ECLI:NL:TADRAMS:2013:140 Raad van Discipline Amsterdam 13-195NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2013:140
Datum uitspraak: 28-10-2013
Datum publicatie: 29-10-2013
Zaaknummer(s): 13-195NH
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen eigen-advocaat in familierechtelijk geschil. Verweerster heeft strategie met klaagster besproken en gaandeweg in overleg aangepast. Dat strategie – onder de gegeven omstandigheden – niet tot het door klaagster gewenste resultaat heeft geleid, kan verweerster niet worden aangerekend. Klacht ongegrond.

Beslissing van 28 oktober 2013

in de zaak 13-195NH

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw

klaagster

tegen:

mr.

advocaat te  

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 10 juli 2013 met kenmerk td/np 13-123, door de raad ontvangen op 16 juli 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 4 september 2013 in aanwezigheid van verweerster. Klaagster had op voorhand bericht van afwezigheid gestuurd. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in paragraaf 1.1 bedoelde brief aan de raad

- de stukken genummerd 1-12 met bijlagen zoals vermeld in de bij de brief van

10 juli 2013 behorende inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klaagster is gehuwd geweest. De rechtbank heeft bij beschikking van 15 oktober 2008 de echtscheiding uitgesproken en daarin de door partijen in het echtscheidingsconvenant vastgelegde afspraken neergelegd.

2.3 Klaagster heeft zich in juni 2011 tot verweerster gewend met het verzoek haar bij te staan in de geschillen over de contactregeling met de kinderen, de alimentatie en de voormalige echtelijke woning die met haar ex-echtgenoot na de echtscheiding waren ontstaan. Verweerster heeft klaagster bijgestaan op basis van een toevoeging.

2.4 Naar aanleiding van het intakegesprek dat verweerster op 7 juni 2011 met klaagster voerde, heeft verweerster bij brief van 14 juni 2011 aan klaagster een opdrachtbevestiging gestuurd voorzien van een notitie. In de notitie onder het kopje “Doel” heeft verweerster het volgende geschreven: “Om een aanvullend convenant te maken ook over de financiën en deze regeling in een beschikking vast te leggen en zodoende duidelijkheid en helderheid te creëren zodat de kinderen en moeder weten waar ze aan toe zijn voor nu en in de toekomst en dat vader zich bewust wordt van het feit hoe belangrijk de aanvullingen zijn! Is dit niet mogelijk dan zal er geprocedeerd moeten worden.”

2.5 Verweerster heeft op 21 juni 2011 een “Memo advies van mr. X inzake voortgang” aan klaagster gestuurd. Verweerster schrijft hierin dat zij het eerder gegeven advies handhaaft, dat de strategie in zoverre succes heeft dat zich een advocaat voor de ex-echtgenoot heeft gemeld met wie beter gecommuniceerd wordt dan met de ex-echtgenoot, dat de pogingen om de vorderingen op de ex-echtgenoot tot nu toe geen succes hebben. Voorts is hierin te lezen: “Cliënte kan bijvoorbeeld naar het LBIO gaan (dat is gratis maar deze gaan maar 6 maanden terug of alsnog door het incassoburo laten incasseren als bekend is wie de werkgever is. Let echter wel op dat het jou duidelijk is op hoeveel kosten je nu al zit! NB. Ik adviseer deze strategie niet als er nu een opening is voor het uitwisselen van de stukken. Zou ex/zijn advocaat alle medewerking weigeren dan is het om strategische redenen wel aan te raden om te trachten te incasseren.”

2.6 De ex-echtgenoot van klaagster heeft bij dagvaarding van 4 juli 2011 een kort geding procedure tegen klaagster aanhangig gemaakt waarin hij onverkorte nakoming vorderde van de omgangsregeling die was vastgesteld in het in september 2008 ondertekende echtscheidingsconvenant. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 juli 2011 hebben klaagster en haar ex-echtgenoot een minnelijke regeling bereikt inhoudende een voorlopige omgangsregeling voor de zomervakantie en ieder ander weekend totdat in de hierna te bespreken bodemprocedure zal zijn beslist.

2.7 Verweerster heeft namens klaagster op 8 juli 2011 een verzoekschrift bij de rechtbank ingediend waarin zij om wijziging van de beschikking van 15 oktober 2008 ten aanzien van de zorg- en opvoedtaken vraagt. De ex-echtgenoot heeft hiertegen verweer gevoerd en een zelfstandig verzoek tot nihilstelling van de partner- en kinderalimentatie ingediend.

2.8 In augustus 2011 heeft de ex-echtgenoot zich voor schuldhulpverlening gewend tot SVF met wie hij een overeenkomst tot schuldregeling heeft gesloten.

2.9 Op 6 september 2011 heeft verweerster een notitie opgesteld met als onderwerp “Stand van zaken aan de hand van de ontvangen stukken”. De notitie heeft betrekking op de financiën van de ex-echtgenoot, van klaagster en de lening aangegaan ter financiering van de voormalige echtelijke woning. 

2.10 Bij brief van 21 september 2011 heeft de rechtbank klaagster bericht dat de mondelinge behandeling van haar verzoek en het zelfstandig verzoek van de ex-echtgenoot op dinsdag 22 november 2011 om 10:15 uur zou plaats-vinden.

2.11 Uit een e-mail van de schuldhulpverlener aan de advocaat van de ex-echtgenoot van 15 november 2011 blijkt dat zijn schulden op dat moment EUR 149.383,70 bedroegen. Of en zo ja wanneer de ex-echtgenoot is toegelaten tot de WSNP is de raad niet bekend.

2.12 Klaagster heeft verweerster op zondag 20 november om 21:32 uur een e-mail gestuurd waarin zij onder meer heeft geschreven: “Ik heb besloten mijn plan van aanpak radicaal te wijzigen. (…)

Ik ben afgelopen mei bij jou gekomen met 2 zaken: 1. De zorgregeling 2. De gerechtelijke uitspraak vd echtscheiding middels het convenant mbt de financiële regelingen. (…) per morgen

– dien ik via het LBIO de inning tot achterstallige partner- en kinderalimentatie in

– dien ik de aanvraag tot opheffen van de polis op de woning in

– neem ik contact op met de bank dat ik van plan ben MIJN deel vd hypotheek en MIJN deel van de achterstand te betalen en/of

– neem ik contact op met de bank dat ik plan ben de GEHELE achterstand te betalen (middels de polis vd woning)

– dien ik mijn voorlopige teruggave bij de belastingdienst in mbt mijn deel vd hypotheek

– dien ik de aanvraag tot woonkostentoeslag bij de gemeente in

– dien ik de kwijtschelding van gemeentelijke belastingen bij de gemeente in

– wil ik een uittreksel vd gemeente van ex en zijn vriendin en/of vd gemeente weten wie erop [adres] te [woonplaats] wonen”

(…) kan je me morgen laten weten of jij mij hierin bij wil staan?

2.13 Nadat de rechtbank het verzoek van klaagster en het zelfstandig verzoek van de ex-echtgenoot had behandeld ter zitting van 22 november 2011, heeft zij op 20 december 2011 uitspraak gedaan. In de beschikking heeft de rechtbank de door klaagster en ex-echtgenoot ter zitting bereikte overeenstemming over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgelegd. De rechtbank overweegt dat geen overeenstemming is bereikt over de haal- en breng regeling. De rechtbank bepaalt dat de ex-echtgenoot de kinderen op vrijdag bij klaagster ophaalt en dat klaagster de kinderen op zondag weer ophaalt bij de ex-echtgenoot. De rechtbank heeft de verzoeken ten aanzien van de partner- en kinderalimentatie aangehouden tot 1 februari 2012.

2.14 Klaagster heeft verweerster op 22 november 2011 een e-mail gestuurd met nadere argumentatie waarom zij niet in staat is de kinderen bij haar ex-echtgenoot op te halen, zij heeft gevraagd hoe zij deze argumenten aan de rechter kan voorleggen. In de e-mail is ook te lezen: “Als laatste wil ik je bedanken voor het bijstaan bij de rechtbank vandaag. Ik vond m.n. je “openingsspeech” erg mooi.”

2.15 Verweerster heeft klaagster op 28 november 2011 een e-mail geschreven waarin onder meer is te lezen: “Als er in de beschikking komt te staan dat jij de kinderen zondag ophaalt en ex vrijdag afhaalt, dan staat het dus daarin. Gezien de uitlatingen van de rechter moet je er ernstig rekening mee houden dat dit in de beschikking komt. Dit kan je alleen maar ongedaan proberen te maken door in hoger beroep te gaan bij het Hof, dit kan uiteraard pas als er een beschikking ligt. Na de beschikking zal ik je daarover een advies geven.” Klaagster heeft verweerster diezelfde dag geantwoord per e-mail: “Ik kan je alvast laten weten dat als onderstaande uitspraak in de beschikking komt te staan ik daar tegen in hoger beroep ga.”

2.16 Klaagster heeft verweerster op 5 januari 2012 per e-mail o.m. het volgende geschreven: “Argumenten dat hij van 50 EUR pw moet rondkomen slaan kant noch wal daar dat tot op heden nog steeds niet het geval is. Op die manier ben ik wel vernederd in de rechtszaal en ben jij volgens eigen zeggen een goede advocaat, die van hem blijk beter. Argumenten dat ex nog verder is verhuisd zonder overleg met mij ivm halen en brengen vd kinderen, dat ex noch pa noch ka betaald (heeft) en dat ik op bijstandsniveau leef zijn niet door jou aangevoerd tijdens de laatste rechtszitting waardoor ik nu met nul extra inkomen de kinderen moet gaan ophalen. (…) Ik heb jouw advies gevolgd het lbio niet in te schakelen in juni 2011. Alles op een rijtje gezet is het voor mij onverteerbaar hoe jouw plan van aanpak gelopen is.”

2.17 Nadat klaagster en verweerster elkaar telefonisch hadden gesproken op 9 januari 2012, heeft verweerster het dossier per aangetekende brief van 10 januari 2012 aan klaagster retour gestuurd.

2.18 Bij brief met bijlage van 27 maart 2013 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerster.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij ernstig tekort is geschoten, omdat er helemaal niets terecht is gekomen van haar strategie en er niet is bijgestuurd toen de zaak anders verliep dan verwacht.

4 BEOORDELING

4.1 Voorop staat dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Wel moet de advocaat zijn cliënt duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is. Ook moet de advocaat zijn cliënt duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en, als van de gekozen strategie wordt afgeweken, dat met de cliënt bespreken.

4.2 Nu men in redelijkheid van mening kan verschillen wat de beste aanpak van een zaak is, dient de tuchtrechter de kwaliteit van het optreden en van de adviezen van de advocaat met enige terughoudendheid te beoordelen. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak duidelijk onjuist is opgetreden of duidelijk onjuist heeft geadviseerd en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerder zal aan deze maatstaf worden getoetst.

4.3 Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting door verweerster naar voren is gebracht, blijkt dat verweerster (i) bij aanvang van de werkzaamheden met klaagster over haar wensen en de strategie om die te bereiken heeft besproken, (ii) de gemaakte afspraken over de strategie schriftelijk/per e-mail aan klaagster heeft bevestigd, (iii) veelvuldig contact heeft gehad met klaagster en beschikbaar was voor overleg (telefonisch of per e-mail) voor klaagster, (iv) de strategie gaandeweg op verzoek van klaagster en in overleg met haar heeft aangepast en (v) ook toen klaagster anderhalve dag voor de mondelinge behandeling door de rechtbank haar liet weten haar aanpak radicaal te willen wijzigen, daarop heeft ingespeeld en gehoor heeft gegeven aan de wensen van klaagster. Niet gebleken is dat oorspronkelijk uitgezette strategie en de aanpassingen daarop onjuist waren. De strategie was toegesneden op de wensen en omstandigheden van klaagster. Dat het verweerster niet is gelukt klaagster in de periode dat zij haar bijstond verder te helpen kan verweerster niet tuchtrechtelijk worden aangerekend. Getoetst aan de hierboven geformuleerde maatstaf oordeelt de raad - in het licht van de in deze overweging genoemde omstandigheden - de klacht ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

Verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs G. Kaaij, R. Lonterman, H.B. de Regt en M.J. Westhoff, leden, bijgestaan door mr. L.C. Dufour als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 28 oktober 2013.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 28 oktober 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland    

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl