ECLI:NL:TADRAMS:2013:176 Raad van Discipline Amsterdam 13-138A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2013:176
Datum uitspraak: 18-11-2013
Datum publicatie: 19-11-2013
Zaaknummer(s): 13-138A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van faillissementscurator
Beslissingen: Klacht gegrond, zonder maatregel
Inhoudsindicatie: 'Klacht tegen advocaat in hoedanigheid van curator tijdens taxatie van de inboedel van een pand. Klacht is niet-ontvankelijk ten aanzien van gefailleerde, omdat verweersters handelen jegens hem reeds door de rechtbank is beoordeeld. Klacht is ten aanzien van andere klagers gegrond. Geen maatregel.'

Beslissing van 18 november 2013

in de zaak 13-138A

naar aanleiding van de klacht van:

1. B.V.

2. De heer

3. Mevrouw

4. De heer

5. De heer

P/a mr.

klagers

tegen:

mr.

advocaat te Amsterdam     

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 23 mei 2013 met kenmerk 40-13-0423 door de raad ontvangen op 24 mei 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 24 september 2013 in aanwezigheid van klagers, bijgestaan door mr. D., en verweerster, bijgestaan door mr. J.. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- De in § 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad, alsmede de stukken 1 tot en met 11 met bijlagen zoals vermeld in de bij de brief genoemde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerster is op 21 november 2012 aangesteld als curator in het faillissement van klager sub 2. Als zodanig wilde zij de inboedel van het pand laten taxeren waar klager sub 2 tot voorjaar 2012 woonde. In dit pand woonden op dat moment klagers sub 3, 4 en 5 en was klager sub 1 gevestigd.

2.3 Klager sub 2 heeft verweerster vooraf laten weten dat klagers sub 3, 4 en 5 geen toestemming gaven een inboedeltaxateur in het pand toe te laten.

2.4 Klager sub 2 heeft op 24 december 2012 de inboedeltaxateur de toegang tot het pand geweigerd, waarop de taxateur telefonisch contact heeft opgenomen met verweerster. Daarop heeft verweerster de (plaatsvervangend) rechter-commissaris verzocht om een machtiging ex artikel 93a Faillissementswet tot binnentreden van het pand, die kort daarna is verleend. De taxateur heeft zich vervolgens met een politieagent en met behulp van een sleutelsmid de toegang tot  het pand verschaft. Na een inspectie heeft de taxateur telefonisch verslag gedaan van hetgeen hij in het pand had aangetroffen, waaronder een aantal computers en laptops. Op die dag is verweerster ook zelf het pand binnengetreden. In opdracht van verweerster is een aantal goederen, waaronder de laptop van klager sub 4, in beslag genomen.

2.5 De gemachtigde van klagers heeft namens klager sub 2 op 9 januari 2013 een verzoek ex artikel 73 Faillissementswet (Fw) tot ontslag en vervanging van de curator bij de rechtbank ingediend. Dit verzoek is bij beschikking van 20 februari 2013 van de Rechtbank Amsterdam gehonoreerd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerster meerdere fouten op elkaar gestapeld in een situatie waarin zij had kunnen voorzien dat het de gefaillieerde en anderen aan medewerking ontbrak en waarin zij bovendien niet helemaal kon uitsluiten dat niet de failliet maar anderen, wier rechten en belangen zij diende te respecteren, als bewoners bevoegd waren beslissingen te nemen over het al dan niet toelaten van de curator en anderen tot het pand. Volgens de rechtbank heeft zij daarbij de rechtmatige belangen van de failliet en derden miskend en zich niet respectvol en professioneel gedragen tegenover sommigen met wie zij in de uitoefening van haar taken in aanraking kwam. Al met al was sprake van zeer zwaarwegende omstandigheden die het ontslag van verweerster als curator rechtvaardigden, aldus de rechtbank.

