ECLI:NL:TADRAMS:2013:141 Raad van Discipline Amsterdam 13-112A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2013:141
Datum uitspraak: 07-10-2013
Datum publicatie: 29-10-2013
Zaaknummer(s): 13-112A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Rechtsmaatregelen binnen de sommatietermijn
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Klacht van wederpartij wegens rauwelijks dagvaarden en het niet vragen om verhinderdata. Klacht gegrond, maatregel van berisping omdat verweerder ter zitting er onvoldoende blijk van heeft gegeven dat hij inzicht heeft in hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt en de bijzondere positie die hij in het rechtsverkeer inneemt.

Beslissing van 7 oktober 2013

in de zaak 13-112A

naar aanleiding van de klacht van:

Mevrouw

klaagster

tegen:

mr.

advocaat te Amsterdam

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 25 april 2013, door de raad ontvangen op 26 april 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 5 augustus 2013 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de hiervoor genoemde brief aan de raad van 25 april 2013 met de stukken 1 t/m 11 zoals die zijn genoemd op de bij de brief gevoegde inventarislijst. De raad heeft voorts kennis genomen van de bij de mondelinge behandeling van de klacht namens klaagster overgelegde pleitaantekeningen.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder heeft opgetreden als advocaat in een juridische procedure tegen klaagster en haar moeder.

2.3 Klaagster was tijdens de gewraakte handelingen meerderjarig.

2.4 Bij dagvaarding van 13 november 2012 heeft verweerder namens zijn cliënt klaagster en haar moeder in kort geding gedagvaard voor de rechtbank Zwolle-Lelystad. De mondelinge behandeling van die zaak heeft plaatsgevonden op 21 november 2012.

2.5 Bij brief van 30 oktober 2012 aan de griffie van de rechtbank Zwolle-Lelystad schrijft verweerder dat hij op 29 oktober 2012 aan Mr. Y., de moeder van klaagster, om verhinderdata heeft gevraagd maar geen antwoord heeft gekregen, om welke reden hij vraagt om een datum voor de mondelinge behandeling vast te stellen zonder rekening te houden met de verhinderdata van Mr. Y.

3 KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij klaagster rauwelijks heeft gedagvaard en klaagster niet om haar verhinderdata heeft gevraagd voorafgaand aan zijn verzoek aan de rechtbank om een datum voor de mondelinge behandeling vast te stellen.

Het verweer wordt bij de beoordeling aan de orde gesteld.

4 BEOORDELING

4.1 De raad stelt voorop dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënten te behartigen op een wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Het tuchtrecht dient er niet toe om deze vrijheid van de advocaat te beknotten. Deze vrijheid brengt evenwel niet mee dat de advocaat de belangen van de wederpartij van zijn cliënt nodeloos en/of op ontoelaatbare wijze mag schaden.

4.2 Gedragsregel 19 bepaalt dat de advocaat, alvorens hij overgaat tot het nemen van rechtsmaatregelen, zijn wederpartij van zijn voornemen kennis dient te geven en een redelijke termijn voor beraad dient te gunnen. Voorts dient hij waar mogelijk overleg te voeren over het tijdstip van behandeling van de zaak. Dat brengt in de praktijk mee dat hij zijn wederpartij om diens verhinderdata dient te vragen alvorens een datum voor de mondelinge behandeling vast te laten stellen.

4.3 Ten aanzien van het eerste vereiste, dat de advocaat zonder aankondiging geen rechtsmaatregelen mag treffen, overweegt de raad als volgt. De raad heeft niet kunnen vaststellen dat verweerder klaagster heeft gesommeerd tot nakoming van de beweerdelijk op haar rustende verplichting. De stelling van verweerder dat zijn sommatie aan de moeder van klaagster ook een sommatie aan klaagster zelf inhield, wordt door de raad niet gevolgd. Verweerder heeft niet verder onderbouwd waarom zijn sommatie aan de moeder ook een sommatie aan de dochter inhield. De raad overweegt dat klaagster en haar moeder twee afzonderlijke personen zijn en ook als zodanig zijn gedagvaard. Als gevolg daarvan komt hen beiden de bescherming van Gedragsregel 19 toe.

4.4 Het verweer van verweerder dat niet hij, maar zijn cliënt de dagvaarding heeft laten uitbrengen, kan verweerder evenmin baten. Verweerder is als advocaat immers het rechtssubject van de Gedragsregels, en niet zijn cliënt. Nu vast is komen te staan dat verweerder de dagvaarding heeft opgesteld en heeft laten betekenen, treft hem een verwijt op grond van het bepaalde in Gedragsregel 19. Dat hij handelde in de uitvoering van de opdracht van zijn cliënt, maakt dat niet anders.

4.5 Ten aanzien van het tweede element van Gedragsregel 19, namelijk dat verweerder om de verhinderdata van klaagster had moeten vragen alvorens een datum voor de mondelinge behandeling te laten vaststellen, overweegt de raad als volgt. De raad heeft niet kunnen vaststellen dat verweerder dat daadwerkelijk heeft gedaan. Het dossier bevat slechts aanwijzingen dat verweerder aan de moeder van klaagster om verhinderdata heeft gevraagd. Voor zover verweerder stelt dat dat mede omvat het vragen van verhinderdata aan de dochter, wordt die stelling door de raad niet gevolgd. De raad verwijst naar hetgeen zij onder randnummer 4.3 van deze uitspraak overweegt.

4.6 De raad is van mening dat verweerder door zijn handelen tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De raad zal de klacht dan ook gegrond verklaren. De raad is van oordeel dat verweerder ter zitting er onvoldoende blijk van heeft gegeven dat hij inzicht heeft in hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt en de bijzondere positie die hij in het rechtsverkeer inneemt. In verband daarmee acht de raad een maatregel van een berisping op zijn plaats.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt op aan verweerder de maatregel van een berisping.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. M.A. le Belle, E.M.J. van Nieuwenhuizen, H.B. de Regt, J.H.P. Smeets, leden, bijgestaan door mr. M.E. Coenraads als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 oktober 2013.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 7 oktober 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl