ECLI:NL:TADRAMS:2013:230 Raad van Discipline Amsterdam 13-238A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2013:230
Datum uitspraak: 17-12-2013
Datum publicatie: 06-01-2014
Zaaknummer(s): 13-238A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Advocaat behandelt strafzaak van gedetineerde verdachte op toevoegingsbasis en laat zich daarnaast €  1.000 contant betalen. Verweer dat betaling geoorloofd is omdat toevoeging nog niet is gemuteerd wordt verworpen. Gegrond: berisping. Klacht over kwaliteit van de dienstverlening ongegrond.

Beslissing van 17 december 2013

in de zaak      13-238A

naar aanleiding van de klacht van:

De heer

klager

tegen:

De heer mr.

Advocaat te Amsterdam

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 19 augustus 2013 met kenmerk 40-13-0691, door de raad ontvangen op 21 augustus 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad te Amsterdam op 6 november 2013. Klager en verweerder zijn beiden in persoon verschenen, de laatste bijgestaan door mr. P., advocaat te Amsterdam.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 11 op de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1 Klager is aangemerkt als verdachte in een strafzaak en in voorlopige hechtenis gesteld. Hij ontving rechtsbijstand van mr. A krachtens een last tot toevoeging die door de rechter-commissaris bij de voorgeleiding is afgegeven.  

2.2 Op woensdag 19 december 2012 bezocht verweerder klager in de penitentiaire inrichting.  Bij dat bezoek is de verdediging inhoudelijk besproken. Tussen klager en verweerder werd afgesproken dat klager          € 1.000,-- contant aan verweerder zou betalen. Dat bedrag is betaald.

2.3 De werkzaamheden zijn dan ook aanvankelijk op betalende basis verricht. De toevoeging was nog niet gemuteerd. Vervolgens heeft verweerder de toevoeging laten muteren en zijn werkzaamheden voortgezet onder het bereik van de toevoeging. 

2.4 Tegen het vonnis van de rechtbank heeft klager appèl ingesteld. Verweerder heeft nog een appèlschriftuur verzorgd; daarna heeft klager zich gewend tot  een opvolgend advocaat.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door :

a)  zich niet te houden aan de afspraken die waren gemaakt in verband met de belangenbehartiging van klager, te weten het zo spoedig mogelijk bestuderen van het dossier, telefonisch en schriftelijk bereikbaar te zijn, klager te voorzien van kopieën van de dossierstukken, alsmede tijd vrij te maken om samen met klager het dossier door te nemen en te analyseren;

b)  een contante betaling van € 1.000,-- te vragen terwijl een toevoeging was verleend.

4. BEOORDELING

4.1 ad klachtonderdeel a:

De raad stelt voorop dat een advocaat gehouden is de aan hem toevertrouwde belangen accuraat en voortvarend te behartigen. Uit deze gehoudenheid vloeit ondermeer voort dat de advocaat bereikbaar is, het dossier bestudeert en bespreekt en zich ook overigens inzet voor de behartiging van de belangen van zijn cliënt. Het is de raad, alle omstandigheden overziende, niet gebleken dat verweerder een tuchtrechtelijk verwijt moet worden gemaakt betreffende de kwaliteit van zijn dienstverlening. Vast staat dat meermalen overleg heeft plaatsgevonden waarbij de te voeren strategie aan de orde is gekomen. Tegenover de stellingen van klager heeft verweerder uiteengezet waarom hij de zaak heeft aangepakt zoals hij heeft gedaan. Klager heeft niet concreet uiteengezet op welke gronden die aanpak onjuist zou zijn. De klacht maakt duidelijk dat klager teleurgesteld in het resultaat van de rechtsbijstand is, maar klager heeft niet aannemelijk gemaakt dat het tegenvallende resultaat aan verweerder valt te verwijten. Klachtonderdeel a zal ongegrond worden verklaard. 

4.2 ad klachtonderdeel b:

De raad stelt voorop dat een advocaat de verplichting heeft een (toekomstige) cliënt erop te wijzen dat deze mogelijk in aanmerking komt voor gefinancierde rechtsbijstand. Deze verplichting geldt niet alleen bij het openen van een nieuwe zaak, maar ook bij voortzetting of heropening daarvan door een (opvolgend) advocaat. Bij het nakomen van deze verplichting zal de advocaat een grote mate van zorgvuldigheid moeten betrachten. Als norm voor deze zorgvuldigheid heeft te gelden dat een cliënt, die mogelijk in aanmerking komt voor gefinancierde rechtshulp maar daar vanaf ziet, er door de advocaat uitdrukkelijk en duidelijk op wordt gewezen dat hij afstand doet van het recht op gefinancierde rechtshulp. Tevens zal de advocaat zich er deugdelijk van moeten vergewissen dat de cliënt weet en begrijpt welk recht hij prijsgeeft. Derhalve heeft de advocaat de plicht na te gaan of de cliënt ook daadwerkelijk afstand wenst te doen van zijn recht op gefinancierde rechtshulp en dat hij daar ook de consequenties van overziet en kan dragen. Uit gedragsregel 24, tweede lid, vloeit voort dat het een advocaat niet is toegestaan zich te laten betalen voor een zaak waarin hij tevens gebruik maakt van een toevoeging.

4.3 Vast staat dat  verweerder niet direct na de opdrachtverlening zorg heeft gedragen voor mutatie van de toevoeging. In plaats daarvan heeft hij de zaak aanvankelijk op betalende basis aangenomen. Vervolgens zet verweerder de werkzaamheden voort op basis van gefinancierde rechtsbijstand. Verweerder heeft ten verwere aangevoerd dat hij op het moment waarop hij met klager afsprak dat € 1.000,-- in contanten diende te worden betaald, nog niet aan klager was toegevoegd. In de visie van verweerder is geen sprake geweest van het tegelijkertijd betalend en toegevoegd behandelen van de zaak. Verweerder stelt dat zijn benadering geen uitzondering is: het is niet doenlijk alle zaken op toegevoegde basis te behandelen, aldus verweerder. De raad overweegt als volgt.

4.4 Klager kwam in aanmerking voor gefinancierde rechtshulp, reeds omdat hij in voorlopige hechtenis was gesteld door de rechter-commissaris. Indien verweerder de behandeling van de zaak overneemt, dan heeft als uitgangspunt te gelden dat hij onverwijld de toevoeging dient te muteren op zijn naam zodat hij de werkzaamheden op basis van een toevoeging kan voortzetten.

4.5 Alternatief is het ook mogelijk dat de cliënt afziet van gefinancierde rechtshulp, maar dan dient de advocaat er uitdrukkelijk en duidelijk op te wijzen dat de cliënt afstand doet van het recht op gefinancierde rechtshulp. Bovendien dient de advocaat zich er dan van te vergewissen dat de cliënt weet en begrijpt welk recht hij prijsgeeft, terwijl de advocaat ook verplicht is na te gaan of de cliënt de consequenties kan overzien en kan dragen. Deze variant doet zich in casu niet voor.

4.6 De handelwijze van verweerder komt er op neer dat hij voor zijn werkzaamheden wordt betaald door zowel zijn cliënt als door de raad voor rechtsbijstand door het moment van mutatie van de toevoeging uit te stellen naar de toekomst. De raad acht deze constructie in het licht van de aan te leggen maatstaf ongeoorloofd. Het is de advocaat niet toegestaan voor de behandeling van een zaak waarin hij nog zal worden toegevoegd een vergoeding aan te nemen van de cliënt naast het door de raad voor rechtsbijstand vast te stellen honorarium, afgezien van eventuele eigen bijdragen en verschotten volgens de daarvoor geldende regels. Verweerder had na het aannemen van de opdracht onverwijld de toevoeging moeten laten muteren en geen betaling mogen vragen naast de toevoegingsvergoeding. De stelling dat het is toegestaan aanvankelijk op betalende basis te werken voordat de toevoeging wordt gemuteerd, komt neer op een schijnconstructie waarmee de strekking van gedragsregel 12 zou worden omzeild. Klachtonderdeel b zal gegrond worden verklaard.

5 MAATREGEL

  5.1 Verweerder geeft er geen blijk van de onjuistheid van zijn handelen in te zien. Gelet op de ernst van het tuchtrechtelijke verwijt acht de raad de maatregel van berisping passend en geboden.

 BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel a ongegrond;

- verklaart klachtonderdeel b gegrond;

- legt aan verweerder op de maatregel van berisping.

Aldus gewezen door :  mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. A. de Groot, A.S. Kamphuis, M. Middeldorp,  M.W. Schüller, leden, bijgestaan door mr. M.A. Hupkes als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 december 2013.

griffier voorzitter                     

Deze beslissing is in afschrift op 17 december 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam    

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan voor wat betreft het gegrond verklaarde klachtonderdeel hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Voor wat betreft het ongegrond verklaarde klachtonderdeel kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam    

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl