ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4194 Raad van Discipline Amsterdam 12-261A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4194
Datum uitspraak: 16-04-2013
Datum publicatie: 17-04-2013
Zaaknummer(s): 12-261A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klachten tegen eigen advocaat. Klachten hebben betrekking op (o.m) het vooraf wekken van te rooskleurige verwachtingen over de uitkomst van de zaak, het niet melden dat rechtsbijstand door een advocaat voor een tweetal gevoerde procedures niet verplicht is, het beëindigen van de werkzaamheden door de advocaat en de daarbij gegeven uitleg. Alle klachtonderdelen zijn ongegrond.

Beslissing van 16 april 2013

in de zaak 12-261A

naar aanleiding van de klacht van:

1. mevrouw

 en

2. de heer

klagers

tegen:

de heer mr.

advocaat te

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 27 augustus 2012 met kenmerk 1112-301, door de raad ontvangen op 30 augustus 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 19 februari 2013 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad, alsmede van de stukken genummerd 1 tot en met 20, genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Mr. S heeft klaagster sub 1 tot 1 juni 2011 bijgestaan in een arbeidsrechtelijk conflict met haar voormalig werkgeefster (hierna te noemen: “de zaak C”). Met bijstand van mr. S is de arbeidsovereenkomst tussen klaagster sub 1 en haar voormalig werkgeefster geëindigd per 1 juni 2011. Nadat verweerder het kantoor van mr. S per 1 juni 2011 had overgenomen, heeft verweerder ook de behandeling van de zaak C overgenomen.

2.3 Klaagster sub 1 was van mening dat zij na de beëindiging van haar arbeidsovereenkomst een verkeerde eindafrekening van haar voormalig werkgeefster had ontvangen en op grond daarvan nog een (loon)vordering op haar voormalig werkgeefster had. Verweerder heeft aan klaagster een bevriende accountant, de heer R, aanbevolen voor het doen van onderzoek naar de eindafrekeningen over de jaren 2009 tot en met 2011 ter beoordeling van de haalbaarheid van de gestelde vordering. Deze accountant heeft enig onderzoek verricht. Verweerder heeft klaagster sub 1 in augustus 2011 een negatief haalbaarheidsadvies gegeven met betrekking tot deze (loon)vordering en haar geadviseerd geen verdere acties jegens haar voormalig werkgeefster te ondernemen. Omdat klaagster sub 1 de zaak toch door wenste te zetten, heeft verweerder de voormalig werkgeefster van klaagster sub 1 aangeschreven en verzocht om een financiële onderbouwing van de eindafrekeningen over de jaren 2009 tot en met 2011.

2.4 Daarnaast hebben klagers verweerder om bijstand verzocht in een andere zaak (hierna te noemen: “de zaak A”), tussen klagers enerzijds en de dienstdoende arts van het verpleegtehuis waar de moeder van klagers woonachtig was. In deze kwestie heeft verweerder namens klagers een klacht ingediend bij de Klachtencommissie in Antroposofisch Verband (hierna te noemen: “de Klachtencommissie”). Daarnaast heeft verweerder namens klagers een klacht ingediend tegen de dienstdoende arts bij het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam (hierna te noemen: “het Regionaal Tuchtcollege”). Verweerder heeft klagers bijgestaan tijdens een hoorzitting bij de Klachtencommissie.

2.5 Op 7 december 2011 heeft verweerder klagers per e-mail bericht dat hij vanwege een verstoorde vertrouwensrelatie tussen hem en klagers heeft besloten zich terug te trekken als advocaat in de zaak C. Ter toelichting op deze beslissing, schrijft verweerder in deze e-mail onder meer, voor zover van belang:

“Door omstandigheden waarvoor ik mij verantwoordelijk acht, is er vervolgens te lang niets gebeurd in deze zaak. Jullie hebben mij hierop diverse keren persoonlijk aangesproken. Hierdoor is de verstandhouding en daarmee het vertrouwen in deze zaak tussen ons zodanig gewijzigd dat mij het bovenstaande heeft doen besluiten.”

2.6 Op 8 december 2011 heeft verweerder zich ook teruggetrokken als advocaat van klagers in de zaak A.

2.7 Bij brief van 12 december 2011 met bijlage hebben klagers zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:

a) klagers gouden bergen heeft beloofd in de zaak C en dit niet heeft waargemaakt;

b) klagers niet heeft geïnformeerd over het feit dat rechtsbijstand door een advocaat niet verplicht is voor het indienen van klachten bij de Klachtencommissie en het Regionaal Tuchtcollege;

c) klagers ongevraagd heeft bijgestaan tijdens een hoorzitting bij de Klachtencommissie;

d) bij aanvang van de zaak A niet direct de medische dossiers van de moeder van klagers heeft opgevraagd;

e) een brief heeft geschreven aan de Klachtencommissie waarin hij de Klachtencommissie heeft bericht dat hij zich als advocaat van klagers heeft teruggetrokken en dat verdere correspondentie aan klaagster sub 1 diende te worden gericht;

f) zich op 7 december 2011 heeft teruggetrokken als advocaat van klagers in de zaak C en zich op 8 december 2011 heeft teruggetrokken als advocaat in de zaak A;

g) heeft verzuimd een nadere verklaring te verstrekken voor de inhoud van zijn e-mail van 7 december 2011;

h) onredelijk heeft gedeclareerd door dubbele advocaatkosten in rekening te brengen voor de ongevraagde aanwezigheid van zijn kantoorgenote mr. H tijdens een bespreking tussen hem en klagers op 30 november 2011. Voorts heeft verweerder telefoongesprekken met klagers onnodig gerekt.

3.2 Door aldus te handelen dan wel na te laten heeft verweerder naar de mening van klagers niet de zorg betracht die jegens de cliënt in acht moet worden genomen, althans heeft hij gehandeld op een wijze die een behoorlijk advocaat niet betaamt.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft tegen alle onderdelen gemotiveerd verweer gevoerd.

4.2 Met betrekking tot klachtonderdeel b) heeft verweerder gesteld dat klaagster sub 1 er zelf voor heeft gekozen zich in de procedures bij de Klachtencommissie en het Regionaal Tuchtcollege bij te laten staan door een advocaat.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel c) stelt verweerder dat hij op verzoek van klaagster sub 1 is meegegaan naar deze hoorzitting.

4.4 Met betrekking tot klachtonderdeel d) stelt verweerder dat er bij aanvang van de zaak A geen aanleiding was om direct over te gaan tot het opvragen van de medische dossiers van de moeder van klagers. Toen bleek dat het opvragen van de medische dossiers wel noodzakelijk was, trad verweerder niet meer als advocaat voor klagers op. Verweerder heeft bij het neerleggen van zijn werkzaamheden het Regionaal Tuchtcollege om een uitstel van vier weken voor het indienen van de conclusie van repliek verzocht. Dit verzoek is gehonoreerd zodat de opvolgend advocaat voldoende tijd had voor het opvragen van de medische dossiers. Voorts heeft hij klaagster sub 1 de adresgegevens van KBS Advocaten te Utrecht toegestuurd.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel e) stelt verweerder niet in te zien wat er onjuist is geweest aan zijn handelen. Op het moment dat verweerder zich als advocaat had onttrokken in de zaak A, stond de zaak bij de Klachtencommissie voor uitspraak. Verweerder heeft begrepen dat de uitspraak direct verstuurd is naar de nieuwe advocaat van klaagster sub 1.

4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel f) stelt verweerder dat het hem vrijstond de werkzaamheden te beëindigen en dat hij de belangen van klagers daarbij heeft gewaarborgd. Verweerder verwijst daarbij naar het gestelde onder 4.4 en 4.5.

4.7 Met betrekking tot klachtonderdeel g) heeft verweerder ter zitting verklaard dat hij zich met zijn e-mail van 7 december 2011 enerzijds heeft willen verontschuldigen voor de vertraging die was ontstaan bij de door hem aanbevolen accountant, de heer R. Anderzijds heeft hij daarmee bedoeld uit te leggen dat hij zich eerder had moeten terugtrekken, gelet op het negatieve advies dat hij in eerste instantie had afgegeven.

4.8 Het verwijt met betrekking tot de declaraties verwerpt verweerder door te stellen dat hij altijd openheid van zaken heeft gegeven door klagers urenspecificaties te doen toekomen. Verweerder heeft klaagster sub 1 voorafgaand aan de bespreking van 30 november 2011 gevraagd of zij het goed zou vinden dat zijn kantoorgenote mr. H bij de bespreking aanwezig zou zijn. Klaagster sub 1 heeft daarmee ingestemd. Overigens heeft het kantoor van verweerder de tijd die mr. H aan de bespreking heeft besteed nooit in rekening gebracht en is de declaratie van verweerder met betrekking tot deze bespreking definitief gecrediteerd. Tot slot betwist verweerder dat hij telefoongesprekken onnodig zou hebben gerekt.

5 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1 Tegenover de verklaring van klagers dat verweerder hen in de zaak C gouden bergen heeft beloofd, staat de verklaring van verweerder dat daarvan geen sprake is en dat hij zich niet herkent in het door klagers van hem geschetste beeld. Nu voor de stelling dat verweerder klagers gouden bergen heeft beloofd in het dossier geen aanknopingspunten te vinden zijn, kan de raad niet vaststellen wie het gelijk hier aan zijn zijde heeft. Dit betekent dat het klachtonderdeel ongegrond moet worden verklaard.

Ad klachtonderdeel b)

5.2 Ter zitting is gebleken dat klagers aan verweerder niet hebben gevraagd of rechtsbijstand door een advocaat verplicht is in procedures bij de Klachtencommissie en het Regionaal Tuchtcollege. Aan de orde is dus de vraag of verweerder op dat punt eigener beweging informatie had moeten verstrekken.

5.3 De raad stelt voorop dat elke advocaat zijn cliënt op de hoogte moet brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Dit gaat echter niet zover dat, als een cliënt zich in een zaak voor rechtsbijstand tot een advocaat wendt en er in overleg met de advocaat voor kiest procedures te beginnen waarvoor rechtsbijstand door een advocaat niet verplicht is, de advocaat zonder meer is gehouden de cliënt uit eigen beweging te melden dat voor die procedures bijstand door een advocaat niet is vereist. Onder bijzondere omstandigheden kan er op dit punt wel een informatieplicht zijn, maar van dergelijke omstandigheden is niet gebleken in dit geval; integendeel, klagers hebben zelf juist geschreven aan de deken dat er voor hen na het voorval met de dienstdoende arts in het verpleeghuis van hun moeder “de noodzaak was om een advocaat in de arm te nemen”. Voorts heeft verweerder onweersproken gesteld dat klagers zich in de zaak A nog altijd laten bijstaan door een advocaat.

5.4 Klachtonderdeel b) is dus ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

5.5 Ter zitting is gebleken dat verweerder klagers tevoren heeft laten weten aanwezig te zullen zijn bij de hoorzitting. Nu klagers, zoals zij ter zitting hebben bevestigd, verweerder daarop niet hebben laten weten dat dit volgens hen niet nodig was en hem evenmin hebben gevraagd of dit wel nodig was, kunnen zij zich achteraf niet beklagen over het feit dat hij hen ongevraagd op die zitting heeft bijgestaan.

5.6 Klachtonderdeel c) is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel d)

5.7 Verweerder heeft toegelicht waarom het naar zijn mening niet nodig was bij aanvang van de zaak A direct de medische dossiers van de moeder van klagers op te vragen. Noch uit het dossier noch uit hetgeen ter zitting is verklaard is gebleken dat het opvragen van de medische dossiers bij aanvang van de zaak A vereist was om over te kunnen gaan tot het opstellen van de klachten. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel e) en f)

5.8 Klachtonderdelen e) en f) lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

5.9 De raad overweegt ten aanzien van de klachtonderdelen e) en f) dat het een advocaat vrij staat om de werkzaamheden te beëindigen. Als de vertrouwensbasis is vervallen, is hij daartoe zelfs gehouden. Wel dient de advocaat die beslissing zo tijdig kenbaar te maken en de cliënt te wijzen op de te nemen stappen, dat de cliënt daarvan geen (procedurele) schade ondervindt. Nadat verweerder zich als advocaat van klagers had teruggetrokken, heeft verweerder in de zaak A om een uitstel van vier weken voor het indienen van de conclusie van repliek bij het Regionaal Tuchtcollege verzocht. Dit verzoek is gehonoreerd als gevolg waarvan de opvolgend advocaat voldoende tijd had voor het opvragen van de medische dossiers en het opstellen van de stukken. De zaak bij de Klachtencommissie stond op dat moment voor uitspraak. Daarmee heeft verweerder ervoor gezorgd dat klagers geen schade hebben ondervonden van het feit dat hij zich had teruggetrokken als advocaat. De brief van verweerder aan de Klachtencommissie, waarin hij meldt dat hij zich als advocaat heeft onttrokken aan de zaak en dat verdere correspondentie aan klaagster dient te worden gericht, is een onvermijdelijk gevolg van de terugtrekking van verweerder en levert geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen op.

5.10 Dit voert tot de conclusie dat ook de klachtonderdelen e) en f) ongegrond zijn.

Ad klachtonderdeel g)

5.11 Nu de inhoud van de e-mail van 7 december 2011, waarin verweerder klagers meldt dat hij zich terugtrekt uit de zaak C, tegen de achtergrond van het verloop van de zaak C begrijpelijk is, heeft verweerder niet klachtwaardig gehandeld door daar geen nadere toelichting op te verstrekken. Overigens blijkt uit de reactie van klager sub 2 op de e-mail van dezelfde dag ook dat klagers begrijpen dat verweerder in zijn e-mail van 7 december 2011 onder meer doelt op de vertraging die is ontstaan toen de zaak bij de accountant, de heer R, lag.

5.12 Klachtonderdeel g) is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel h)

5.13 Voor zover klagers beogen te klagen over de hoogte van de declaraties van verweerder, merkt de raad op dat volgens vaste jurisprudentie de tuchtrechter niet de bevoegdheid heeft om declaratiegeschillen te beslechten. Wel beoordeelt de tuchtrechter of een advocaat bij de behandeling van een zaak het maken van onnodige kosten heeft vermeden.

5.14 Voor zover het klachtonderdeel ziet op de tijd die aan klagers in rekening zou zijn gebracht voor de deelname van mr. H aan de bespreking op 30 november 2011, moet het reeds daarom falen omdat niet is gebleken dat die tijd in rekening is gebracht. Bovendien is komen vast te staan dat de tijd die verweerder aan die bespreking heeft besteed, is gecrediteerd.

5.15 Dat verweerder telefoongesprekken met klager onnodig zou hebben gerekt, is ten slotte niet gebleken.

5.16 Klachtonderdeel h) is dus ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. L.D.H. Hamer, J.M. van de Laar, M. Pannevis, S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. G.E. Wiebenga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van dinsdag 16 april 2013.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 16 april 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klagers;

- verweerder;

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam;     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klagers;

- verweerder;

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam;

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl