ECLI:NL:TADRAMS:2013:206 Raad van Discipline Amsterdam 13-356A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2013:206
Datum uitspraak: 16-12-2013
Datum publicatie: 17-12-2013
Zaaknummer(s): 13-356A
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Confraternele correspondentie/schikkingsonderhandelingen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: “Voorzittersbeslissing. Kennelijk ongegronde klacht van advocaat tegen advocaat wederpartij. Het overleggen van een brief van een derde, die als bijlage bij confraternele correspondentie was gevoegd, betreft geen schending van Gedragsregel 12 en 13.”

Beslissing van 16 december 2013

in de zaak 13-356A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer mr.

advocaat te

klager

tegen:

mr.

advocaat te     

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 19 november 2013 met kenmerk 40-13-0844, door de raad ontvangen op 21 november 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 De cliënten van klager en verweerder zijn, na de verbreking van hun affectieve relatie, verwikkeld in een juridisch geschil over hun voormalige woning, die nog in gezamenlijke eigendom is. Op de woning zit een hoge financiering, over de toedeling waarvan het geschil zich eveneens uitstrekt. Diverse gerechtelijke procedures hebben reeds plaatsgevonden. Klager staat de vrouw bij; verweerder de man.

1.3 Bij beschikking van de kantonrechter is op enig moment het beheer van de gezamenlijke woning aan de vrouw toegewezen. In de beschikking overwoog de kantonrechter dat de vrouw met haar salaris in staat is alle lasten van de woning te dragen alsmede dat de man daar niet toe in staat is. De man werd daarom veroordeeld de woning te ontruimen. De man is nog wel, samen met de vrouw, hoofdelijk schuldenaar van de hypothecaire lening bij de bank.

1.4 In een latere uitspraak in een andere procedure is de vrouw veroordeeld tot betaling van enkele bedragen aan de man. Ook is de vrouw veroordeeld tot betaling van een bedrag aan de bank ter zake van achterstand die zij heeft laten ontstaan in de aflossing van de gezamenlijke hypothecaire verplichtingen.

1.5 Klager heeft, namens de vrouw, aan verweerder gevraagd om het aan de man verschuldigde in gedeelten te mogen betalen. Daarbij heeft klager aan verweerder bericht dat de vrouw met de bank al een afbetalingsregeling had getroffen, ten bewijze waarvan klager aan verweerder een kopie van een emailbericht van de bank aan klager heeft gezonden.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij informatie in het geding heeft gebracht, die hij van klager heeft ontvangen.

2.2 Ter toelichting op zijn klacht heeft klager aanvankelijk gesteld dat verweerder in een procedure als productie heeft overgelegd het onder 1.5 genoemde emailbericht van de bank aan klager. Daarin wordt bevestigd dat de vrouw een betalingsregeling met de bank is overeengekomen. Verweerder heeft de beschikking gekregen over deze email, omdat dit een bijlage was bij een (confraternele) mail van klager aan verweerder.

2.3 Tijdens het klachtonderzoek door de deken heeft klager zijn klacht gewijzigd en zich op het standpunt gesteld dat klager binnen de context van confraternele schikkingsonderhandelingen de betreffende mail van de bank aan verweerder heeft gezonden. Klager meent dat verweerder om die reden de mail van de bank niet had mogen overleggen.

3 VERWEER

3.1 Verweerder meent dat hij de mail van de bank mocht overleggen. Hij stelt daartoe dat de mail van de bank aan klager geen confraternele correspondentie in de zin van Gedragsregel 12 betreft en evenmin onderdeel uitmaakt van enig voorstel van klager aan verweerder in het kader van confraternele schikkingsonderhandelingen.

4 BEOORDELING

4.1 De onderhavige klacht is gericht tegen de advocaat van de wederpartij van klagers cliënte.

4.2 De voorzitter overweegt dat de tuchtrechter het aan een advocaat verweten handelen of nalaten dient te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen. Bij deze toetsing is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels, maar deze kunnen, ook gezien het open karakter van de wettelijke normen, daarbij wel van belang zijn. Of het niet naleven van een bepaalde gedragsregel ook tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen oplevert, hangt af van de feitelijke omstandigheden.

4.3 De voorzitter zal eerst de oorspronkelijke klacht beoordelen. Deze klacht komt erop neer dat verweerder bij het overleggen van de mail van de bank aan klager confraternele correspondentie in de zin van Gedragsregel 12 heeft overgelegd, zonder toestemming van klager en zonder advies te vragen aan de deken.

4.4 Met verweerder is de voorzitter van oordeel dat de mail van de bank aan klager, die verweerder van klager heeft verkregen, geen confraternele correspondentie in de zin van Gedragsregel 12 betreft. Het feit dat de mail van de bank gehecht was aan een mail van klager aan verweerder, welke mail wel gekwalificeerd kan worden als confraternele correspondentie in de zin van Gedragsregel 12, maakt dit niet anders.

4.5 Ter onderbouwing van de stelling van de man (de cliënt van verweerder) dat de vrouw een betalingsregeling met de bank was overeengekomen, mocht verweerder de desbetreffende mail van de bank als bewijsmiddel overleggen. Ook daarom heeft verweerder niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld.

4.6 Aldus is de voorzitter van oordeel dat de oorspronkelijke klacht kennelijk ongegrond moet worden verklaard.

4.7 De door klager tijdens het klachtonderzoek aangepaste klacht houdt in dat verweerder de mail van de bank aan klager niet had mogen overleggen in de procedure, omdat deze mail onderdeel uitmaakte van schikkingsonderhandelingen tussen klager en verweerder. Klager doet daarmee (kennelijk) een beroep op Gedragsregel 13. Gedragsregel 13 behelst evenwel een verbod tot het zonder toestemming van de wederpartij doen van mededelingen omtrent de inhoud van schikkingsonderhandelingen aan de rechter aan wiens oordeel de zaak is onderworpen.

4.8 Naar het oordeel van de voorzitter betreft de email van de bank aan klager geen "inhoud van schikkingsonderhandelingen" in de zin van Gedragsregel 13. Ook overigens is de voorzitter uit de in het klachtdossier bevindende stukken niet gebleken dat verweerder zich op andere wijze schuldig heeft gemaakt aan schending van Gedragsregel 13. Ook de aangepaste klacht is daarom kennelijk ongegrond.

4.9 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht in zijn geheel, met toepassing van artikel 46 g Advocatenwet, kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 16 december 2013.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 16 december 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.