2.6 Bij brief met bijlagen van 15 januari 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) zij de taxateur en de agent heeft aangezet tot het wederrechtelijk binnendringen van de woning van klagers sub 3, 4 en 5, en aldus lokaalvredebreuk heeft gepleegd;

b) zij de taxateur en agent heeft aangezet tot het wederrechtelijk binnendringen in het pand waar klager sub 1 was gevestigd en daarmee lokaalvredebreuk heeft gepleegd;

c) zij de taxateur en agent heeft aangezet tot diefstal met braak;

d) zij zelf strafbaar heeft gehandeld door het aanzetten tot het plegen van strafbare handelingen;

e) zij de bepalingen van de Algemene wet op het binnentreden heeft overtreden door een machtiging in de zin van artikel 93a Fw aan derden ter beschikking te stellen als grond voor het door die derden binnendringen van die woning wier bewoners die toegang juist hadden ontzegd, en daarover een valselijke verklaring op te maken, welke valsheid ook een strafbaar feit oplevert;

f) zij de grondrechten van klagers sub 3, 4 en 5 ex artikel 8 EVRM met voeten heeft getreden;

g) zij de grondrechten van klagers sub 4 en 1, op een ongestoorde eigendom in de zin van artikel 1 van het Eerste Protocol van het EVRM grof heeft geschonden;

h) zij de grondrechten van klager sub 2 ex artikel 6 EVRM ernstig heeft geschonden;

i) zij het verbod op eigenrichting heeft overtreden.

4 VERWEER

4.1 Verweerster stelt zich primair op het standpunt dat de klacht van klagers niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat deze is gericht op haar handelen in haar hoedanigheid als curator en niet haar handelen als advocaat.

4.2 Subsidiair bestrijdt verweerster dat zij strafbare feiten heeft gepleegd en dat zij zich dusdanig zou hebben misdragen dat zij het vertrouwen in de advocatuur zou hebben geschaad. Zij stelt dat zij naar eer en geweten heeft gehandeld en daarbij de belangen van de boedel voor ogen heeft gehouden. 

5 BEOORDELING

5.1 De raad is van oordeel dat de verschillende klachtonderdelen zich lenen voor een gezamenlijk behandeling. Bij de beoordeling van de klacht stelt de raad het volgende voorop.

5.2 Verweerster is als curator in faillissementen volgens vaste rechtspraak van het hof onderworpen aan het tuchtrecht voor advocaten, met dien verstande dat haar een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt als zij zich bij de vervulling van haar taak als faillissementscurator zodanig gedraagt dat daardoor het vertouwen in  de advocatuur wordt geschaad.

5.3 Ten aanzien van klager sub 2 overweegt de raad als volgt. Klager sub 2 is de gefailleerde en moet in die hoedanigheid bekend worden geacht met de bevoegdheden van verweerster in haar hoedanigheid van curator. Dat verweerster als curator jegens hem een fout zou hebben gemaakt, betekent nog niet dat zij jegens hem de hiervoor beschreven norm heeft overtreden. Daarbij komt dat het handelen van verweerster jegens klager sub 2 reeds door de rechtbank is beoordeeld en heeft geleid tot het ontslag van verweerster als curator in het faillissement van klager sub 2. De klacht is om die reden jegens klager sub 2 ongegrond.

5.4 Ten aanzien van klagers sub 1, 3, 4 en 5 overweegt de raad als volgt. Vast staat dat verweerster in haar hoedanigheid van curator een aantal fouten heeft gemaakt jegens deze niet direct bij het faillissement betrokken derden, waaronder het ten onrechte geven van een opdracht tot binnentreden en het laten meenemen van computers en laptops. Naar het oordeel van de raad heeft verweerster met die fouten zodanig gehandeld dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. De klacht is derhalve jegens klagers sub 1, 3, 4 en 5 gegrond.  

6 MAATREGEL

6.1 Nu verweerster ter zitting blijk heeft gegeven in te zien dat zij anders had moeten handelen en herhaaldelijk aan klagers haar excuses heeft aangeboden, ziet de raad geen reden om een maatregel op te leggen.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht jegens klager sub 2 ongegrond;

- verklaart de klacht jegens klagers sub 1, 3, 4 en 5 gegrond, zonder oplegging van een maatregel.

Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. H.C.M.J. Karskens, J.M. van de Laar, P. van Lingen en H.B. de Regt, leden, bijgestaan door mr. A.C. Beijering-Beck als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 november 2013.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 18 november 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klagers

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager sub 2

- verweerster

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl