ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4208 Raad van Discipline Amsterdam 12-292A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4208
Datum uitspraak: 24-04-2013
Datum publicatie: 25-04-2013
Zaaknummer(s): 12-292A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klacht over eigen advocaat.  Niet opdracht bevestigen, in het bijzonder financiële consequenties rechtsbijstand, in toevoegingszaak. Declareren in toevoegingszaak. Klacht gegrond. Enkele waarschuwing.

Beslissing van 24 april 2013

in de zaak 12-292A

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw

klaagster

tegen:

mr.

advocaat te

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 27 september 2012 met kenmerk GK/KdB/pdj 1112-577, door de raad ontvangen op 28 september 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 27 februari 2013 in aanwezigheid van verweerster. Klaagster was zonder bericht van verhindering afwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in nr. 1.1. bedoelde brief van de deken aan de raad;

- de stukken 1 tot en met 19 van de bij de brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Verweerster heeft klaagster bijgestaan in verschillende zaken, waaronder een geschil van klaagster met ABN AMRO. Het ging in eerste instantie om het treffen van een betalingsregeling met ABN AMRO. ABN AMRO is niet akkoord gegaan met het voorstel voor een betalingsregeling, en heeft klaagster gedagvaard voor de rol van 27 april 2011. Verweerster heeft zich voor klaagster als advocaat gesteld in de procedure.

2.2 Partijen hebben op 14 maart 2011 een intakegesprek gevoerd over de zaak ABN AMRO. Verweerster heeft hetgeen tijdens dit gesprek is besproken niet schriftelijk bevestigd aan klaagster.

2.3 Op 28 april 2011 heeft verweerster een toevoeging voor klaagster aangevraagd voor het geschil met ABN AMRO. De Raad voor Rechtsbijstand heeft op 1 juni 2011 een toevoeging afgegeven, en de eigen bijdrage vastgesteld op EUR 757,-. Verweerster heeft op 24 juni 2011 namens klaagster een verzoek tot peiljaarverlegging gedaan. De Raad voor de Rechtsbijstand heeft dit verzoek op 27 juni 2011 afgewezen. Verweerster heeft op 1 juli 2011 klaagster een factuur gestuurd voor de eigen bijdrage, met een betalingstermijn van 14 dagen. Klaagster heeft de eigen bijdragefactuur niet betaald.

2.4 Verweerster ontving op 1 augustus 2011 een uitnodiging van de rechtbank voor een comparitie van partijen op 21 oktober 2011, welke zij op 5 augustus 2011 heeft gestuurd naar klaagster. Klaagster heeft op 27 september 2011 verweerster een brief gestuurd, waarin zij stelt dat verweerster slecht bereikbaar zou zijn en dat zij niet begrijpt waarom zij de factuur van EUR 757,- heeft ontvangen. Verweerster zou tijdens het intakegesprek gezegd hebben dat zij de zaak gratis zou behandelen. Hierop heeft verweerster gereageerd bij brief van 5 oktober 2011, waarin zij uiteenzet dat de factuur de eigen bijdrage betreft. Verweerster heeft klaagster op 20 oktober 2011 een brief gestuurd, waarin zij haar meedeelde dat zij zich zou onttrekken aan de zaak, wegens het uitblijven van betaling van de factuur van EUR 757,-. Verweerster heeft zich vervolgens daadwerkelijk aan de zaak onttrokken.

2.5 Op 28 oktober 2011 heeft verweerster klaagster bericht dat zij uit coulance de factuur van EUR 757,- zou verminderen tot EUR 400,- met het verzoek om dit bedrag binnen 14 dagen te voldoen. Op 8 november 2011 heeft klaagster hierop gereageerd en meegedeeld dat verweerster geen recht had op (enige) betaling. Op 5 december 2011 heeft verweerster klaagster meegedeeld dat zij (alsnog) tot incasso zou overgaan van de volledige EUR 757,-. Klaagster heeft bij brief van 23 januari 2012 opnieuw aangegeven dat zij volgens haar niets meer verschuldigd was aan verweerster. Ten slotte heeft verweerster klaagster bij brief van 31 januari 2012 opnieuw gesommeerd om te betalen, bij gebreke waarvan zij tot dagvaarding over zou gaan.

2.6 Vervolgens heeft verweerster een deurwaarder ingeschakeld om tot incasso van de factuur over te gaan. De deurwaarder heeft klaagster op 8 februari 2012 gesommeerd om een bedrag ad EUR 1.001,33 te betalen, bestaande uit de EUR 757,- als hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente, registratiekosten en incassokosten.

2.7 Naast de in het bovenstaande besproken factuur voor de eigen bijdrage, heeft verweerster klaagster op 8 april 2011 een factuur gestuurd van in totaal EUR 100,- met de volgende beschrijving:

"Voor u verrichte werkzaamheden:

- telefoongesprekken

- correspondentie client (sic), wederpartij"

Op deze factuur heeft verweerster met de hand geschreven: " – voorschot – bijdrage ook voor peiljaarverlegging"

2.8 Verweerster heeft klaagster ook op 1 juni 2011 een factuur gestuurd van EUR 71,- voor griffierecht. Beide facturen zijn door klaagster voldaan.

2.9 Bij brief met bijlagen van 1 maart 2012 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerster.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerster tijdens het intakegesprek klaagster meegedeeld zou hebben dat aan de rechtsbijstand geen kosten verbonden waren, maar wel declaraties zou hebben gestuurd en een incassoprocedure zou zijn begonnen;

b) verweerster de haar gevraagde rechtsbijstand slordig zou hebben verleend, in het bijzonder door bij de eerste zitting, in augustus 2011, niet te zijn verschenen;

c) verweerster slecht (telefonisch) bereikbaar zou zijn geweest.

4 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

4.1 Bij de beoordeling van het klachtonderdeel neemt de raad tot uitgangspunt dat de advocaat (zoals tot uiting gebracht in gedragsregel 8) zijn cliënt op de hoogte dient te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken, en waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, belangrijke informatie schriftelijk aan zijn cliënt dient te bevestigen. Daarbij geldt voorts dat hij, wanneer hij een opdracht aanvaardt, de financiële consequenties daarvan met zijn cliënt dient te bespreken (zoals tot uiting gebracht in gedragsregel 26 lid 1). Voorts geldt dat hij (zoals tot uiting gebracht in gedragsregel 24 lid 2) geen vergoeding, in welke vorm dan ook, mag bedingen of in ontvangst nemen, afgezien van eigen bijdragen en verschotten volgens de daarvoor geldende regels, voor de behandeling van een zaak waarin hij is toegevoegd voor zijn werkzaamheden. Ten slotte geldt dat de rechtsbijstandverlener, op grond van artikel 4 lid 2 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000, naast de eigen bijdrage, geen andere kosten in rekening mag brengen dan de in dat artikel genoemde (waaronder griffierecht), welke kosten hij dan steeds aan de rechtszoekende dient te specificeren.

4.2 Verweerster heeft zich tegen het klachtonderdeel verweerd, met de stelling dat zij klaagster niet heeft meegedeeld dat aan haar rechtsbijstand geen kosten zijn verbonden. Zij heeft voorts aangevoerd dat het ook onwaarschijnlijk is dat zij dit gezegd zou hebben, omdat er immers geen reden voor haar was om gratis te werken.

4.3 Vast staat dat verweerster niet haar intakegesprek met klaagster – in het bijzonder hetgeen zij met klaagster heeft besproken over de financiële consequenties van haar behandeling van de zaak – aan klaagster schriftelijk heeft bevestigd. Zij had dit, in het licht van de in nr. 4.1 genoemde normen, te vermijding van misverstand, onzekerheid of geschil over de financiële consequenties van haar rechtsbijstand, wel dienen te doen. Gelet daarop komt het voor risico van verweerster dat onduidelijk is gebleven wat verweerster exact met klaagster heeft besproken over de financiële consequenties van haar rechtsbijstand, en dat derhalve onduidelijk is gebleven of klaagster ermee heeft ingestemd dat verweerster de zaak op basis van toevoeging (en de daaraan verbonden financiële consequenties, in de vorm van een eigen bijdrage) zou behandelen. Verweerster heeft ter verdediging en rechtvaardiging nog aangevoerd dat het in het Nederlands schriftelijk bevestigen van het gesprek geen zin zou hebben gehad, omdat klaagster die taal onvoldoende machtig zou zijn; klaagster zou slechts Turks spreken. De raad kan verweerster hierin niet volgen. Op verweerster rust, zoals overwogen, de plicht belangrijke informatie schriftelijk te bevestigen. Verweerster had dat hetzij in het Nederlands hetzij in het Turks kunnen doen. Daarbij komt dat niet vast is komen te staan dat klaagster niet (voldoende) Nederlands spreekt. Gelet op het feit dat de klacht in het Nederlands is geformuleerd, moet aangenomen moet worden dat klaagster een opdrachtbevestiging in het Nederlands (al dan niet met bijstand) zou hebben begrepen.

4.4 Voorts heeft verweerster, voorafgaand aan het sturen van de factuur voor de eigen bijdrage van EUR 757,- op 8 april 2011 de factuur voor EUR 100,- gestuurd, genoemd in nr. 2.7. Verweerster heeft gesteld dat haar handgeschreven toevoeging op de factuur, met de strekking dat de werkzaamheden zouden zien op de peiljaarverlegging, bij vergissing is gedaan. De factuur zou bedoeld zijn als voorschot op de eigen bijdrage. Dit betoog komt de raad onaannemelijk over, nu de factuur ruim voorafgaand aan het doen van de aanvraag voor de toevoeging op 28 april 2011 is gestuurd, en ruim voor de vaststelling van de eigen bijdrage op 1 juni 2011, respectievelijk de afwijzing van het verzoek tot peiljaarverlegging op 27 juni 2011. In dit licht moet het ervoor worden gehouden dat verweerster, in strijd met de in nr. 4.1 genoemde normen, werkzaamheden heeft gedeclareerd die zij niet had mogen declareren.

4.5 Het klachtonderdeel is gegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.6 Klaagster heeft haar stelling dat verweerster niet op een zitting in augustus 2011 zou zijn verschenen niet (met bewijsstukken) onderbouwd. Verweerster heeft hiertegenover gesteld dat de eerste zitting, een comparitie van partijen, niet in augustus 2011 plaatsvond, maar op 21 oktober 2011, en het proces-verbaal van een zitting op die datum overgelegd. Verweerster heeft onbetwist gesteld dat zij zich voorafgaand aan de zitting op 21 oktober 2011 aan de zaak had onttrokken. Verweerster heeft ook overigens betwist dat zij de zaak slordig zou hebben behandeld. Tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerster is niet komen vast te staan dat klaagster, gedurende haar behandeling van de zaak, niet op een zitting aanwezig was of anderszins de zaak slordig zou hebben behandeld.

4.7 Het klachtonderdeel is ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

4.8 Klaagster heeft haar stelling dat verweerster (telefonisch) slecht bereikbaar was niet (met bewijsstukken) onderbouwd. Verweerster heeft deze stelling gemotiveerd betwist, en correspon¬dentie overgelegd waaruit blijkt dat zij (in ieder geval schriftelijk) met klaagster communiceerde. Gelet hierop is niet komen vast te staan dat klaagster slecht (telefonisch) bereikbaar zou zijn geweest.

4.9 Het klachtonderdeel is ongegrond.

5 MAATREGEL

5.1 Verweerster heeft, in strijd met haar verplichtingen, niet schriftelijk de financiële consequenties van haar rechtsbijstand aan klaagster bevestigd, en voorts werkzaamheden gedeclareerd die zij niet had mogen declareren. Dit zijn ernstige tekortkomingen. Daartegenover staat dat verweerster heeft erkend dat zij een schriftelijke bevestiging had moeten sturen en dat zij geen antecedenten heeft.

5.2 Op grond van alle omstandigheden zoals deze zijn gebleken is de maatregel van waarschuwing passend en geboden.

 BESLISSING

De raad van discipline:

 verklaart klachtonderdeel a) gegrond;

 verklaart klachtonderdelen b) en c) ongegrond;

 legt aan verweerster de maatregel van waarschuwing op.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. G. Kaaij, H.C.M.J. Karskens, J.J. trap, M.J. Westhoff, leden, bijgestaan door mr. R.L.M.M. Tan als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 24 april2013.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 24 april 2013per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan voor wat betreft het gegrond verklaarde klachtonderdeel hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerster

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan voor wat betreft de ongegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl