ECLI:NL:TADRAMS:2013:111 Raad van Discipline Amsterdam 13-289A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2013:111
Datum uitspraak: 14-10-2013
Datum publicatie: 15-10-2013
Zaaknummer(s): 13-289A
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Overige gronden
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Advocaat tijdens het klachtonderzoek door de deken overleden. De klacht is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Het is niet met de aard van het advocatentuchtrecht verenigbaar dat over een klacht nog wordt geoordeeld indien de desbetreffende advocaat is overleden.

Beslissing van 14 oktober 2013

in de zaak 13-289A 

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw

klaagster

tegen:

mr.

voorheen advocaat te Amsterdam

gemachtigde mr.

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 17 september 2013 met kenmerk 4013-0555, door de raad ontvangen op 19 september 2013.

1 FEITEN

1.1 Klaagster heeft bij brief van 19 februari 2013 een klacht ingediend tegen verweerder bij de deken. De gemachtigde van verweerder heeft een verweer ingediend bij brief van 9 april 2013. Tijdens het verdere klachtonderzoek door de deken is verweerder, op 8 juli 2013, overleden.

1.2 De deken heeft klaagster bij brief van 24 juli 2013 geïnformeerd over het overlijden van verweerder. Ook de gemachtigde van verweerder heeft klaagster geschreven, op 22 augustus 2013.

1.3 Klaagster heeft te kennen gegeven haar klacht te willen handhaven. Zij heeft dit standpunt bij brief aan de deken van 2 oktober 2013, door de raad ontvangen op diezelfde datum, nog eens toegelicht.

2 BEOORDELING

2.1 De voorzitter overweegt dat het niet met de aard van het advocaten-tuchtrecht verenigbaar is dat over een klacht wordt geoordeeld indien de advocaat over wie geklaagd wordt, is overleden. In het tuchtrecht gaat het erom dat een advocaat zich tuchtrechtelijk verantwoordt voor zijn gedrag in de uitoefening van zijn beroep. Dit is een aan de persoon van de desbetreffende advocaat verbonden verantwoordingsplicht, die niet kan worden gedragen door anderen; ook niet indien dezen mogelijk op andere wijze dan tuchtrechtelijk kunnen worden aangesproken op het gedrag van de betrokken advocaat, zoals bijvoorbeeld kantoorgenoten of erfgenamen.

2.2 In haar brief van 2 oktober 2013 lijkt klaagster nog te suggereren dat de raad haar klacht tegen verweerder zou moeten lezen als een klacht tegen het kantoor waar verweerder werkzaam was. Dat kan echter niet. De klacht is ingediend bij de raad als een klacht tegen verweerder. De raad kan de klacht niet omzetten in een klacht tegen anderen dan verweerder. 

2.3 Met het overlijden van verweerder op 8 juli 2013, gedurende het klachtonderzoek door de deken, is zodoende een einde gekomen aan de klacht van klaagster. Hieraan doet niet af dat klaagster de deken te kennen heeft gegeven de klacht te willen handhaven en de deken heeft verzocht de klacht te verzenden naar de raad van discipline.

2.4 Gelet op het voorgaande verklaart de voorzitter de klacht, met inachtneming van artikel 46g Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood Wessels, voorzitter, met bijstand van mr. L.R. Rammeloo als griffier op 14 oktober 2013.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 14 oktober 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster 

en per gewone post aan:

- klaagster

- de gemachtigde van verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.