ECLI:NL:TADRAMS:2013:211 Raad van Discipline Amsterdam 13-187NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2013:211
Datum uitspraak: 04-12-2013
Datum publicatie: 17-12-2013
Zaaknummer(s): 13-187NH
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Klacht van ex-client in verband met verzuim om memorie van antwoord in een incidenteel appèl te nemen als gevolg waarvan verval van instantie is verleend. Klacht gegrond. Tevens klacht doordat verweerder geen aangifte tegen de wederpartij wegens meineed en het afleggen van valse verklaringen heeft gedaan. Klacht ongegrond. Maatregel van berisping in verband met de houdign van verweerder ter zitting en zijn tuchtrechtelijke antecedenten.  

Beslissing van 4 december 2013

in de zaak 13-187NH

naar aanleiding van de klacht van:

De heer

klager

tegen:

mr.

advocaat te

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 8 juli 2013, door de raad ontvangen op 9 juli 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 8 oktober 2013 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de hiervoor genoemde brief aan de raad van 8 juli 2013 met de stukken 1 t/m 19 zoals die zijn genoemd op de bij de brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder heeft klager vanaf 2009 bijgestaan als advocaat in een geschil tussen klager en zijn voormalige zakenpartner. In die zaak heeft de rechtbank op 14 april 2010 vonnis gewezen, waarbij de vorderingen van klager zijn afgewezen, met zijn veroordeling in de proceskosten van in totaal EUR 6.345,00. De proceskostenveroordeling is niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

2.3 Van dat vonnis is klager in hoger beroep gekomen. Door de wederpartij is incidenteel appèl ingesteld, waarbij uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de proceskostenveroordeling in eerste aanleg is gevorderd. Klager is in de gelegenheid gesteld om van antwoord in het incidenteel appèl te dienen, maar heeft dat nagelaten, waarna aan hem verval van instantie is verleend en de vordering van zijn wederpartij is toegewezen.

2.4 In een andere procedure, waarbij klager als gedaagde partij was, is op 28 maart 2007 vonnis gewezen, waarin de rechtbank overwoog:

"De rechtbank kan op basis van de voorgaande overwegingen slechts tot de conclusie komen dat de hiervoor besproken, bij dagvaarding overgelegde stukken vals of vervalst moeten zijn, althans dat dit zo waarschijnlijk is dat deze stukken niet tot bewijs kunnen dienen."

3 KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) hij heeft verzuimd om voor antwoord te dienen in het incidenteel appèl als gevolg waarvan klager verval van instantie is verleend; en

b) hij niet namens klager aangifte van meineed en het afleggen van valse verklaringen heeft gedaan.

Het verweer tegen de klacht wordt, voor zover relevant, bij de beoordeling besproken.

4 BEOORDELING

4.1 Verweerder heeft erkend dat hij bij vergissing niet een memorie van antwoord in het incidenteel appèl heeft ingediend. Verweerder stelt zich op het standpunt dat klager geen belang had bij de memorie van antwoord in het incidenteel appèl (i) omdat er geen zinnig verweer tegen de onderhavige vordering te voeren was, en (ii) hij de betaalde proceskosten terug zou krijgen als het hoger beroep in de hoofdzaak zou slagen.

4.2 De raad  stelt vast dat verweerder deze overwegingen niet met klager heeft besproken, waardoor hij klager de gelegenheid heeft ontnomen om zelf de beslissing te maken om wel of niet voor antwoord in het incident te dienen.  Het ligt op de weg van de advocaat om zijn cliënt voor te lichten over de juridische kansen. Het is vervolgens aan de cliënt, en niet de advocaat, om  af te wegen of hij ondanks een geringe kans op winst een procedure doorzet. Klager heeft bovendien ter zitting onweersproken aangevoerd dat hij groot belang had bij niet alsnog uitvoerbaar bij voorraad verklaren van de proceskostenveroordeling, vanwege zijn liquiditeitsproblemen. Het eerste klachtonderdeel is gegrond.

4.3 Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel stelt verweerder dat hij geen opdracht heeft gekregen van klager om aangifte te doen. Verweerder wijst erop dat niets klager in de weg stond om dat zelf te doen, en dat hij daartoe ook in staat was, getuige eerdere ervaringen van klager. Nu het het woord is van de klager tegen dat van verweerder, kan de raad niet vaststellen of klager  opdracht heeft gegeven om aangifte te doen Dit klachtonderdeel moet daarom ongegrond worden verklaard.

5 MAATREGEL

5.1 Bij het bepalen van de reactie op de gegrondverklaring van het eerste klachtonderdeel, weegt de raad onder meer mee dat verweerder relevante tuchtrechtelijke antecedenten heeft. Ook speelt een rol dat uit de houding van verweerder ter zitting in het geheel niet is gebleken dat hij de onjuistheid van zijn handelen inziet. In plaats van te erkennen dat klager zelf diende te beslissen over een eventuele antwoordmemorie, laat verweerder merken dat hij de klacht daarover onzin vindt. Dit is zorgelijk en om die reden volstaat een waarschuwing niet meer. Aan verweerder dient de maatregel van een berisping te worden opgelegd. De raad ziet voorts aanleiding om op de voet van artikel 48 lid 7 van de Advocatenwet het oordeel uit te spreken dat verweerder niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart onderdeel a van de klacht gegrond;

- verklaart onderdeel b van de klacht ongegrond;

- legt op aan verweerder de maatregel van een berisping; en

- spreekt het oordeel uit dat verweerder niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.

Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. J. van de Laar, B. Roodveldt, C. Wiggers, S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. M.E. Coenraads als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 december 2013.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 4 december 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord Holland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan voor wat betreft het gegrond verklaarde klachtonderdeel hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Van deze beslissing kan voor wat betreft het ongegrond verklaarde klachtonderdeel hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord Holland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl