ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4018 Raad van Discipline Amsterdam 13-016NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4018
Datum uitspraak: 19-02-2013
Datum publicatie: 25-02-2013
Zaaknummer(s): 13-016NH
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van deken of tuchtrechter
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen deken over diens behandeling van een door klager ingediende klacht tegen een derde advocaat. Deken heeft daarbij binnen zijn beleidsruimte gehandeld. Klacht kennelijk ongegrond.

Beslissing van 19 februari 2013

in de zaak 13-016NH

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

de heer mr. , in zijn hoedanigheid van

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland van 22 januari 2013, door de raad ontvangen op 24 januari 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klager heeft bij brief van 9 juli 2012 een klacht ingediend bij verweerder, in diens hoedanigheid van deken van de orde van advocaten in het (toenmalige) arrondissement Haarlem.

1.3 De door klager ingediende klacht was gericht tegen mrs. X en Y, kantoorgenoten van klagers advocaat mr. Z, die klager bij afwezigheid gedurende de vakantie van mr. Z achtereenvolgens bijstonden in een kwestie over de verduistering van een paard.

1.4 Vervolgens is onder regie van verweerder correspondentie tussen partijen gewisseld. Eén en ander heeft er uiteindelijk toe geleid dat mrs. X en Y hun excuses aan klager hebben aangeboden, zoals klager wenste. Toen klager vervolgens kenbaar maakte dat zulks niet tot sluiting van het klachtdossier diende te leiden, heeft verweerder het dossier op 2 oktober 2012 ter verdere behandeling aan de raad van discipline gezonden.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door bij het onderzoek naar de door klager ingediende klacht laakbaar te handelen, in het bijzonder door:

- verweerder niet, althans niet op juiste wijze, een ontvangstbevestiging te sturen;

- de op de klachtbehandeling van toepassing zijnde termijnen niet in acht te nemen;

- de behandeling van de klacht niet op zorgvuldige wijze op zich te nemen;

- de indruk te wekken de klacht niet inhoudelijk te willen behandel en ten onrechte aan te nemen dat deze als afgedaan kon worden beschouwd;

- de indruk te wekken de advocaten tegen wie werd geklaagd, de hand boven het hoofd te houden;

- de klacht niet, althans niet dan na langdurig en herhaald aandringen, de klacht ter behandeling voor te leggen aan de raad van discipline.

3 VERWEER

3.1 Verweerder stelt dat hij na ontvangst van de brief van klager van 9 juli 2012 adequaat heeft gereageerd, door direct contact op te nemen met mrs. X en Y. Eén en ander heeft ertoe geleid dat de onderliggende kwestie tijdig is geregeld.

3.2 Verweerders veronderstelling dat de excuses van mrs. X en Y door klager zouden worden geaccepteerd, zodat het dossier vervolgens kon worden gesloten, heeft het vertrouwen in de advocatuur niet geschaad en kan niet als een weigering worden beschouwd om de klacht door te zenden.

4 BEOORDELING

4.1 Op de klacht kan met toepassing van artikel 46g Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

4.2 Verweerder was ten tijde van het hem verweten handelen deken van de Orde van Advocaten in het (toenmalige) arrondissement Haarlem. Het in de artikelen 46 en volgende van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht heeft betrekking op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Maar ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, blijft voor hem het advocatentuchtrecht gelden. Indien hij zich bij de vervulling van die andere functie zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen sprake zijn van handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Dit betekent dat de vraag voorligt of verweerder zich bij de vervulling van die functie op de punten die in dit geding aan de orde zijn zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad.

4.3 Van dat laatste is in de onderhavige zaak geen sprake. Verweerder heeft binnen de aan hem gestelde taken getracht de klacht van klager tot een oplossing te brengen. De gedragingen die verweerder in dat kader worden verweten vallen binnen de beleidsruimte die verweerder als deken toekomt. Zijn optreden is adequaat geweest en hij heeft bij zijn handelen niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Toen bleek dat klager, ondanks de door hem gevraagde en verkregen excuses, toch zijn klacht wenste te hand¬haven, heeft  verweerder direct passend geacteerd.

4.4 Het voorgaande betekent dat de klacht kennelijk ongegrond is.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 19 februari 2013.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 19 februari 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.