ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4237 Raad van Discipline Amsterdam 13-093A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4237
Datum uitspraak: 02-05-2013
Datum publicatie: 14-05-2013
Zaaknummer(s): 13-093A
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Verweerder zou hebben getalmd met het doorbetalen van gelden op zijn derdenrekening en vervolgens ten onrechte geen overleg hebben gevoerd bij doorbetaling aan een deurwaarder die executoriaal beslag had gelegd. Ook zou verweerder de deurwaarder ten onrechte met de deurwaarder hebben overlegd. Kennelijk ongegrond.

Beslissing van 2 mei 2013

in de zaak 13-093A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

de heer

advocaat te Amsterdam

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 2 april 2013, door de raad ontvangen op 4 april 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klager heeft gelden in depot gestort op de rekening van de Stichting Beheer Derdengelden van verweerders kantoor, in het kader van een tussen klager en verweerders cliënten lopende procedure bij de rechtbank te Alkmaar.

1.3 De rechtbank heeft in de betreffende procedure op 18 april 2012 vonnis gewezen. Na het verstrijken van de beroepstermijn op 18 juli 2012 heeft klager verweerder verzocht om het bedrag dat verweerder in depot hield, aan hem te voldoen. Verweerder heeft klager vervolgens gevraagd om hem een verklaring van non-appel te verstrekken, alvorens verweerder bereid was om de gelden aan klager uit te betalen.

1.4 Verweerder heeft vervolgens een deel van het bedrag aan een gerechts-deurwaarderskantoor doen overmaken, ingevolge een onder de Stichting Beheer Derdengelden gelegd executoriaal beslag, en het restant  aan klager doen uitbetalen.

2 KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet nu hij:

a. door een vertragingstactiek de door klager op de derdenrekening van verweerder gestorte gelden langer dan nodig op zijn derdenrekening heeft laten staan door, nadat de vordering van zijn cliënt bij vonnis van 18 april 2012 was afgewezen, eerst een verklaring van non-appel te eisen voordat hij tot uitbetaling aan klager zou overgaan;

b. zonder overleg met klager (een gedeelte van) de door klager op de derdengeldrekening van verweerder gestorte gelden heeft uitbetaald aan de deurwaarder, die executoriaal derdenbeslag had gelegd ten laste van klager; en

c. contact heeft opgenomen met de beslagleggende deurwaarder en hem heeft mede¬gedeeld dat de gelden van klager niet op de kantoorrekening van verweerder stonden (waarop eerst beslag gelegd was), maar op de derdengeldrekening, waarna de deurwaarder alsnog beslag onder de Stichting Beheer Derdengelden heeft gelegd.

3 BEOORDELING

3.1 Op de klacht kan met toepassing van artikel 46g Advocatenwet door de voorzitter worden beslist. De klachtonderdelen worden in het navolgende afzonderlijk behandeld.

3.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a. overweegt de voorzitter als volgt. Verweerder had geen direct contact meer met zijn cliënten. Het stond verweerder geheel en al vrij, en hij was daar jegens zijn cliënten zelfs toe gehouden, om zekerheid te verlangen dat het vonnis van  18 april 2012 in kracht van gewijsde was gegaan en hij dus bevrijdend aan klager kon betalen. Het enkele feit dat een beroepstermijn is verlopen, is immers onvoldoende om zulks te kunnen aannemen.

3.3 Klachtonderdeel a. is dan ook kennelijk ongegrond.

3.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b. overweegt de voorzitter als volgt. Onder de Stichting Beheer Derdengelden was executoriaal beslag gelegd ten laste van klager. Verweerder was niet gehouden om met klager te overleggen, alvorens hij voldeed aan hetgeen hij op grond van die beslaglegging behoorde te doen, namelijk: uitbetaling aan de deurwaarder. Dat dergelijk overleg niet plaatsgevonden heeft, is dan ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

3.5 Klachtonderdeel b. is daarom eveneens kennelijk ongegrond.

3.6 Ten aanzien van klachtonderdeel c. overweegt de voorzitter ten slotte als volgt. De deurwaarder was reeds uit anderen hoofde bekend met het gegeven dat klager gelden tot zekerheid had gestort onder verweerder, dan wel op diens derdengeldrekening, alsmede met de overeenkomst die tot die storting had geleid. Het stond verweerder dan ook vrij om daarover met de deurwaarder te spreken. Verweerder was zeker niet ten opzichte van klager gehouden om, voordat de deurwaarder zijn vergissing zou hebben ontdekt, versneld aan klager uit te betalen. Bovendien heeft verweerder met juistheid opgemerkt dat door de betaling vanuit de derdengeldrekening aan de deurwaarder de gehele depotstorting aan het vermogen van klager is toegevoegd, nu daardoor immers een schuld van klager aan de opdracht-gever van de deurwaarder werd vereffend

3.7 Ook klachtonderdeel c. is daarom kennelijk ongegrond.

3.8 Het voorgaande betekent dat de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond is.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. T.S. Röell, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 2 mei 2013.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 2 mei 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.