ECLI:NL:TACAKN:2013:YH0370 Accountantskamer Zwolle 12/1534 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2013:YH0370
Datum uitspraak: 17-05-2013
Datum publicatie: 21-05-2013
Zaaknummer(s): 12/1534 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Accountant, die handelt als ondernemer in een onderneming welke niet zich beweegt op het terrein van de accountancy, valt voor zijn activiteiten in deze onderneming als accountant in business onder de werking van het tuchtrecht als bedoeld in art. 33 Wet RA. Zulks geldt evenzo sinds de invoering van art. 42 Wab vanaf 1 januari 2013. Een klager dient zijn klacht, mede in het licht van hetgeen de betrokkene als verweer heeft aangevoerd, aannemelijk te maken. In casu heeft de accountant uitvoerig verweer gevoerd, waartegen klaagster onvoldoende heeft ingebracht, zodat zij haar klacht niet aannemelijk heeft kunnen maken. Klacht ongegrond.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra)

van 17 mei 2013 in de zaak met nummer 12/1534 Wtra AK van

X ,

wonende te [woonplaats],

K L A A G S T E R ,

t e g e n

Y ,

registeraccountant,

wonende te [woonplaats],

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-         het op 25 juli 2012 ingekomen klaagschrift, met bijlagen;

-         het op 21 augustus 2012 ingekomen verweerschrift van 20 augustus 2012, met bijlagen;

-         de op 30 oktober 2012 ingekomen brief van betrokkene van 26 oktober 2012;

-         de op 17 december 2012 ingekomen pleitnota van klaagster.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 21 december 2012, waar aanwezig waren - aan de zijde van klaagster - X in persoon, vergezeld van haar broer A (hierna aan te duiden als A), en - aan de zijde van betrokkene - Y RA in persoon.

1.3 Partijen hebben op genoemde zitting hun standpunten toegelicht (klaagster aan de hand van haar op voorhand toegezonden pleitnota) en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene is als registeraccountant verbonden aan Accountant1 te Rotterdam.

2.2 Betrokkene en A hebben op 19 november 2009 een onderneming opgericht genaamd Vennootschap1 (hierna: Vennootschap1), een vennootschap naar Spaans recht, waarin zij elk voor 50 % aandeelhouder waren. Het doel van de onderneming was onder meer het verzorgen van hengelsportreizen naar Spanje, in het bijzonder ook voor personen met een lichamelijke handicap en het verhuren van (aangepaste) verblijfruimte.

2.3 Zowel betrokkene als A hebben in de onderneming geïnvesteerd. De accountants- en boekhoudwerkzaamheden voor de onderneming werden verricht door Accountant1 S.L. te Barcelona voor een bedrag van € 500,-- (exclusief BTW) per maand. In de seizoenen (april tot en met oktober) van de jaren 2010 en 2011 is gedurende ruim 5 weken, respectievelijk ruim 6 weken voor betalende cliënten gewerkt.

2.4 Onenigheid tussen klager en betrokkene heeft in 2011 geleid tot een proces tot beëindiging van de samenwerking tussen klager en betrokkene in Vennootschap1. Klager heeft zich daarbij voorzien van bijstand van een advocaat en een fiscaal/boekhoudkundig adviseur.

3. De klacht

3.1 Het klaagschrift houdt in ‑ zo begrijpt de Accountantskamer - dat betrokkene met zijn optreden in de gezamenlijke onderneming met A en bij de afwikkeling van de beëindiging van die onderneming inbreuk heeft gemaakt op de fundamentele beginselen als bedoeld in artikel A-100.4 van de Verordening gedragscode (RA’s) (hierna: VGC).

3.2 De klacht is door klaagster geadstrueerd aan de hand van een aantal stellingen die, voor zover zij geacht kunnen worden een klacht(onderdeel) in te houden, hierna als zodanig zullen worden besproken.

4. De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1 Op grond van artikel 33 van de Wet op de registeraccountants (oud, hierna: Wet RA) was, en sinds 1 januari 2013 op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep is, de registeraccountant bij het beroepsmatig handelen c.q. ten aanzien van zijn beroepsuitoefening onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens die wet bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2 Betrokkene heeft betoogd het merkwaardig te vinden dat hij als accountant tuchtrechtelijk verantwoording moet afleggen voor zijn handelen en/of nalaten in het kader van een privéonderneming waarin hij niet als accountant is opgetreden.

4.3 De Accountantskamer vat dit betoog op als een verweer, strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van de klacht, en overweegt dienaangaande het volgende.

Het door een registeraccountant in “privé” (samen met een ander) opzetten, drijven en opheffen van een (gezamenlijke) onderneming valt onder het bereik van het beroepsmatig handelen als bedoeld in artikel 33 Wet RA; de accountant treedt daarbij op als accountant in business. Zulks is niet anders  in het kader van de met ingang van 1 januari 2013 geldende Wet op het accountantsberoep. Ter zake het drijven van een onderneming is de accountant derhalve onderworpen aan tuchtrechtspraak op de voet van de Wtra.

4.4 Het handelen en/of nalaten van betrokkene waarop de klacht betrekking heeft, vond plaats in de periode november 2009 tot en met de zomer van 2011 en aldus ná 1 januari 2007. Het moet daarom worden getoetst aan de sinds laatstvermelde datum vigerende VGC.

4.5 Daarbij stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagster is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.6 Tegen de als algemene klacht op te vatten stelling van klaagster dat betrokkene in strijd met de fundamentele beginselen van de VGC heeft gehandeld door niet zijn kennis en kunde als ondernemer aan te wenden, heeft betrokkene - ook in het algemeen - het volgende ingebracht.

Binnen Vennootschap1 ben ik als privépersoon actief als medeoprichter en uitvoerend ondernemer. In goed onderling overleg is afgesproken dat mijn taken bestonden uit het regelen van de algemene zaken binnen de onderneming, ondersteunen bij de planning van werkzaamheden, ondersteunen bij de opzet van de onderneming en haar activiteiten en dagelijks vraagbaak voor A. De taken van A, die op locatie in Spanje verbleef, waren het gidsen van de gasten die hadden geboekt bij Vennootschap1, het als een goed huisvader zorgdragen voor de activa van de onderneming, het onderhoud van het aan Vennootschap1 ter beschikking staande onroerend goed en het werven van cliënten. Tevens is in goed overleg aan mijn echtgenote de taak toebedeeld van de marketing (internet site, reclame, redactioneel werk, advertenties, etc.) en het verzorgen van de contracten met de cliënten alsmede de informatievoorziening naar cliënten.

De accountant van de onderneming is Accountant1 S.L. te Barcelona. Ongeacht het feit dat ik op generlei wijze als accountant heb opgetreden binnen Vennootschap1, heb ik mij volledig aan de gedragsregels gehouden, zoals dat van mij mag worden verwacht bij de uitvoering van de bovengenoemde werkzaamheden binnen Vennootschap1.

4.7.1 Klaagster heeft gesteld dat betrokkene geen antwoord gaf op gestelde vragen over zijn boekhouding, die hij volgens eigen zeggen geheel had uitbesteed aan een accountant van Accountant1Accountants voor een (te hoog) bedrag van € 580,-- per maand. Klaagster vraagt zich bovendien af of die 580 euro niet een hypotheekaflossing was, daar zij nooit echte facturen heeft gezien.

4.7.2 Betrokkene heeft daartegenover - onder meer en zakelijk weergegeven - het volgende gesteld.

De administratie is in goed overleg met A uitbesteed aan Accountant1 S.L. te Barcelona. Aangezien beiden de Spaanse/Catalaanse taal onvoldoende machtig zijn en de vereisten in Spanje aanzienlijk zijn (wezenlijk meer dan in Nederland) leek dit de meest verantwoorde oplossing, in ieder geval voor de eerste jaren. De maandelijkse fee bedraagt inderdaad € 580,-- per maand (inclusief IVA, dat is Spaanse BTW). Dit is voor de maandelijkse administratie, het verzorgen van de jaarrekening, aangifte vennootschapsbe-lasting, aangiften IVA, overleg met fiscale autoriteiten en het verzorgen van de conceptnotulen en overige formele documenten. Daarnaast hielp Accountant1 regelmatig met vragen van leveranciers of andere derden in verband met de Catalaanse taal. Dit alles binnen het budget van € 500,-- (exclusief IVA). De verzonden mails in het kader van de onderhandelingen met Accountant1 S.L. Barcelona over te betalen prijs voor de dienstverlening en over de uitkomst van deze onderhandeling zijn alle (in kopie) ook bij A terechtgekomen. Daarnaast heeft betrokkene daarover veelvuldig contact gehad met A. In één van de mails staat te lezen de vraag aan A om achter een potentieel lokaal administratiekantoor aan te gaan. Echter, A gaf direct aan dit liever niet te doen, waarna Accountant1 S.L. is gecontracteerd.

A is dus volledig op de hoogte geweest van het overleg met Accountant1 S.L. te Barcelona, alsmede van de uiteindelijke overeenkomst tot dienstverlening.

De tweede suggestie van klaagster is volstrekt onjuist en ongepast. Er is geen sprake van dat A nooit echte facturen heeft gezien: deze facturen kwamen immers binnen op het Spaanse zakenadres, werden door hem gescand en doorgezonden. Ik kan slechts gissen naar de beweegredenen van klaagster, want voor mij is het onbegrijpelijk waarom zij meent dit te moeten stellen.

4.8.1 Klaagster heeft gesteld dat A betrokkene totaal heeft vertrouwd en nooit op de hoogte is geweest van tal van financiële aspecten.

4.8.2 Betrokkene heeft daartegenover - onder meer en zakelijk weergegeven - het volgende gesteld.

A is steeds op de hoogte gebracht en gehouden van alle financiële aspecten van de onderneming. Echter, A heeft structureel aangegeven niets met de financiën te maken te willen hebben. Zijn antwoord was steevast: Laat mij maar vissen en regelen jullie de rest maar.

Om ook na de oprichting en initiële investeringen A alle inzicht in financiële transacties en handelen te verstrekken is onder meer in goed onderling overleg besloten om alle transacties van Vennootschap1 geheel via de Spaanse bankrekening te laten verlopen (derhalve eenvoud door het uitsluiten van kasmiddelen en meerdere bankrekeningen). A was in het bezit van een bankpas, creditcard en alle inlogcodes van de bank, zodat hij alle transacties kon volgen. De internetsite van de bank "LaCaixa" kon gemakkelijk op de Nederlandse taal worden ingesteld, waarmee ook dit aspect werd ondervangen. In het begin maakte A daar zeker actief gebruik van. Daarnaast werd alle post en werden dus alle rekeningen ontvangen op het Spaanse zakenadres, tevens het toenmalige woonadres van A. A scande al deze documenten (en had dus ook alle gelegenheid deze te bekijken) en zond deze vervolgens door naar Nederland alwaar mevrouw B (echtgenote van betrokkene) de betreffende stukken verzamelde in een factuurregister en vervolgens aan Accountant1 S.L. te Barcelona verzond. A had hierover actief contact met mevrouw B. Naast de kosten voor de oprichting en de eerste aanschaffingen van activa zijn feitelijk, behalve enkele periodieke afschrijvingen van gas, water, elektra en lokale belastingen, alle rekeningen via uitgaven door A zelf gerealiseerd. Bij enkele grotere aanschaffingen ten behoeve van het "verhuurhuis" is A altijd aanwezig geweest.

4.9.1 Klaagster heeft gesteld dat A twee jaar zonder beloning vrijwillig heeft gewerkt voor Vennootschap1.

4.9.2 Betrokkene heeft daartegenover - onder meer en zakelijk weergegeven - het volgende gesteld.

Net als betrokkene was/is A ondernemer en initiatiefnemer van Vennootschap1 en geen werknemer. Derhalve is de mogelijkheid tot het ontvangen van inkomen afhankelijk van het bedrijfsresultaat. Bij de aanvang was reeds besproken dat het tenminste drie jaar zou duren alvorens Vennootschap tot een positief resultaat zou komen. Derhalve zou in de eerste drie jaren het inkomen nihil zijn. Naar zijn zeggen beschikte A over voldoende reserves voor de betreffende periode en zou zijn Nederlandse huis (vrij van hypotheek) of verhuren of verkopen, teneinde op gelijke tred te kunnen inbrengen in Vennootschap en op termijn zich ook permanent in Spanje in een eigen huis te kunnen vestigen. Beide laatste punten heeft A nimmer uitgevoerd.

Betrokkene heeft in het voorjaar 2011 aan A voorgesteld om maandelijks een bedrag van netto € 500,- op te nemen (gelijk aan het salaris dat A voorheen in Spanje verdiende) te financieren door betrokkene. A weigerde dit bedrag, met als argument dat we "eerst maar geld moesten verdienen met Vennootschap1".

Daarnaast ontving A de volgende beloningen in natura (deels ten laste van Vennootschap1 en deels ten laste van betrokkene):

• Gebruik van het appartement dat gekoppeld is aan de bedrijfshal van Vennootschap1 en het privéhuis van betrokkene (voor geen van deze onroerende zaken heeft betrokkene aan Vennootschap1 en/of A huur in rekening gebracht).

• Gebruik maken van de privédelen van het huis.

• Gebruik van de auto, telefoon en overige communicatiemiddelen.

• Ten dele eten op kosten van Vennootschap1.

Zoals reeds aangegeven is een deel van de kosten ten laste van Vennootschap1 gekomen. Aangezien de opbrengsten in Vennootschap1 beperkt waren en A vanaf april 2010 geen financiële bijdrage heeft geleverd aan Vennootschap1, zijn alle tekorten volledig aangezuiverd door betrokkene. (De bankrekening heeft nimmer rood gestaan en er zijn nooit onbetaalde rekeningen geweest.)

4.10.1 Klaagster heeft gesteld dat de boekhouding van 2009, 2010 en 2011 pas in september 2011 digitaal zijn aangeleverd aan A en dat de daaruit voortvloeiende vragen nooit door betrokkene zijn beantwoord.

4.10.2 Betrokkene heeft daartegenover - onder meer en zakelijk weergegeven - het volgende gesteld.

De boekhouding over 2009 was nihil (slechts de oprichting en storting van kapitaal) en in 2009 gemaakte kosten zijn administratief verwerkt in 2010. Over 2009 is een aandeelhoudersvergadering gehouden in de zomer van 2010, die is bijgewoond door A en aldaar heeft A ook de betreffende stukken bekeken en ondertekend. Op dat moment is ook de administratie tot en met dat moment besproken. De boekhouding 2010 is pas volledig afgerond in de zomer 2011 en daarna direct aan A toegestuurd. Het jaar 2011 is op dat moment (het moment van staken van de activiteiten) ''voorlopig'' afgesloten en ook aan A ter beschikking gesteld.

4.11.1 Klaagster heeft gesteld dat betrokkene zelf voor eigen rekening in Spanje twee huizen heeft gekocht (als toekomstig appeltje voor de dorst en voor de verhuur aan klanten van Vennootschap1) welke huizen voor rekening van betrokkene zouden komen maar waarmee Vennootschap1 regelmatig is belast.

4.11.2 Betrokkene heeft hiertegenover - onder meer en zakelijk weergegeven - het volgende gesteld.

Uit het concept businessplan blijkt dat de activiteiten van de onderneming zijn gericht op het verzorgen van (meerval)visreizen, in het bijzonder voor de lichamelijk gehandicapte medemens alsmede het ter beschikking stellen van een aangepaste woning.

Betrokkene, zijn echtgenote en A zijn in een voorbereidingsreis in Spanje op zoek geweest naar geschikte locaties voor Vennootschap1. Ten eerste een huis voor de verhuur (aan te passen voor gehandicapten) en ten tweede een thuisbasis voor betrokkene, A en Vennootschap1. Beide locaties zijn gevonden en betrokkene heeft voor de aankoop van het betreffende onroerend goed gezorgd.

Er is dus één huis gekocht om te kunnen verhuren aan Vennootschap1 gasten. Dit huis moest nog worden aangepast voor lichamelijk gehandicapten. Bijzonder is overigens dat, kort na de aanschaf van dit huis, klaagster als materiedeskundig haar broer nog graag adviseerde bij de benodigde aanpassingen die hij kon uitvoeren aan dit huis. Vreemd is derhalve haar klacht dat haar broer als klusjesman is ingezet. Daarnaast was het klaagster zelf die zich lovend heeft uitgelaten over Vennootschap1 en het ter beschikking staande onroerend goed voor verhuur.

Een tweede stuk terrein is aangeschaft met daarop een privéhuis voor betrokkene, een appartement waar A gebruik van zou maken en een bedrijfshal voor het materieel van Vennootschap1. De aankoop en alle bijkomende kosten zijn door betrokkene in privé gedragen. In goed overleg is besloten om Vennootschap1 in de eerste drie jaren niet te belasten (gegeven de verwachte bedrijfsresultaten) voor de huur van het verhuurhuis, de bedrijfshal en het door A gebruikte appartement. Wel zijn de aanpassingen van het verhuurhuis (geschikt maken voor rolstoel etc.) en de nog noodzakelijk inrichting ten laste van Vennootschap1 gekomen, alsmede de kosten voor kleine aanpassingen aan de overige activa, die aan Vennootschap1 ter beschikking waren gesteld. De gebruikskosten (gas, water etc.) voor het zakelijke deel zijn zoals gebruikelijk ten laste van Vennootschap1 gekomen. Overigens zijn alle verhuuropbrengsten (ongeveer 50% van de omzet) ten gunste van Vennootschap1 geboekt.

Alle kosten, die te maken hadden met het privédeel van het onroerend goed zijn door betrokkene in privé gedragen.

4.12.1 Klaagster heeft gesteld dat betrokkene zonder overleg uitgaven heeft gedaan en ook zijn vrouw een functie heeft toebedeeld binnen Vennootschap1, zonder dat A hierin is gehoord.

4.12.2 Betrokkene heeft hiertegenover - onder meer en zakelijk weergegeven - het volgende gesteld.

Uitgaven zijn hoofdzakelijk door A zelf gedaan, of in goed overleg. Zoals eerder vermeld wilde A in feite alleen maar vissen. Aangezien er tal van taken overblijven, vooral gerelateerd aan marketing, advertenties etc. is in goed onderling overleg besloten om dit aan betrokkenes echtgenote mevrouw B te vragen. A heeft vele avonden doorgebracht met betrokkene en zijn echtgenote om actieplannen op te stellen en taken te verdelen.

4.13.1 Klaagster heeft gesteld dat betrokkene de zakelijke bedrijfsvoering eenzijdig en zeker niet in het belang van Vennootschap1 heeft gedaan.

4.13.2 Betrokkene heeft hiertegenover - onder meer en zakelijk weergegeven - het volgende gesteld.

De bedrijfsvoering heeft steeds in goed overleg plaatsgevonden en was te allen tijde in het belang van Vennootschap1. Het is A zelf die het belang van Vennootschap1 volledig uit het oog is verloren en vooral in 2011 alle gemaakte afspraken, plannen en dergelijke totaal is vergeten.

4.14.1 Klaagster heeft voorts gesteld dat betrokkene de advocaat van A (mr. D) nimmer heeft geantwoord naar aanleiding van de door de fiscaal/boekhoudkundig adviseur van A (C) opgeworpen vragen.

4.14.2 Betrokkene heeft hiertegenover - onder meer en zakelijk weergegeven - het volgende gesteld.

De door A ingeschakelde boekhouder (de heer C, belastingadviseur te [plaats]) heeft alleen twee mailberichtjes aan betrokkene gestuurd (bijlage 5), waarin hij heeft aangegeven dat hij A zou ondersteunen bij het onderzoeken van de administratie van Vennootschap1. De heer C heeft echter nooit zijn vragen direct aan betrokkene gesteld en/of toegestuurd en ook A heeft deze vragen nooit aan betrokkene toegestuurd.

De heer D is advocaat en werkzaam bij Klaassen Advocaten te Rotterdam. De heer Dis door A niet ingehuurd als advocaat, maar als bemiddelaar/adviseur. De heer Dhad naar zijn zeggen een mandaat om met betrokkene tot een afwikkeling van Vennootschap1 te komen, hetgeen uiteindelijk niet is gebeurd. De reden van het "mislukken" van de bemiddeling is vooral gelegen in de onvolledigheid van de gedane voorstellen en het volstrekt uitblijven van iedere vorm van onderhandeling. Door de heer D werd bijvoorbeeld slechts een bedrag genoemd zonder te vermelden wat dit bedrag zou moeten behelzen, of dit inclusief of exclusief Spaanse BTW was, of een natuurlijk of rechtspersoon de voorgestelde overname zou doen etc. Ook na herhaaldelijke verzoeken is daar nimmer duidelijk antwoord op gekomen. De twee voorstellen die uiteindelijk zijn gedaan waren statisch en niet onderhandelbaar. Het volledig ontbreken van structuur rondom de gedane voorstellen is de reden dat betrokkene niet op de voorstellen kon ingaan. Overigens heeft betrokkene zelf, in een poging tot afwikkeling te komen, de betreffende voorstellen van alle mogelijke punten van aandacht voorzien, maar daarop is ‑ anders dan dat "we" er niet uit gingen komen ‑ geen reactie gekomen. Ook begon klaagster reeds vroeg in het proces te kennen te geven dat ze een tuchtklacht zou gaan voorbereiden, die dan maar uitsluitsel zou moeten geven.

De heer Dheeft op enig moment de vragen van de heer C aan betrokkene doorgestuurd. Over deze vragen is tijdens een mondeling overleg op 31 januari 2012 met de heer Dkort gesproken. Tijdens dit overleg heeft betrokkene laten weten dat een aantal vragen van de heer C al diverse keren waren beantwoord. Er is daarna verder niet meer over de betreffende vragen gesproken.

4.15.1 Klaagster heeft ten slotte gesteld dat uit de door betrokkene opgestelde actiepuntenlijst januari 2011 en handgeschreven takenlijst (op briefpapier van Accountant1) blijkt dat A ook als klusjesman is gebruikt om betrokkenes woningen te verbeteren, respectievelijk dat A 50 uur per week (vrijwillig en onbetaald) moest werken, terwijl betrokkene zelf zijn baan behield en niet eens de administratie verzorgde.

4.15.2 Betrokkene heeft hiertegenover - onder meer en zakelijk weergegeven - achtereenvolgens het volgende gesteld.

Ook voor deze actiepuntenlijst geldt dat deze is opgesteld tijdens overleg, waarbij zowel A, betrokkene als zijn echtgenote aanwezig waren. Zoals hiervoor reeds is beschreven stond het onroerend goed hoofdzakelijk ter beschikking van Vennootschap1. Of als verhuurhuis of als bedrijfsruimte of als woning van A. Gezien het feit dat A - in tegenstelling tot betrokkene - permanent in Spanje verbleef en woonachtig was in het appartement, was hij de meest geëigende persoon om het nodige onderhoud en/of verbeteringen uit te voeren teneinde de kosten te beperken. Tot begin 2011 is dit ook nimmer een probleem geweest.

De takenlijst is door A en betrokkene opgesteld ten tijde van een noodzakelijk bezoek aan Spanje, omdat A zoveel problemen had veroorzaakt met een cliënt (één van de belangrijkste) dat betrokkene daarvoor naar Spanje moest komen om het op te lossen. A had zich daarnaast dermate negatief gedragen tegenover betrokkenes echtgenote, dat deze gedwongen was zijn conclusie te trekken. Betrokkene heeft A te kennen gegeven dat hij naar een eigen onderkomen  zou moeten omkijken. Na goed overleg was A het ook geheel eens met de actiepunten. Deze actiepunten zijn vastgelegd op het enige schrijfblok dat op dat moment voorhanden was en dat was een schrijfblok van Accountant1, maar zeker geen briefpapier van Accountant1. Wat er ook van zij, A heeft nimmer uitvoering aan de actiepunten gegeven. De 50 uur slaan terug op de enkele week dat er werk was voor Vennootschap1.

4.16 Mede gelet op hetgeen hiervoor onder 4.5 is overwogen is de Accountantskamer van oordeel dat klaagster de grondslagen van haar - veel suggesties bevattende en overigens weinig tot niet gesubstantieerde ‑ klacht dat betrokkene met zijn optreden in de gezamenlijke onderneming met A en bij de beëindiging van die onderneming inbreuk heeft gemaakt op de fundamentele beginselen als bedoeld in artikel A-100.4 van de VGC, tegenover de gemotiveerde - en goeddeels met schriftelijke stukken gestaafde ‑ weerspreking ervan door betrokkene geenszins aannemelijk heeft gemaakt. De klacht moet daarom in alle onderdelen ongegrond worden verklaard.

4.17 Gelet op al het hiervoor overwogene dient als volgt te worden beslist.

5. Beslissing

De Accountantskamer verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. R.P. van Eerde (rechterlijke leden) en S.L.J. Graafsma RA en P. van de Streek AA (accountantsleden) in aanwezigheid van W. Welmers, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2013.

_________                                                                            __________

secretaris                                                                                 voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:                                      

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto de artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen/kan klaagster en/of betrokkene dan wel de voorzitter van de Nba tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.