ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4231 Raad van Discipline Amsterdam 12-279A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4231
Datum uitspraak: 07-05-2013
Datum publicatie: 08-05-2013
Zaaknummer(s): 12-279A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Dreigementen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Berichten aan derden
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Brief aan voorzieningenrechter na sluiting behandeling klachtwaardig. Gedragsregel 15 lid 2. Geen bijzondere omstandigheden. Gegrond. Waarschuwing.

Beslissing van 7 mei 2013

in de zaak 12-279A  

naar aanleiding van de klacht van:

Stichting

klaagster

tegen:

de heer mr.

advocaat te Amsterdam

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 13 september 2012 met kenmerk 1112-655, door de raad ontvangen op 14 september 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad te Amsterdam op 5 maart 2013 in aanwezigheid van klaagster en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Ter zitting is een klachtonderdeel (onderdeel c uit de in 1.1 genoemde brief van de deken) ingetrokken.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 12 op de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Klaagster, SGR, is een stichting die ten behoeve van deelnemende bedrijven in de reisbranche garanties afgeeft. SGR wenste het lidmaatschap van een aantal deelnemers te beëindigen waardoor een geschil met deze deelnemers ontstond. Verweerder gaf rechtshulp aan deze deelnemers. Zij vreesden schade te lijden door de beëindiging van het lidmaatschap.

2.2  Tegen deze achtergrond hebben partijen meerdere procedures gevoerd. Op 23 februari 2012 heeft de behandeling van een kort geding plaatsgevonden bij de voorzieningenrechter te Rotterdam. De deelnemers vroegen schorsing van een besluit tot beëindiging van het deelnemerschap. Aan het einde van de mondelinge behandeling deelde de voorzieningenrechter mede op 8 maart 2012 vonnis te zullen wijzen. Verweerder heeft in reactie daarop gevraagd of deze datum, gelet op het belang van zijn cliënten bij een spoedige uitspraak, kon worden vervroegd naar 1 maart 2012. Die datum was de datum waarop SGR voornemens was de deelname van de cliënten van verweerder te laten eindigen. De voorzieningenrechter heeft geantwoord dat hij ter zake geen toezeggingen wilde doen, maar dat hij zou proberen op 1 maart 2012 al vonnis te wijzen.

2.3 Op 29 februari 2012 ontving de advocaat van SGR een faxbrief van verweerder met de volgende inhoud: “Voor zover mij bekend, heeft de voorzieningenrechter nog geen vonnis gewezen. Ik vertrouw erop dat uw cliënte, in afwachting van het vonnis, geen stappen zal ondernemen.(…)”  

2.4 Op 1 maart 2012 heeft verweerder om 12.12 uur per fax het volgende aan de advocaat van SGR bericht: “De rechtbank bevestigde mij desgevraagd zo-even, dat de Voorzieningenrechter nog geen vonnis heeft gewezen. Cliënten wijzen mij er echter op dat zij sinds vanochtend niet langer zijn opgenomen in de lijst van deelnemers, zoals deze via de website van uw cliënte is op te roepen. Uw cliënte laat mij derhalve geen andere keuze dan de Voorzieningenrechter te verzoeken om vandaag nog een vonnis te wijzen. Ik doe een dringend beroep op u en (…) om te bewerkstelligen dat uw cliënte geen voorschot neemt op het te wijzen vonnis, althans dat zij het reeds genomen voorschot terugdraait. Bijgaand zend ik u kopie van mijn fax aan de Voorzieningenrechter welke ik voornemens ben om vandaag rond 14.00 uur te verzenden. Indien uw cliënte geen gehoor zal geven aan mijn oproep, en ik dat tijdig van u bevestigd krijg, zal ik de Voorzieningenrechter omgaand in kennis stellen (…)”.

2.5 Verweerder heeft daarna vergeefs contact gezocht met de advocaat van SGR (die in bespreking was) en met twee van haar collega’s, die SGR eerder hadden bijgestaan in de zaak maar ook niet bereikbaar bleken.

2.6 Vervolgens heeft verweerder op 1 maart 2012 om 12.47 uur per e-mail het volgende aan de advocaat van SGR bericht: ”Ik heb u zo-even een fax gezonden in bovengenoemde kwestie. De ontwikkelingen volgen elkaar echter zo snel op dat de schade die cliënten wordt toegebracht alleen maar groter wordt. Met deze ontwikkelingen lijkt het wel duidelijk dat uw cliënte geen gehoor zal geven aan mijn oproep en om die reden zie ik dan ook geen aanleiding om tot 14.00 uur te wachten met het verzenden van de aangekondigde fax. De recente ontwikkelingen heb ik daarin nog opgenomen. Ik heb getracht u telefonisch te bereiken om het bovenstaande aan te kondigen, maar u was in bespreking (…)”.

2.7 Om 12.59 uur ontving de advocaat van SGR een afschrift van de fax van verweerder aan de voorzieningenrechter, luidend, voor zover van belang: ”Voor zover ik begrepen heb is er nog geen vonnis gewezen. De wederpartij heeft inmiddels desondanks cliënten uit de lijst van SGR deelnemers verwijderd. Tot hedenochtend, 10 uur, waren cliënten nog wel in die lijst terug te vinden. Consumenten die via de website van SGR willen controleren of het bedrijf waarbij zij overwegen een reis te boeken deelnemer is en daarvoor de bedrijfsnaam van cliënten invoeren, krijgen de melding dat geen vermelding gevonden is. (…) De gevolgen hiervan zijn voor cliënten, en andere partijen die zich in een zelfde situatie bevinden, zoals ter terechtzitting toegelicht uitermate schadelijk. Inmiddels hebben cliënten ook de mededeling ontvangen dat zij vanaf vandaag geen deelnemer meer zijn en is op de website van SGR vermeld dat reisovereenkomsten die vanaf vandaag geboekt worden, niet onder de garantie vallen. Om deze reden ontkom ik er niet aan u nogmaals heel vriendelijk te verzoeken of u mogelijkheden ziet om eerder dan 8 maart, en bij voorkeur zelfs vandaag, vonnis te wijzen; al was het maar een kop-staart vonnis (…)”.

2.8 Om 13.44 uur zond de advocaat van SGR een e-mail aan verweerder waarin zij ernstig bezwaar maakte tegen de aangekondigde verzending van de conceptbrief van verweerder aan de rechtbank omdat de terechtzitting was gesloten en de zaak voor vonnis stond.

2.9 Om 14.08 uur reageerde verweerder per e-mail als volgt: ”Van uw bezwaar heb ik kennis genomen, maar ik neem aan dat u ook kennis heeft genomen van mijn laatste fax van vanmiddag. Dan weet u dus dat de fax aan de Voorzieningenrechter al verzonden is. Nood breekt wetten zou ik willen zeggen. (…) Mocht uw cliënte alsnog gehoor geven aan mijn oproep, dan trek ik mijn fax als vanzelfsprekend in.”

2.10 De Rotterdamse voorzieningenrechter heeft bij verkort vonnis op 1 maart 2012 het nieuwe verzoek tot schorsing van het besluit afgewezen en de motivering van dit vonnis vastgelegd in zijn vonnis van 8 maart 2012. In dit vonnis staat dat de voorzieningenrechter geen kennis heeft genomen van de fax en producties die verweerder hem op 1 maart 2012 had gezonden.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a) in strijd te handelen met het bepaalde in de gedragsregels 1 en 15, door zich na sluiting van het onderzoek ter terechtzitting door de rechter doelbewust en zonder toestemming van de advocaat van klaagster tot de rechter te wenden;

b)  voorafgaand aan het versturen van zijn faxbrief van 1 maart 2012 aan de voorzieningenrechter te Rotterdam, en vervolgens toen hij voorstelde deze fax weer in te trekken, de schending van gedragsregel 15 te misbruiken als hefboom om klaagster tot een wijziging van haar opstelling te bewegen..

4 BEOORDELING

4.1 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de raad als volgt.

4.2 De tekst van regel 15, 2e lid, van de gedragsregels 1992 luidt als volgt: “Nadat om een uitspraak is gevraagd, is het de advocaat niet geoorloofd zich zonder toestemming van de wederpartij tot de rechter te wenden”. Het is vaste tuchtrechtelijke jurisprudentie dat de advocaat die deze gedragsregel niet in acht neemt in strijd handelt met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt, behoudens bijzondere omstandigheden.

4.3 Verweerder heeft in strijd met de genoemde gedragsregel gehandeld. Hij had immers geen toestemming van de wederpartij om de voorzieningenrechter te benaderen en heeft die toestemming overigens ook niet gevraagd. Verweerder heeft weliswaar een concept van de fax die hij aan de rechtbank wenste te sturen vooraf aan zijn wederpartij voorgelegd, maar hij heeft voor verzending daarvan geen toestemming gevraagd. Hij heeft slechts aangekondigd dat hij die fax een kleine twee uur later aan de voorzieningenrechter zou sturen tenzij de wederpartij terug zou komen op de effectuering van het genomen besluit. Bij fax van een half uur later heeft verweerder die wachttijd overigens nog bekort.

4.4 Dit betekent dat slechts de vraag resteert of er bijzondere omstandigheden waren die meebrengen dat, hoewel gedragsregel 15 lid 2 is geschonden, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld. Verweerder heeft gesteld dat hij in het belang van zijn cliënten heeft gehandeld, die door de schrapping als deelnemer van SGR grote schade dreigden te lijden; dat het belang van SGR niet ernstig werd geschaad door zijn handelen en dat hij geen inhoudelijke argumenten aan de discussie heeft toegevoegd doch slechts bij de rechter onder de aandacht heeft gebracht dat zijn cliënten belang hadden bij het spoedig wijzen van vonnis en dat SGR in dat opzicht niet een ander belang had. De raad overweegt als volgt. Verweerder heeft zich in de fax aan de voorzieningenrechter niet beperkt tot het aandringen op een spoedig vonnis, doch heeft ook vermeld dat de wederpartij was overgegaan tot schrapping van de cliënten van verweerder als SGR-deelnemer en dat die schrapping voor hen “uitermate schadelijk” was. Daarmee heeft verweerder dus de aandacht van de rechter gevraagd voor de omstandigheid dat de wederpartij het vonnis niet heeft willen afwachten en dat de eigen cliënten daardoor grote schade lijden, wat de wederpartij in een minder gunstig daglicht bij de rechter zou kunnen stellen. Als het enige doel van verweerder was geweest het vonnis te bespoedigen, had hij eenvoudigweg aan de wederpartij kunnen vragen om een gezamenlijk daartoe strekkend verzoek aan de rechter te doen. De door verweerder aangevoerde omstandigheden rechtvaardigen zijn handelwijze dus niet. 

4.5 Klachtonderdeel a is dus gegrond.

4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de raad dat het een advocaat niet is toegestaan de wederpartij te dreigen met het benaderen van de rechter op een wijze die volgens het gedragsrecht voor advocaten niet is toegestaan, tenzij de wederpartij bereid is een bepaalde concessie te doen. Het dreigen met het verzenden van de fax aan de voorzieningenrechter tenzij de wederpartij de cliënten van verweerder weer zouden toevoegen aan de lijst van deelnemers van de SGR, is derhalve niet toegestaan. De aankondiging om de reeds aan de rechter verzonden fax onder bepaalde voorwaarden weer terug te trekken, levert echter niet een zelfstandig tuchtrechtelijk verwijt op. Klachtonderdeel b is derhalve gegrond voor zover het betreft het dreigen met verzending van de fax aan de voorzieningenrechter, doch ongegrond voor zover het betreft het voorstel om die fax in te trekken.

5 MAATREGEL

5.1 Gelet op de ernst van het tuchtrechtelijke verwijt en alle overige omstandigheden van het geval, waaronder het ontbreken van tuchtrechtelijke antecedenten, acht de raad de maatregel van waarschuwing passend en geboden.   

 BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel a en klachtonderdeel b, voor zover dat ziet op de aankondiging van de verzending van de faxbrief aan de rechter, gegrond;

- verklaart klachtonderdeel b voor het overige ongegrond;

- legt aan verweerder op de maatregel van waarschuwing.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. H.B. de Regt, B.J. Sol, J.J. Trap, S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. M.A. Hupkes als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 mei 2013   .

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 7 mei 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam    

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan, voor zover de klacht gegrond is verklaard, hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-   verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan, voor zover de klacht daarin ongegrond is verklaard, hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-   klaagster

-   verweerder

-    de deken  van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl