ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4006 Raad van Discipline Amsterdam 12-190Lee + 12-191Lee

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4006
Datum uitspraak: 12-02-2013
Datum publicatie: 13-02-2013
Zaaknummer(s): 12-190Lee + 12-191Lee
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Rechtsmaatregelen binnen de sommatietermijn
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over advocaat wedepartij. Beweerdelijk rauwelijks indienen klachtschrift over notaris bij Kamer van Toezicht. Versturen afschrift klachtschrift aan partij rechtstreeks in plaats van aan advocaat. Inhoudelijke gebreken klachtschrift. Klacht ongegrond.

Beslissing van 12 februari 2013

in de zaken 12-190Lee en 12-191Lee

naar aanleiding van de klacht van:

mr.

gemachtigde: mr.

klaagster

tegen:

mr. (hierna: “verweerder mr. [G]”)

en mr.  (hierna: “verweerder mr. [B]”)

advocaten te

verweerders

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van discipline in (toenmalig) het ressort Leeuwarden van 29 mei 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Leeuwarden de klacht ter kennis van die raad gebracht. In verband met het feit dat verweerder mr. [G] lid is van die raad, en gelet op de samenhang van de klachten tegen verweerder mr. [G] en verweerder mr. [B], heeft de griffier van die raad het Hof van Discipline bij brief van 5 juni 2012 verzocht om de beide klachtzaken te verwijzen naar een andere raad van discipline. De voorzitter van het Hof van Discipline heeft bij beslissing van 19 juni 2012 de klacht ex artikel 46a lid 3 Advocatenwet verwezen naar de raad van discipline in het arrondissement Amsterdam (hierna: de “raad”).

1.2 Bij brief aan de raad van 19 juni 2012 met kenmerk 6456, door de raad ontvangen op 21 juni 2012, heeft de griffier van het Hof van Discipline de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 12 december 2012. Partijen waren met bericht van verhindering afwezig.

1.4 De raad heeft kennis genomen van:

- de in nr. 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad van discipline in het ressort Leeuwarden;

- de stukken 1 t/m 8 van de bij die brief gevoegde inventarislijst inzake de zaak van klaagster tegen verweerder mr. [G] en de stukken 1 t/m 8 van de bij die brief gevoegde inventarislijst inzake de zaak van klaagster tegen verweerder mr. [B];

- de in nr. 1.1 en 1.2 bedoelde brief van de griffier van de raad van discipline in het ressort Leeuwarden aan het Hof van Discipline, beslissing van het Hof van Discipline, en brief van het Hof van Discipline aan de raad.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Klaagster is notaris met standplaats te Sneek. Klaagster is met twee andere notarissen, mr. [Sa] en mr. [Sl] per 1 juli 2009 een maatschap (hierna: “maatschap [R]”) aangegaan. De maatschap is opgezegd per 31 december 2010 althans per die datum met wederzijds goedvinden ontbonden.

2.2 Voordat de maatschap [R] gevormd werd, was klaagster met onder anderen mr. [Sl] verbonden in een andere maatschap (hierna: “maatschap [H]”). Deze maatschap is per 1 juli 2009 ontbonden. Bij de ontbinding van maatschap [H] is een geschil ontstaan over de terugbetaling van een bedrag van EUR 110.000,- aan door klaagster gestorte goodwill. Klaagster stelt zich op het standpunt dat dit geschil is afgewikkeld als onderdeel van de vorming van maatschap [R]. Zij stelt dat bij de vorming van maatschap [R] afgesproken is tussen haar, mr. [Sa] en mr. [Sl] dat de EUR 110.000,- aan haar zou worden betaald uit de overwinst van de vestiging Sneek. Verder zou tussen de maten afgesproken zijn dat de winst gelijkelijk verdeeld zou worden, met inachtneming van de voornoemde afspraak met betrekking tot de EUR 110.000,-.

2.3 Een geschil is ontstaan tussen klaagster enerzijds en haar voormalig maten, mr. [Sa] en mr. [Sl], anderzijds in het kader van de beëindiging van maatschap [R]. In dit geschil wordt mr. [Sa] bijgestaan door verweerder verweerder mr. [G] en mr. [Sl] door verweerder mr. [B].

2.4 Kort samengevat stellen de cliënten van verweerders zich op het standpunt dat klaagster onverkort dient mee te werken aan het opstellen van de slotbalans van maatschap [R], alsmede aan het opstellen en vaststellen van de jaarrekening 2010 van maatschap [R]. Nu klaagster hier niet aan zou voldoen, zouden alle maten niet kunnen voldoen aan hun verplichtingen voortvloeiend uit artikel 24 en 112 (oud) van de Wet op het Notarisambt, tot – kort samengevat – het opstellen en aan het Bureau Financieel Toezicht overleggen van voornoemde financiële stukken. Klaagster stelt zich op het standpunt dat, voordat deze stukken opgesteld en vastgesteld kunnen worden, het geschil tussen haar en haar voormalig maten met betrekking tot (beweerdelijk) gemaakte afspraken over de afwikkeling van maatschap [H] (zie onder 2.2) dient te worden beslecht. Tevens zou een geschil met betrekking tot de winstverdeling binnen maatschap [R] over 2010 afgewikkeld moeten worden, althans zou de jaarrekening anders zonder winstverdeling opgesteld moeten worden.

2.5 Op 18 juli 2011 heeft verweerder mr. [G] namens mr. [Sa] een klacht ingediend bij de Kamer van Toezicht over de notarissen en de kandidaat-notarissen met betrekking tot het gebrek aan medewerking van klaagster met het opstellen van de onder 2.4 bedoelde stukken. Op 8 augustus 2011 heeft mr. [B] namens mr. [Sl] een gelijkluidende klacht ingediend tegen klaagster. Verweerders hebben afschriften van de klachtschriften rechtstreeks – zonder begeleidend schrijven – naar klaagster gestuurd, zonder de advocaat van klaagster een afschrift daarvan te sturen.

2.6 Bij brieven met bijlagen van 7 september 2011 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerders.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerders rauwelijks klachten hebben ingediend over klaagster bij de Kamer van Toezicht;

b) verweerders geen afschriften aan de advocaat van klaagster hebben toegezonden van de door hen ingediende klachtschriften;

c) verweerders zich onvoldoende zouden hebben verdiept in het dossier.

4 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

4.1 Zoals tot uiting gebracht in gedragsregel 19, is een advocaat verplicht, alvorens hij overgaat tot het nemen van rechtsmaatregelen en in het bijzonder tot het nemen van executiemaatregelen, zijn wederpartij of, zo deze wordt bijgestaan door een advocaat, die advocaat van zijn voornemen kennis te geven. In beginsel dient hij daarbij een redelijke tijd voor beraad te geven. Waar redelijkerwijs mogelijk voert hij overleg over het tijdstip van behandeling van een zaak.

4.2 In het onderhavige geval klaagt klaagster erover dat verweerders rauwelijks, te weten zonder voorafgaand overleg met (de advocaat van) klaagster, hun klachten bij de Kamer van Toezicht zouden hebben ingediend. Nog daargelaten dat verweerders gemotiveerd hebben bestreden dat zij niet met (de advocaat van) klaagster overleg hebben gevoerd alvorens hun klachtschriften bij de Kamer van Toezicht in te dienen, treft klachtonderdeel a) reeds geen doel nu de regel weergegeven onder 4.1 niet ziet op een situatie zoals de onderhavige. Deze regel ziet immers op rechtsmaatregelen, niet, zoals in het onderhavige geval, op klachten. Het doel van het verbod op het rauwelijks treffen van rechtsmaatregelen, te weten om de wederpartij de mogelijkheid te geven om alsnog aan de eis in kwestie te voldoen zodat onnodige procedures en/of executies worden voorkomen, is in het onderhavige geval ook niet aan de orde.

4.3 Het klachtonderdeel is ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.4 Zoals tot uiting gebracht in gedragsregel 18 lid 1 dient een advocaat zich met een partij betreffende een aangelegenheid, waarin deze naar hij weet door een advocaat wordt bijgestaan, niet anders in verbinding te stellen dan door tussenkomst van die advocaat, tenzij deze laatste hem toestemming geeft rechtstreeks met die partij in verbinding te treden. Zoals verwoord in gedragsregel 18 lid 2 is het een advocaat wel toegestaan een aanzegging met rechtsgevolg rechtstreeks aan de wederpartij te doen, mits met gelijktijdige verzending van een afschrift aan diens advocaat.

4.5 In het onderhavige geval klaagt klaagster erover dat verweerders afschriften van hun klachtschriften aan de Kamer van Toezicht rechtstreeks aan klaagster hebben gezonden, in plaats van aan haar advocaat. Daarmee zouden zij de onder 4.4 weergegeven regels geschonden hebben. Dit klachtonderdeel faalt, nu het enkel sturen van een afschrift van een klachtschrift rechtstreeks aan klaagster niet beschouwd kan worden als het zich in verbinding stellen met klaagster. Het betreft immers slechts het, zonder begeleidend schrijven, sturen van een afschrift van een brief door verweerders aan de Kamer van Toezicht, niet enige inhoudelijke communicatie met klaagster.

4.6 Klaagster voert nog aan dat het doel van gedragsregel 18 zou zijn om te voorkomen dat de advocaat een regeling treft achter de rug om van de advocaat van een wederpartij én met als doel dat de advocaat van deze wederpartij op de hoogte blijft van de vorderingen in het dossier. Wat hier ook van zij, in het onderhavige geval is dit niet aan de orde nu niet valt in te zien hoe verweerders middels het sturen van een afschrift van hun klachtschriften een regeling achter de rug van de advocaat van klaagster zouden hebben willen treffen. Ook is niet gebleken dat de advocaat van klaagster niet tijdig op de hoogte is geweest van de indiening van de klachtschriften.

4.7 Het klachtonderdeel is ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

4.8 Klaagster stelt dat verweerders zich onvoldoende in het dossier hebben verdiept. Verweerders hebben dit gemotiveerd betwist. Ter onderbouwing van het klachtonderdeel voert klaagster, naar de kern genomen, aan dat de klachtschriften een onjuiste weergave van de afspraken bedoeld onder 2.2 zouden geven. Daaruit zou blijken dat verweerders zich onvoldoende in het dossier hebben verdiept. Verweerders hebben gemotiveerd betwist dat de klachtschriften een onjuiste weergave van de gemaakte afspraken geven. Wat hier ook van zij,deze kwestie ziet op de inhoud van het geschil tussen klaagster en haar voormalig maten. Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline behoort het niet tot de taak van de tuchtrechter om een oordeel te geven over de inhoud van een dergelijk geschil. Dit zal in de klachtprocedure bij de Kamer van Toezicht en/of een civiele procedure tussen klaagster en haar voormalig maten aan de orde moeten komen.

4.9 Het klachtonderdeel is ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

 verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. A.G. van Marwijk Kooy,       M. Pannevis, B. Roodveldt, M.J. Westhoff, leden, bijgestaan door mr. R.L.M.M. Tan als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 februari 2013.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 12 februari 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerders

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Leeuwarden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerders

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Leeuwarden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl