ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4184 Raad van Discipline Amsterdam 13-015W

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4184
Datum uitspraak: 03-04-2013
Datum publicatie: 10-04-2013
Zaaknummer(s): 13-015W
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Wraking
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Wrakingsverzoek afgewezen. Niet gebleken dat rechterlijke onpartijdigheid is geschaad.  

Beslissing van de wrakingskamer

van de raad van discipline van 3 april 2013

in de zaak 13-015W

naar aanleiding van het verzoek tot wraking van:

de heer drs.

AMSTERDAM

verzoeker

tot wraking van:

mevrouw mr.

voorzitter van de

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 12 december 2012, door de raad ontvangen op 13 december 2012, heeft verzoeker het verzoek tot wraking van

mr. S. als voorzitter van de raad van discipline gedaan.

1.2 Het verzoek tot wraking is behandeld ter zitting van de wrakingskamer van20 maart 2013 in aanwezigheid van verzoeker. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- het verzoek tot wraking en de daaraan ten grondslag liggende stukken;

- het verweer van mr. S. d.d. 28 januari 2013.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Naar aanleiding van een door verzoeker tegen mr. X ingediende klacht heeft een stafmedewerker van de deken de ontvangst van de klacht schriftelijk bevestigd. Bij brief van 3 april 2012 heeft verzoeker het bureau van de orde verzocht om zijn klacht tegen mr. X volledig ongegrond te verklaren. De stafmedewerker heeft bij brief van 5 april 2012 geantwoord:

“Uit uw brief leid ik af dat u uw klacht tegen mr. X intrekt.”

2.3 Verzoeker heeft vervolgens bij brieven van 17 april 2012 respectievelijk 20 mei 2012 klachten ingediend tegen de deken, zijn stafmedewerkers en tegen het bestuur van de orde van advocaten. Het bureau van de orde heeft op 29 mei 2012 de ontvangst van deze brieven bevestigd, onder toekenning van kenmerk 1112-690.

2.4 Op 2 juni 2012 heeft verzoeker opnieuw een klacht ingediend tegen de deken, onder meer inhoudende dat de deken heeft verzuimd om de klacht tegen het bestuur van de orde van advocaten in behandeling te laten nemen. De klachten zijn ter behandeling doorgezonden naar de Raad van Toezicht.

2.5 Bij brief van 22 juli 2012 heeft verzoeker een klacht ingediend tegen mr. Y. De ontvangst van deze klacht is door een stafmedewerker van de deken bevestigd bij brief van 26 juli 2012, onder toekenning van kenmerk 1112-964.

2.6 Na ontvangst van het verweer in de zaak met kenmerk 1112-964 heeft verzoeker op 22 september 2012 een nadere toelichting aan de deken gestuurd. Deze nadere toelichting is op 2 oktober 2012 door de stafmedewerker doorgezonden aan de raadsman van mr. Y, waarbij een termijn van drie weken is gesteld om te reageren. Bij brief van 29 oktober 2012 heeft de raadsman van mr. Y zijn reactie naar de deken gestuurd.

2.7 Bij beslissing van 12 oktober 2012 heeft de Raad van Toezicht de tegen het bestuur van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam alsmede tegen de deken en zijn stafmedewerkers ongegrond verklaard.

2.8 Bij brief van 5 november 2012 aan de deken verzoekt verzoeker de deken om de ingediende klachten (met kenmerken 1112-690 en 1112-694) terstond ter kennis te brengen aan de raad van discipline.

2.9 Bij brief van 6 november 2012 heeft de stafmedewerker van het bureau van de orde de ontvangst bevestigd van de brief van de raadsman van mr. Y (in de zaak 1112-964).

2.10 Bij brief van 20 november 2012 heeft verzoeker zich tot verweerster gericht. In deze brief heeft verzoeker nieuwe klachten tegen de deken ingediend,(onder meer)inhoudende dat de deken in zijn brief van 6 november 2012 de ontvangst van de brief van verzoeker van 5 november 2012 zou hebben ontkend.

2.11 Op 12 december 2012 heeft verzoeker schriftelijk een verzoek tot wraking van verweerster gedaan.

3 HET VERZOEK OM  WRAKING

3.1 Blijkens het verzoek tot wraking heeft verzoeker verweerster gewraakt omdat zij in gebreke is gebleven om een ontvangstbevestiging te versturen, waaruit verzoeker concludeert dat verweerster de door verzoeker ingediende klachten tegen de deken niet naar behoren wenst te onderzoeken en derhalve niet onafhankelijk is.

3.2 Ter zitting heeft verzoeker de grondslag van zijn verzoek uitgebreid met de verwijten dat verweerster i) de deken wel naar behoren informeert, ii) verzoeker niet naar behoren informeert, iii) niet de intentie heeft om de klacht ingediend tegen de deken naar behoren te onderzoeken, iv) zich beroept op een niet verifieerbare bewering, te weten dat zij op het punt stond om een verwijzingsbeschikking te versturen, v) fout meldt dat de periode tussen ontvangst van de klacht en (beweerdelijk) te verzenden datum verwijzingsbeschikking 20 dagen betreft (want 23 dagen) en vi) verzoeker in wezen verwijt dat hij een klacht tegen de deken heeft ingediend.

4 VERWEER

4.1 Verweerster berust niet in de wraking. In haar brief van 28 januari 2013 heeft zij geschetst hoe de verwijzing van klachten tegen een deken in de praktijk geschiedt. In de onderhavige zaak lag de verwijzingsbeschikking gereed ter ondertekening door de griffier en verzending op 14 december 2012. Afgifte van de verwijzingsbeschikking kon niet meer geschieden vanwege het inmiddels ontvangen verzoek tot wraking.

4.2 Verweerster heeft toegelicht dat het ook haar voorkeur had gehad dat de verwijzingsbeschikking eerder was afgegeven, maar dat de vertraging het gevolg is geweest van overbelasting van de griffie. Uit het enkele feit dat na indiening van de klacht gedurende twintig dagen geen reactie is gevolgd, kan echter niet worden afgeleid dat zij vooringenomen zou zijn, aldus verweerster.

5 BEOORDELING

5.1 Een verzoek tot wraking kan op grond van artikel 47 lid 2 Advocatenwet juncto artikel 512 Wetboek van Strafvordering worden gedaan, indien feiten of omstandigheden aanwezig zijn waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

5.2 Het onderhavige wrakingsverzoek is blijkens de toelichting van verzoeker vooral ingegeven door het niet tijdig sturen van een ontvangstbevestiging van verzoekers klacht tegen de deken, waardoor bij verzoeker de indruk is ontstaan dat verweerster de klacht tegen de deken niet wilde onderzoeken. De wrakingskamer is van oordeel dat verweerster genoegzaam heeft toegelicht waarom afgifte van de verwijzingsbeschikking vertraging heeft opgelopen. Het gedurende enkele weken uitblijven van een reactie naar aanleiding van verzoekers klacht vormt naar het oordeel van de wrakingskamer geen feit waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Ook overigens is niet gebleken van omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.

5.3 Het voorgaande brengt mee dat het wrakingsverzoek wordt afgewezen.

5.4 Van belang is voorts dat het verzoek tot wraking van verzoeker niet op zichzelf staat. Na ontvangst van de uitnodiging voor de behandeling van het onderhavige wrakingsverzoek heeft verzoeker ook de leden van de onderhavige wrakingskamer gewraakt omdat zij als advocaten onder toezicht van de Raad van Toezicht staan en als juristen deel uitmaken van de raad van discipline, waarvan verweerster voorzitter is. Om die reden zouden de leden niet onafhankelijk zijn. Nu geen enkel aanknopingspunt bestaat om de voorzitter c.q. de leden van de raad in dit geval te wraken, en in het bijzonder niet de schijn van partijdigheid is gewekt, stelt de wrakingskamer van de raad vast dat hier sprake is van misbruik van het wrakingsinstrument. In verband daarmee bepaalt de wrakingskamer van de raad van discipline hierbij dat op grond van artikel 47 Advocatenwet juncto artikel 515 lid 4 Wetboek van Strafvordering een volgend verzoek tot wraking van verzoeker niet in behandeling zal worden genomen.

BESLISSING

De wrakingskamer van de raad van discipline wijst het verzoek om wraking af en bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking van verzoeker niet in behandeling zal worden genomen.

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. G. Kaaij, P. van Lingen, J.H.P. Smeets, S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 april 2013.

voorzitter griffier

Deze beslissing is in afschrift op 3 april 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- verzoeker

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.