ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4058 Raad van Discipline Amsterdam 12-263A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4058
Datum uitspraak: 20-03-2013
Datum publicatie: 26-03-2013
Zaaknummer(s): 12-263A
Onderwerp:
  • Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
  • Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van faillissementscurator
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen de curator met betrekking tot de wijze waarop de curator zijn taken uitoefent. Verzet met betrekking tot de vraag of klager slechts pro se of ook namens enkele vennootschappen heeft geklaagd. Verzet gegrond. Klacht ongegrond.

Beslissing van 20 maart 2013

in de zaak 12-263A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 20 september 2012 op de klacht van:

1.

2. en

3.

klaagsters

tegen:

mr.

advocaat te Amsterdam

 verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 27 augustus 2012, door de raad ontvangen op 30 augustus 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 20 september 2012 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) de bestuurder van klaagsters als klager aangemerkt en hem kennelijk niet ontvankelijk verklaard in zijn klacht, welke beslissing op dezelfde dag aan hem is verzonden.

1.3 Bij brief van 3 oktober 2012, door de raad ontvangen op 4 oktober 2012, hebben klaagsters verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 15 januari 2013 in

aanwezigheid van klaagsters en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennis genomen van:

- de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

- het verzetschrift van klaagsters.

2 FEITEN EN KLACHT

Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klaagsters in verzet in zoverre niet opkomen. Wel menen klaagsters dat de voorzitter hen ten onrechte niet als klaagsters heeft aangemerkt, doch slechts hun (indirect) bestuurder als privépersoon als klager heeft beschouwd.

3 VERZET

 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat (1) de voorzitter ten onrechte heeft aangenomen dat de bestuurder van klaagsters namens zichzelf heeft geklaagd, terwijl het evident is dat hij de onderhavige klacht namens klaagsters heeft ingediend en (2) de voorzitter ten onrechte heeft overwogen dat niet onderbouwd en gestaafd is dat verweerder zich bij de vervulling van zijn curatorschap zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad.

4 BEOORDELING

4.1 Het oordeel van de voorzitter dat de bestuurder van klaagsters niet namens klaagsters maar als privépersoon de onderhavige klacht heeft ingediend, kan niet in stand blijven. In de klachtbrief laat de bestuurder in kwestie er geen twijfel over bestaan dat hij de klacht namens klaagsters indient. De deken en verweerder hebben de klachtbrief ook in die zin opgevat. De deken heeft klaagsters consequent als de indieners van de onderhavige klacht aangemerkt, niet alleen in de aanbiedingsbrief aan de raad maar ook in de daaraan voorafgaande correspondentie met partijen. Nu de bevoegdheid van de bestuurder van klaagsters om de onderhavige klacht namens hen in te dienen ook niet in geschil is, moet de klacht worden beschouwd als afkomstig van klaagsters. Het verzet is dus gegrond.

4.2 Klaagsters hebben als crediteur in het faillissement van A B.V. (klaagster sub 1) respectievelijk aandeelhouder van de failliet (klaagsters sub 2 en 3) een rechtstreeks belang bij hun klacht tegen verweerder in diens hoedanigheid van curator van de failliet. Zij moeten dan ook ontvankelijk worden geacht in hun klacht.

4.3 Ten aanzien van de inhoud van de klacht overweegt de raad het volgende. De klacht ziet op het handelen van verweerder als curator in een faillissement. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline is een curator onderworpen aan het tuchtrecht voor advocaten, met dien verstande dat hem slechts een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt als hij zich bij de vervulling van het curatorschap dusdanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad. Daarvan is de raad uit de stukken en het ter zitting behandelde niet gebleken. Tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder hebben klaagsters niet onderbouwd en gestaafd dat verweerder zich bij de vervulling van zijn curatorschap zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. De raad voegt nog het volgende toe.

4.4 De klacht ziet deels op geschilpunten van civielrechtelijke aard tussen enerzijds de curator en anderzijds klaagsters. De klacht stelt bijvoorbeeld aan de orde de (civielrechtelijke) vraag of op de levering van goederen van klaagster sub 1 aan de failliete vennootschap de algemene voorwaarden van klaagster sub 1 van toepassing waren. Dergelijke geschilpunten dienen niet door de tuchtrechter maar door de civiele rechter te worden beslecht. Slechts indien de curator in een dergelijk geschil een niet pleitbaar standpunt zou innemen is denkbaar dat hij tuchtrechtelijk verwijtbaar handelt. Daarvan is in dit geval geenszins gebleken.

4.5 Voor het overige stelt de klacht – al dan niet voorlopige – beslissingen van de curator ter discussie die reeds onderwerp zijn geweest van een procedure op grond van artikel 69 Fw. Het feit dat de rechter-commissaris in het faillissement bij – inmiddels onherroepelijk geworden – beschikking van 23 augustus 2010 de bezwaren van klaagsters tegen de beslissingen van de curator heeft afgewezen, biedt ook steun aan het oordeel van de raad dat de curator bij het verrichten van zijn taak de genoemde tuchtrechtelijke grens niet heeft overschreden. De raad merkt daarbij op dat de rechter-commissaris de beslissingen van de curator volledig toetst, terwijl de genoemde tuchtrechtelijke maatstaf die de raad dient te hanteren tot een terughoudende, marginale toetsing van die beslissingen noopt.

4.6 Het feit dat klaagsters als aandeelhouder of crediteur van de failliete vennootschap teleurgesteld zijn over de afwikkeling van het faillissement, kan verweerder niet (in tuchtrechtelijke zin) worden verweten. De klacht is dan ook ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart het verzet gegrond

- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. L.D.H. Hamer, H.C.M.J. Karskens, A.G. van Marwijk Kooij, G.J.W. Pulles, leden, bijgestaan door mr. M.E. Coenraads als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 maart 2013.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 20 maart 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagsters

- de deken

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagsters

- verweerder

- de deken van Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl