ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4007 Raad van Discipline Amsterdam 12-179A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4007
Datum uitspraak: 12-02-2013
Datum publicatie: 13-02-2013
Zaaknummer(s): 12-179A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Rechtsmaatregelen binnen de sommatietermijn
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over advocaat wederpartij. Beweerdelijk onnodig grievende uitlatingen. Niet komen vast te staan. Mee laten luisteren advocaat-stagiaire met gesprek, zonder voorafgaande aankondiging, in de onderhavige omstandigheden van onvoldoende gewicht voor tuchtrechtelijk verwijt. Klacht ongegrond.

Beslissing van 12 februari 2013

in de zaak 12-179A

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw

klaagster

tegen:

mr.

advocaat te Amsterdam

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 11 juni 2012 met kenmerk GK/YH 1112-408, door de raad ontvangen op 12 juni 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 12 december 2012 in aanwezigheid van verweerder. Klaagster was met bericht van verhindering afwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.2 De raad heeft kennis genomen van:

- de in nr. 1.1. bedoelde brief van de deken aan de raad;

- de stukken 1 tot en met 18 van de bij de brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Verweerder heeft namens zijn cliënte, een hoveniersbedrijf, een incassozaak behandeld met betrekking tot door zijn cliënte uitgevoerde bestratings-werkzaamheden aan/bij de woning van klaagster.

2.2 Klaagster is per 1 december 2011 op eigen verzoek van het tableau geschrapt. In geschil is onder andere of de door het hoveniersbedrijf uitgevoerde werkzaamheden in opdracht van klaagster in privé, dan wel het advocatenkantoor waar zij voorheen werkzaam was, zijn uitgevoerd. Verweerder stelt zich namens zijn cliënte op het standpunt dat (in ieder geval) klaagster gehouden is om voor de werkzaamheden te betalen, op grond van nakoming, ongerechtvaardigde verrijking dan wel onrechtmatige daad.

2.3 Op 16 januari 2012 heeft verweerder klaagster per brief in gebreke gesteld.

2.4 Op 17 januari 2012 heeft verweerder telefonisch contact gezocht met klaagster. Verweerder heeft klaagster in dit gesprek gemaand te betalen. Voorts heeft hij klaagster onder andere bericht dat het op grond van de geldende belastingwetgeving en zeer recente (tuchtrechtelijke) uitspraken niet is toegestaan om facturen voor privé aangelegenheden (zoals het bestraten van de tuin van de woning) zakelijk te factureren, en voorts dat klaagster door de bestratingswerkzaamheden verrijkt is. De advocaat-stagiaire van verweerder – die de zaak mede had voorbereid – luisterde mee met dit gesprek, zonder dat de toestemming van klaagster daarvoor is gevraagd.

2.5 Op de website van het kantoor van verweerder staat vermeld dat procedures zoveel mogelijk worden ingeleid met conservatoire beslagen en/of kort gedingprocedures.

2.6 De incassozaak is aanhangig gemaakt bij de rechtbank Zwolle-Lelystad, sector kanton. Ten tijde van de zitting van de raad op 12 december 2012 was (nog) geen beslag gelegd, en was nog niet vonnis gewezen in de zaak.

2.7 Bij brief met bijlagen van 19 januari 2012 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet om de volgende redenen:

a) Verweerder heeft klaagster op een tuchtrechtelijk verwijtbare wijze benaderd in verband met de incassozaak die hij namens zijn cliënte behandelde. In het bijzonder beklaagt klaagster zich over het onder 2.4 bedoelde telefoongesprek van 17 januari 2012, welk gesprek klaagster – kort samengevat – als een felle aanklacht heeft ervaren. Verweerder heeft zich volgens klaagster gedurende dit gesprek voorts niet als advocaat bekendgemaakt, en heeft zijn stagiaire zonder toestemming met dit gesprek laten meeluisteren. Volgens klaagster heeft verweerder voorts een tweede maal telefonisch contact met klaagster gezocht, waarbij de dochter van klaagster heeft opgenomen. Verweerder zou de dochter van klaagster tijdens dit gesprek hebben toegeschreeuwd.

b) Verweerder heeft in strijd met gedragsregel 3 gehandeld door, zowel in zijn brief van 16 januari 2012, als gedurende het telefoongesprek van 17 januari 2012 en het in klachtonderdeel a) bedoelde tweede telefoongesprek, een beslaglegging aan te kondigen indien klaagster niet direct zou betalen.

4 ¬BEOORDELING

4.1 Bij zijn beoordeling van de klacht neemt de raad in lijn met vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline, tot uitgangspunt dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Deze vrijheid is echter niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij; (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.

Ad klachtonderdeel a)

4.2 Naar de kern genomen beklaagt klaagster zich met klachtonderdeel a) in de eerste plaats over de toon en inhoud van het op 17 januari 2012 met verweerder gevoerde telefoongesprek. Klaagster stelt dat verweerder een ‘tirade’ van beschuldigingen over haar heeft uitgestort, en voert ter ondersteuning een getuigenverklaring van haar echtgenoot aan, waarin hij onderschrijft dat sprake was van een tirade. Verweerder erkent dat de toon van het gesprek wellicht iets harder was dan normaal, maar stelt dat geen onbehoorlijk woord is gevallen. Hij weerspreekt gemotiveerd dat hij een tirade over haar heeft uitgestort. Voorts weerspreekt hij gemotiveerd de stelling van klaagster dat verweerder zich niet als advocaat bekend zou hebben gemaakt. Getoetst aan de onder 4.1 weergegeven maatstaf, kwam verweerder een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënte te behartigen op een wijze die hem goeddunkte. Gelet op de tegenstrijdige verklaringen van partijen is naar het oordeel van de raad niet komen vast te staan dat verweerder ter zake van het telefoongesprek van 17 januari 2012 de grenzen van deze vrijheid heeft overschreden.

4.3 Verweerder erkent dat hij niet vooraf heeft aangekondigd dat zijn advocaat-stagiaire met het gesprek van 17 januari 2012 meeluisterde. Verweerder had dit in het licht van gedragsregel 36, dat bepaalt dat het de advocaat niet is toegestaan zonder mededeling vooraf aan degene met wie hij spreekt iemand aan de telefoon te laten meeluisteren, wel moeten doen. Naar het oordeel van de raad is dit nalaten, mede in het licht van het feit dat de advocaat-stagiaire de zaak mede had voorbereid, in het onderhavige geval echter van onvoldoende gewicht om ter zake van het gesprek van 17 januari 2012 te spreken van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerder.

4.4 Verweerder heeft gemotiveerd weersproken dat hij een (tweede) telefoongesprek met de dochter van klaagster heeft gevoerd. Daartoe heeft hij onder andere gewezen op informatie uit overzichten van KPN van zijn telefoongesprekken in de relevante periode, waaruit niet zou blijken dat hij met klaagster getelefoneerd heeft. Met een beroep op zijn geheimhoudingsplicht heeft hij de overzichten niet overgelegd. Klaagster heeft niet weersproken dat in de overzichten het telefoonnummer van klaagster niet voorkomt. Zij stelt echter dat overzichten van KPN niet altijd volledig zijn. Klaagster heeft voorts een verklaring van haar dochter overgelegd, waarin de dochter verklaart dat zij op 19 januari 2012 de telefoon opnam, en een man tegen haar begon te schreeuwen. De verklaring eindigt met de zin: “Ik weet inmiddels dat dat [verweerder] is geweest, of een andere man die van af hetzelfde kantoor heeft gebeld.” Echter, de dochter verklaart niet hoe zij aan deze wetenschap komt. Anders dan deze zin, blijkt uit de verklaring niet dat verweerder, dan wel een kantoorgenoot, met de dochter gesproken heeft. In deze omstandigheden is niet komen vast te staan dat het tweede telefoongesprek heeft plaatsgevonden.

4.5 Het klachtonderdeel is ongegrond.

¬¬Ad klachtonderdeel b)

4.6 Verweerder heeft uitdrukkelijk weersproken dat hij gedreigd heeft met het leggen van beslag. Vast staat dat dat beslag niet is gelegd. In het licht van de tegenstrijdige verklaringen van partijen is niet komen vast te staan dat met beslag is gedreigd.

4.7 Het klachtonderdeel is ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

 verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. A.G. van Marwijk Kooy,       M. Pannevis, B. Roodveldt, M.J. Westhoff, leden, bijgestaan door mr. R.L.M.M. Tan als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 februari 2013.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 12 februari 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl