ECLI:NL:TADRAMS:2013:145 Raad van Discipline Amsterdam 13-198A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2013:145
Datum uitspraak: 05-11-2013
Datum publicatie: 19-11-2013
Zaaknummer(s): 13-198A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Wat nooit geoorloofd is
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen advocaat wederpartij deels niet ontvankelijk, deels ongegrond. Niet gebleken van opzettelijk onjuist weergeven van data.

Beslissing van 5 november 2013

in de zaak 13-198A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mr.

advocaat te

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 22 juli 2013 met kenmerk 4013-0577, door de raad ontvangen op 23 juli 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 10 september 2013 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de onder 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad alsmede van de stukken genummerd 1 t/m 12 zoals vermeld op de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder treedt regelmatig als advocaat op voor de inmiddels voormalig werkgever van klager alsmede voor het bedrijf van diens echtgenote. Verweerder heeft de inmiddels voormalig werkgever van klager bijgestaan in een ontslagprocedure jegens klager.

2.3 Verweerder heeft namens zijn cliënte een eerste verzoek tot verkrijging van een ontslagvergunning van het UWV ingediend, dat op 23 februari 2012 is afgewezen.

2.4 Op 1 oktober 2012 heeft de cliënte van verweerder zonder bijstand van verweerder een nieuw verzoek bij het UWV ingediend, waarna de ontslagvergunning is verleend.

2.5 Bij brief met bijlagen van 22 februari 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:

a) heeft meegewerkt aan het opzetten van een dubieuze betalingsconstructie;

b) brieven valselijk en opzettelijk heeft geantedateerd.

3.2 Ter toelichting op deze klachten heeft klager het volgende naar voren gebracht. Tijdens de eerste procedure omtrent het verzoek tot verlening van de ontslagvergunning heeft klager aangetoond dat er een “substantiële en onverantwoorde geldstroom” was van het bedrijf van de toenmalige werkgever van klager naar het bedrijf van de echtgenoot van de werkgever. Mede hierom is de ontslagvergunning op 23 februari 2012 geweigerd. Het tweede verzoek tot verlening van de ontslagvergunning werd (zonder bijstand van verweerder) gedaan op precies dezelfde gronden als het eerste verzoek, echter nu wordt het bestaan van een zogenaamde betalingsregeling tussen het bedrijf van de werkgever van klager en dat van haar echtgenoot aangevoerd. Verweerder heeft een rol gespeeld bij het tot stand brengen van deze betalingsconstructie die ertoe heeft geleid dat de ontslagvergunning werd verleend. Klager maakt zich zorgen over het algemeen belang nu blijkt dat advocaten kunnen worden gebruikt voor het legaliseren van dubieuze betalingsconstructies.

3.3 Verweerder heeft namens het bedrijf van de echtgenoot van de toenmalige werkgever van klager twee brieven aan de werkgever van klager gestuurd omtrent de betalingsregeling en het voorstel daartoe. Deze brieven zijn valselijk en opzettelijk geantedateerd op 22 februari 2012 met als doel het te doen voorkomen dat de betalingsregeling al tot stand was gekomen vóór de weigering tot het verlenen van de ontslagvergunning op 23 februari 2012. Deze antedatering heeft een grote rol gespeeld bij het verkrijgen van de ontslagvergunning, aldus klager.

4 VERWEER

4.1 Volgens verweerder stond de betalingsregeling los van enige ontslagprocedure en was sanering van de schulden van het bedrijf van de echtgenote van de werkgever van klager nodig vanwege de financiële situatie van dit bedrijf. Verder betwist verweerder dat sprake is geweest van het opzettelijk en vals dateren van brieven. De brieven waren niet bedoeld om aan te wenden in een ontslagprocedure aangaande klager, maar zagen op sanering van schulden van de cliënte van verweerder. De datering heeft geen invloed op de ontslagprocedure(s) gehad, aldus verweerder.

5 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1 Uit de toelichting op de klacht blijkt dat klager de bedoeling heeft om een misstand aan de kaak te stellen, te weten dat advocaten worden gebruikt om dubieuze (betalings)constructies te legaliseren. Aldus ontbreekt een eigen belang bij dit klachtonderdeel. 

5.2 Het in de Advocatenwet voorziene recht een klacht in te dienen tegen een advocaat komt niet aan eenieder toe, doch slechts aan diegene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken. Klager is kennelijk niet ontvankelijk ter zake van dit klachtonderdeel. Voor zover klager heeft bedoeld te klagen over het feit dat de dubieuze betalingsconstructie is gebruikt om een ontslagvergunning voor hem aan te vragen, wordt dit verwijt besproken bij de beoordeling van klachtonderdeel b.

Ad klachtonderdeel b)

5.3 Met klachtonderdeel b verwijt klager verweerder te hebben meegewerkt aan het onjuist weergeven van data in de brieven gericht aan crediteuren van de werkgever van klager. Een van de crediteuren betreft het bedrijf van de echtgenote van de werkgever van klager. Volgens klager hebben de volgens hem geantedateerde brieven een grote rol gespeeld bij het verkrijgen van de voor hem aangevraagde ontslagvergunning. Ter zitting heeft verweerder erkend dat feitelijk sprake is geweest van onjuiste datering, maar dat sprake is van een vergissing, omdat er in het traject van het opmaken van meerdere sets brieven kennelijk iets mis is gegaan met de data.

5.4 Gelet op de gemotiveerde betwisting zijdens verweerder kan de raad niet vaststellen of verweerder bij het onjuist weergeven van de data was betrokken en nog minder of zulks opzettelijk heeft plaatsgevonden. Maar ook al was verweerder betrokken bij het wijzigen van de data, dan is dat naar het oordeel van de raad ongelukkig, maar niet klachtwaardig jegens klager. Verweerder heeft immers onbetwist gesteld dat hij bij de tweede ontslagaanvraag niet betrokken was, terwijl evenmin is gebleken dat de brieven met het oog op die ontslagaanvraag zijn opgesteld dan wel in die procedure een rol hebben gespeeld. Het klachtonderdeel is mitsdien ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klager niet-ontvankelijk in klachtonderdeel a;

- verklaart klachtonderdeel b ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. A.G. van Marwijk Kooy, G.J. Pulles, B. Roodveldt, A.M. Vogelzang, leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 5 november 2013.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 5 november 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement

  Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl