ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4193 Raad van Discipline Amsterdam 12-322A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4193
Datum uitspraak: 16-04-2013
Datum publicatie: 17-04-2013
Zaaknummer(s): 12-322A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Overname van zaken
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klachten tegen voormalig (eigen) advocaat. Klaagster beklaagt zich erover dat verweerster haar niet tijdig op de hoogte heeft gesteld van de zittingsdatum, dat zij de wederpartij van klaagster niet goed heeft geïnformeerd over een betalingsregeling en dat verweerster het dossier niet tijdig heeft overgedragen aan de opvolgend advocaat van klaagster. Alle klachtonderdelen zijn ongegrond.

Beslissing van 16 april 2013

in de zaak 12-322A

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw

klaagster

tegen:

mevrouw mr.

advocaat te

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 23 oktober 2012 met kenmerk 1112-753, door de raad ontvangen op 25 oktober 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 19 februari 2013 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad, alsmede van de stukken genummerd 1 tot en met 18 genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst alsmede van het door de raad aan die lijst toegevoegde stuk nummer 19.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klaagster heeft zich eind 2011 tot het kantoor van verweerster gewend voor bijstand in verband met een door de verhuurder van de woning van klaagster (hierna: de woningstichting) jegens haar aanhangig gemaakte procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst wegens huurachterstand.

2.3 Bij vonnis van 10 februari 2012 heeft de kantonrechter te Amsterdam de huurovereenkomst tussen klaagster en de woningstichting vanwege een te hoge huurachterstand ontbonden en de ontruiming van de woning van klaagster uitgesproken. In deze procedure werd klaagster bijgestaan door mr. Sw, een kantoorgenote van verweerster.

2.4 Begin april 2012 heeft klaagster zich opnieuw tot het kantoor van verweerster gewend in verband met de op handen zijnde ontruiming van haar woning. Klaagster werd vanaf dat moment bijgestaan door een andere kantoorgenote van verweerster, mr. Sh. Op 16 april 2012 heeft klaagster mr. Sh bericht dat de woning op 19 april 2012 zou worden ontruimd. In de ochtend van 17 april 2012 heeft over de dreigende ontruiming een bespreking tussen klaagster en mr. Sh plaatsgevonden op het kantoor van mr. Sh.

2.5 Mr. Sh heeft toen direct een dagvaarding opgesteld en bij de rechtbank een datum aangevraagd voor een kort geding bij de voorzieningenrechter te Amsterdam om te trachten de ontruiming van de woning van klaagster te voorkomen. Kort na de bespreking met klaagster heeft mr. Sh klaagster bij e-mail van 12.25 uur meegedeeld, voor zover hier van belang:

“Ik heb voor u getracht het geschil zonder procedure af te doen door contact op te nemen met [de deurwaarder]. Indien u voor morgen het volgens [de deurwaarder] openstaande bedrag van € 3.874.35 voldoet kunt u de ontruiming voorkomen. Aangezien u te kennen heeft gegeven dit bedrag niet te willen en niet te kunnen betalen heb ik voor u bij de rechtbank Amsterdam een datum aangevraagd voor een executiegeschil. Iets anders kan ik op dit moment niet voor u doen.

Het enige wat relevant is voor deze procedure is of uw huurachterstanden hangende de procedure in eerste aanleg heeft betaald. Ik heb u ook te kennen gegeven dat het een en ander mijns inziens niet blijkt uit de door u overgelegde bankafschriften. (…)

Indien de rechtbank u een datum en tijdstip geeft voor een zitting zal ik u zo spoedig mogelijk berichten.”

2.6 Op 17 april 2012 ontving mr. Sh  om 13.40 uur een bericht van de rechtbank dat de mondelinge behandeling van het kort geding plaats zou vinden op 18 april 2012 om 15.00 uur. Zij heeft vervolgens die middag herhaaldelijk getracht klaagster telefonisch te bereiken, maar de telefoon van klaagster stond uit. Daarop heeft mr. Sh klaagster op 17 april 2012 om 16.41 uur per e-mail op de hoogte gesteld van het feit dat de zitting was gepland op 18 april om 15.00 uur.

2.7 Mr. Sh heeft verweerster op 17 april 2012 gevraagd de zitting voor haar waar te nemen.

2.8 Ter zitting was verweerster aanwezig. Klaagster was bij deze zitting niet aanwezig. Klaagster had ook niet meer van zich laten horen en had ook geen bewijzen meer aangeleverd voor haar stelling dat de huurschuld reeds was betaald. Verweerster heeft tijdens de zitting contact met klaagster opgenomen, maar op dat moment was een gesprek niet goed mogelijk. De voorzieningenrechter heeft de namens klaagster verzochte voorzieningen afgewezen.

2.9 Direct na het kort geding van 18 april 2012 heeft klaagster zich tot een andere advocaat gewend, hierna: de opvolgend advocaat. Tussen verweerster en de woningstichting hebben op 18 april 2012, na de zitting, nog onderhandelingen plaatsgevonden over de totstandkoming van een betalingsregeling met klaagster ter voorkoming van de ontruiming. Er is geen betalingsregeling tot stand gekomen, omdat verweerster aan de woningstichting heeft laten weten dat klaagster niet kon voldoen aan de eisen die de woningstichting stelde, te weten betaling van € 1.977,74 ineens. De opvolgend advocaat heeft de woningstichting na kantoorsluitingstijd op 18 april 2012 echter nog een faxbrief gestuurd met de volgende inhoud:

“Zoals zojuist tussen u en [verweerster] is overeengekomen zal de ontruiming die voor morgenochtend gepland stond op bovenstaand adres geen doorgang zal vinden, nu [klaagster] morgenmiddag om uiterlijk 16.00 u een bedrag van € 1.977,74 ten kantore van [de woningstichting] zal voldoen ter afwending van die ontruiming.”

2.10 De opvolgend advocaat heeft het dossier van klaagster op 19 april 2012 bij verweerster opgevraagd. Het dossier van klaagster is diezelfde dag aan de opvolgend advocaat toegestuurd.

2.11 De woning van klaagster is op 19 april 2012 ontruimd.

2.12 Tijdens het spreekuur van de deken op 26 april 2012, heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerster.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerster de behandeling van de zaak van klaagster zonder medeweten van klaagster van mr. Sh heeft overgenomen terwijl klaagster een dag vóór de zitting van 18 april 2012 nog een gesprek had gehad met mr. Sh en verweerster al de vierde advocaat van het kantoor was die haar bijstond;

b) verweerster klaagster niet tijdig op de hoogte heeft gesteld van de zittingsdatum, waardoor klaagster niet heeft kunnen verschijnen op 18 april 2012;

c) verweerster de wederpartij van klaagster, de woningstichting, niet goed heeft geïnformeerd over de betalingsregeling die klaagster met de woningstichting wenste te treffen, althans dat verweerster zonder overleg met de opvolgend advocaat van klaagster de woningstichting onjuist heeft geïnformeerd over de betalingsregeling;

d) verweerster niet het volledige dossier van klaagster aan de opvolgend advocaat van klaagster heeft overgedragen.

3.2 Ten aanzien van klachtonderdeel b) stelt klaagster dat het haar onduidelijk is waarom mr. Sh haar tijdens de bespreking over het kort geding op 17 april 2012 niet heeft verteld wanneer de zitting plaats zou vinden.

3.3 Ter onderbouwing van klachtonderdeel c) heeft klaagster gesteld dat zij verweerster op 18 april 2012 tijdens een telefoongesprek heeft bericht aan de betalingseisen van de woningstichting te kunnen voldoen. Doordat verweerster dit niet heeft doorgegeven aan de woningstichting is geen betalingsregeling tot stand gekomen als gevolg waarvan de woning van klaagster nodeloos is ontruimd.

4 VERWEER

4.1 Met betrekking tot klachtonderdeel a) stelt verweerster dat zij begrijpt dat klaagster het vervelend vindt dat zij door meerdere advocaten is bijgestaan. Verweerster legt uit dat klaagster in twee zaken door het kantoor van verweerster is bijgestaan: een procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst en het executiegeschil. In de eerste zaak werd klaagster in eerste instantie bijgestaan door mr. Sw, die vanwege zwangerschapsverlof op enig moment is vervangen door mr. W, een kantoorgenoot van mr. Sw en verweerster.  In de tweede zaak werd klaagster bijgestaan door mr. Sh. Omdat deze op 18 april 2012 verhinderd was (en het om een spoedprocedure ging) was het niet te vermijden dat ook mr. Sh werd vervangen. Om die reden heeft verweerster de zitting op 18 april 2012 voor mr. Sh waargenomen. Verweerster stelt dat dit niets heeft afgedaan aan de kwaliteit van de dienstverlening.

4.2 Met betrekking tot klachtonderdeel b) stelt verweerster dat klaagster wel op de hoogte is gebracht van de zittingsdatum. Tijdens de bespreking tussen klaagster en mr. Sh op 17 april 2012, was het tijdstip van de behandeling van de zitting nog niet bekend. Zij mocht ervan uitgaan dat klaagster de e-mail van mr. Sh (vermeld in 2.6) zou lezen, nu het haar duidelijk moest zijn dat het kort geding op korte termijn – voor de aangezegde ontruiming – zou plaatsvinden. Verweerster acht de verklaring van klaagster dat zij de e-mail niet heeft gelezen bovendien niet geloofwaardig nu klaagster, blijkens het klachtdossier, op 17 april 2012 verschillende e-mails verstuurd heeft.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel c) stelt verweerster dat de woningstichting onder voorwaarden bereid was een betalingsregeling met klaagster te treffen zodat de ontruiming kon worden voorkomen. Daarop heeft verweerster contact met klaagster opgenomen. Klaagster heeft echter aangegeven slechts EUR 100,- per maand te kunnen betalen. Daarmee ging de woningstichting niet akkoord.

4.4 Met betrekking tot het laatste klachtonderdeel, stelt verweerster dat haar kantoor het dossier van klaagster direct na het verzoek daartoe van de opvolgend advocaat heeft overgedragen. De opvolgend advocaat heeft verweerster op 19 juni 2012 per e-mail bevestigd dat zij geen stukken mist.

5 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1 Met betrekking tot klachtonderdeel a) ziet de raad aanleiding om eerst de vraag te beantwoorden of klaagster ontvankelijk in haar klacht tegen verweerster kan worden geacht.

5.2 Verweerster heeft ter zitting gesteld dat mr. Sh. klaagster op 17 april 2012 heeft bericht dat verweerster haar zou waarnemen zodat klaagster daarvan op de hoogte was.

5.3 Voor zover zou komen vast te staan dat klaagster er niet van op de hoogte was dat niet mr. Sh maar verweerster haar ter zitting zou bijstaan, valt dit mr. Sh aan te rekenen. Niet valt in te zien hoe eventuele nalatigheid van mr. Sh op dit punt aan verweerster zou moeten worden toegerekend, zodat klaagster niet ontvankelijk is in dit klachtonderdeel tegen verweerster.

Ad klachtonderdeel b)

5.4 Bij de beoordeling van klachtonderdeel b) neemt de raad als uitgangspunt dat het behoort tot één van de verplichtingen van de advocaat om waar nodig ter voorkoming van een misverstand, onzekerheid of geschil belangrijke informatie en afspraken schriftelijk te bevestigen aan zijn cliënt.

5.5 Aan deze voorwaarde is in dit geval voldaan in het licht van de in 2.6 vermelde e-mail aan klaagster van 17 april 2012, 16.41 uur. Verweerster mocht er naar het oordeel van de raad van uitgaan dat klaagster die e-mail tijdig zou lezen. Immers, de ontruiming zou op 19 april 2012 plaatsvinden en het kort geding strekte ter voorkoming van die ontruiming, zodat het klaagster duidelijk had moeten zijn dat het kort geding op 17 of 18 april zou plaatsvinden. In dat licht mocht verweerster ervan uitgaan dat klaagster haar e-mailberichten op 17 en 18 april zou lezen. Bovendien werd er steeds per e-mail met klaagster gecommuniceerd en heeft klaagster mr. Sh op 16 april en zelfs in de ochtend van 17 april om 11.33 uur en 11.53 uur nog e-mails gestuurd, zodat er voor verweerster ook daarom geen aanleiding was om te veronderstellen dat klaagster de e-mail van 17 april 16.41 uur niet tijdig zou lezen. Dat verweerster geen nadere inspanningen heeft verricht om klaagster voorafgaand aan de zitting te bereiken, is in de gegeven omstandigheden – waaronder de herhaalde pogingen van haar kantoorgenote mr. Sh op 17 april 2012 om klaagster telefonisch te bereiken – niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

5.6 Uit het dossier volgt voorts (zie het feit vermeld in 2.6) dat datum en tijdstip van het kort geding nog niet bekend waren toen klaagster bij mr. Sh op kantoor was in de ochtend van 17 april 2012, zodat ook faalt het verwijt dat datum en tijdstip toen doorgegeven hadden kunnen worden aan klaagster.

5.7 De raad acht dit klachtonderdeel ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

5.8 Ter zitting heeft klaagster gesteld dat zij verweerster op 18 april 2012 na het kort geding heeft medegedeeld dat zij op het betalingsvoorstel van de woningstichting in zou gaan zodat de ontruiming van haar woning kon worden voorkomen.

5.9 Daartegenover heeft verweerster gesteld dat klaagster op 18 april 2012 heeft gezegd slechts EUR 100,- per maand te kunnen betalen, hetgeen zij zo heeft doorgegeven aan de woningstichting, met als gevolg dat geen betalingsregeling tot stand is gekomen.

5.10 De raad stelt vast dat in het dossier geen aanknopingspunten te vinden zijn voor de stelling van klaagster. Anders dan klaagster heeft betoogd, biedt de schriftelijke verklaring die de opvolgend advocaat heeft afgelegd over het gebeurde op zijn kantoor op 18 april 2012 (pagina 51 klachtdossier) ook geen steun aan die stellingen. Integendeel: de opvolgend advocaat heeft verklaard dat zij klaagster tijdens een telefoongesprek met verweerster hoorde zeggen dat zij EUR 100,- per maand kon betalen; niet dat zij klaagster tijdens een telefoongesprek met verweerster hoorde zeggen dat het voorstel van de woningbouwvereniging akkoord was.

5.11 Kortom, niet is komen vast te staan dat klaagster verweerster heeft geïnformeerd dat het door de woningstichting gedane voorstel akkoord was. Daarmee is niet komen vast te staan dat klaagster de woningstichting onjuist heeft geïnformeerd.

5.12 Klachtonderdeel c) is ongegrond.

Ad klachtonderdeel d)

5.13 Klaagster verwijt verweerster dat zij niet het volledige dossier van klaagster aan de opvolgend advocaat van klaagster heeft overgedragen. Verweerster heeft gesteld dat haar kantoor het volledige dossier van klaagster direct na het verzoek daartoe van de opvolgend advocaat heeft overgedragen.  Nu de opvolgend advocaat desgevraagd per e-mail van 19 juni 2012 aan verweerster heeft bevestigd dat zij geen stukken mist, komt de raad tot de conclusie dat klachtonderdeel d) ongegrond is.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klaagster niet-ontvankelijk in klachtonderdeel a);

- verklaart de klachtonderdelen b), c) en d) ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. L.D.H. Hamer, J.M. van de Laar, M. Pannevis, S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. G.E. Wiebenga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van dinsdag 16 april 2013.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 16 april 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster;

- verweerster;

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam;     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster;

- verweerster;

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam;

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl