ook kennelijk ongegrond.

3.9 De in klachtonderdeel d) bedoelde vraag is de vraag uit het in 1.6 geciteerde bericht. Volgens verweerder betreft het een onnodige vraag en is hij daarmee onnodig op kosten gejaagd. Dit verwijt treft reeds daarom geen doel omdat niet kan worden ingezien dat het een onnodige vraag betreft. Gesteld noch gebleken is dat reeds was afgesproken dat klager de kinderen op een bepaald tijdstip zou ophalen bij zijn echtgenote. Ook klachtonderdeel d) is daarom kennelijk ongegrond.

3.10 Ten aanzien van klachtonderdeel e) geldt het volgende. Uit de bovengenoemde maatstaf volgt reeds dat een advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over zijn wederpartij. Het enkele feit dat verweerder een zinsnede uit een e-mail van klager citeert is echter niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

3.11 Klachtonderdeel e) is ook kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart klager in klachtonderdeel a) kennelijk niet-ontvankelijk en verklaart de klachtonderdelen b) t/m e) kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. drs. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 17 mei 2013.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 17 mei 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.