ECLI:NL:TADRAMS:2013:135 Raad van Discipline Amsterdam 13-023A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2013:135
Datum uitspraak: 28-10-2013
Datum publicatie: 29-10-2013
Zaaknummer(s): 13-023A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Klacht tegen eigen advocaat dat hij niets heeft gedaan met de door klager aan hem voorgelegde zaak gegrond. Verweerders enige verweer is dat hij klager nooit heeft gezien en de zaak hem niets zegt. In het licht van de door klager aangevoerde en door verweerder niet weersproken feiten en omstandigheden moet dat verweer worden gepasseerd.

Beslissing van 28 oktober 2013

in de zaak 13-023A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mr. 

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 24 januari 2013 met kenmerk 1112-1024, door de raad ontvangen op 25 januari 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 4 september 2013 in aanwezigheid van klager. Verweerder is zonder bericht van afwezigheid niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in paragraaf 1.1 bedoelde brief aan de raad

- de stukken genummerd 1-23 met bijlagen zoals vermeld in de bij de brief van 24 januari 2013 behorende inventarislijst

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager en zijn echtgenote hebben op 13 mei 2008 een lease-overeenkomst gesloten met Interlease met betrekking tot een auto. Krachtens deze overeenkomst dienden klager en zijn echtgenote een aanbetaling te doen van EUR 4.624,29 en daarna maandelijks EUR 473,09 aan Interlease over te maken. Klager en zijn echtgenote hebben de aanbetaling gedaan en vervolgens gedurende drie maanden het maandbedrag aan Interlease betaald. Klager en zijn echtgenote hebben de betalingen gestaakt omdat zij meenden dat de auto niet aan de overeenkomst beantwoordde.

2.3 In verband met betalingsachterstand van klager en zijn echtgenote, heeft Interlease een bergingsdienst de auto op 29 oktober 2008 bij klager laten ophalen. Interlease heeft aan klager en zijn echtgenote een factuur gestuurd voor de resterende leasetermijnen en de bergingskosten van EUR 21.285,45. Klager en zijn echtgenote hebben deze factuur niet betaald.

2.4 Via een derde, een zekere van V die rechtsbijstand verleende, heeft klager zich in 2008 tot verweerder gewend  nadat hij een brief had gekregen van een deurwaarder.

2.5 In een e-mail van 25 maart 2009 aan verweerder heeft Van V geschreven: “Geachte [verweerder], met alle respect ben ik heel diep teleurgesteld, weet niet meer wat ik aan de cliënten, moet vertellen, [klager] zou graag zijn dossier terug willen hebben, familie akkoord vind dat ze nog nooit een schrijven hebben mogen ontvangen, men geeft dit aan daar hun dossier al bijna 7 a 8 maanden in uw beziet is, hopende u voldoende geïnformeerd te hebben/ [Van V].” Verweerder heeft hierop geantwoord “Ik herstel dit”. Van wanneer deze reactie van verweerder dateert, heeft de raad niet kunnen vaststellen.

2.6 Bij dagvaarding van 9 december 2009 heeft Interlease een procedure tegen klager en zijn echtgenote aanhangig gemaakt bij de kantonrechter te Amsterdam. Interlease heeft betaling van klager gevorderd van EUR 24.006,39.

2.7 Klager is met de dagvaarding bij verweerder geweest. Verweerder heeft zich vervolgens niet namens klager en zijn echtgenote in de procedure gesteld.

2.8 De kantonrechter heeft bij verstekvonnis van 27 januari 2010 de vordering van Interlease tegen klager en zijn echtgenote integraal toegewezen met veroordeling van klager en zijn echtgenote in de proceskosten.

2.9 Klager en zijn echtgenote zijn met het verstekvonnis naar verweerder gegaan.

2.10 Bij verzetdagvaarding van 15 maart 2010 is klager sub 1, bijgestaan door mr. R, in verzet gekomen tegen het verstekvonnis. De rechtbank heeft bij eindvonnis van 10 maart 2011 de eis in verzet afgewezen en het verstekvonnis bekrachtigd. Klager en zijn echtgenote zijn overgestapt naar een derde advocaat in verband met hun wens hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van 10 maart 2011. Deze advocaat heeft verzuimd de hoger beroepdagvaarding tijdig te laten betekenen.

2.11 Bij brief van 10 juli 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder en de advocaten die hem daarna hebben bijgestaan.

2.12 Verweerder heeft de deken bij brief van 19 augustus 2012 geschreven dat de zaak hem niets zegt en dat hij in het elektronisch archief ook  niets van deze zaak heeft kunnen terugvinden.

2.13 Bij brief van 14 september 2012 aan de deken heeft verweerder desverzocht nogmaals geschreven dat de zaak hem niets zegt. Als klager bij hem op kantoor is geweest, dat moet dat in verband met het door klager in zijn brief genoemde kantooradres voor 2009 zijn geweest. Het kantoor van verweerder is nadien verhuisd.

2.14 Klager heeft het dossier eind 2012 of begin 2013 in persoon opgehaald bij verweerder.

2.15 Op 4 april 2013 heeft een bespreking bij de deken plaatsgevonden met klager en verweerder. Ook Van V was aanwezig bij dit gesprek. Bij brief van 18 april 2013 heeft de deken hierover aan de raad geschreven: “[Klager] heeft [verweerder] herkend als de advocaat aan wie hij destijds stukken heeft overhandigd. [Verweerder] daarentegen kan zich [klager] niet herinneren.”

2.16 Per e-mail aan zijn secretaresse met een kopie aan de plaatsvervangend voorzitter van de raad van 25 juni 2013 heeft verweerder onder meer geschreven: “[Klager] ken ik niet maar die man van dat mailtje helaas maar al te goed. De zaak is mij nu duidelijk! Of ik ooit naar een zitting kan komen weet ik niet maar een schriftelijke reactie moet ik nog kunnen schrijven. Ik wil de rechten van [klager] niet beknotten.”.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij niets voor hem in het geschil met Interlease heeft gedaan, dat hij niet op zittingen is verschenen en dat Interlease door de rechtbank in het gelijk is gesteld met alle financiële gevolgen voor klager van dien.

4 BEOORDELING

4.1 Ten aanzien van de klacht overweegt de raad het volgende.

4.2 De raad acht de klacht gegrond. Ten eerste is vast komen te staan dat klager zich in 2008 tot verweerder heeft gewend met het verzoek hem en zijn echtgenote bij te staan in het geschil met Interlease. Klager en zijn echtgenote hebben stukken en een of meer brieven van een deurwaarder aan verweerder gegeven. Verweerder heeft kennelijk in zijn administratie geen dossier voor de zaak van klager en zijn echtgenote aangemaakt terwijl hij de stukken die hij van klager en zijn echtgenote had ontvangen onder zich heeft gehouden. Verweerder heeft de aan hem verstrekte opdracht niet schriftelijk of per e-mail bevestigd. Evenmin heeft verweerder klager schriftelijk of per e-mail bericht dat hij hun belangen in het geschil met Interlease niet zou behartigen. Verweerder had niet zonder schriftelijk te bevestigen instemming van klagers verstek mogen laten gaan in de door Interlease in 2009 tegen hen aanhangig gemaakte procedure.

4.3 Nu niet gebleken is dat verweerder op enige wijze de belangen van klager en zijn echtgenote in het geschil met Interlease heeft behartigd en klager en zijn echtgenote wel in de veronderstelling verkeerden dat verweerder hun als advocaat zou bijstaan, is verweerder ernstig tekortgeschoten in de op hem rustende zorgplicht.

4.4  De raad acht voorts termen aanwezig om ambtshalve op de voet van artikel 48 lid 7 van de Advocatenwet uit te spreken dat verweerder jegens klager niet die zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.

5 MAATREGEL

5.1 De raad is van oordeel dat de maatregel van een berisping passend en geboden is. Verweerder heeft zijn rol als advocaat niet naar behoren vervuld. Verweerder heeft klager volstrekt onvoldoende geïnformeerd. De raad komt tot de slotsom dat verweerder de belangen van klager ernstig heeft veronachtzaamd.

BESLISSING

De raad van discipline:

 -verklaart de klacht gegrond

 - legt aan verweerder de maatregel van een berisping op

- spreekt op de voet van artikel 48 lid 7 van de Advocatenwet uit      dat verweerder jegens klager niet die zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs G. Kaaij, R. Lonterman, H.B. de Regt en M.J. Westhoff, leden, bijgestaan door mr. L.C. Dufour als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 28 oktober 2013.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 28 oktober 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl