ECLI:NL:TACAKN:2013:YH0365 Accountantskamer Zwolle 12/1943 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2013:YH0365
Datum uitspraak: 19-04-2013
Datum publicatie: 22-04-2013
Zaaknummer(s): 12/1943 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht ongegrond
  • Klacht niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen accountant die verantwoordelijk is voor gestuurde facturen gedeeltelijk niet-ontvankelijk omdat klaagster al meer dan drie jaar voor het indienen van de klacht een specificatie van een van de facturen had ontvangen. Voor het overige is de klacht ongegrond want niet aannemelijk dat er sprake was van valsheid in geschrifte en omdat er geen gedragsregel is die van betrokkene vergde dat hij eerder helderheid schiep over de verschuldigde bedragen.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) van 19 april 2013 in de zaak met nummer 12/1943 Wtra AK van

            X.,

gevestigd te [plaats],

vertegenwoordigd door drs. A.,

K L A A G S T E R ,

t e g e n

mr. Y. ,

registeraccountant,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E ,

raadsman: mr. G.A.M. de Vries.

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennis genomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

- het op 24 september 2012 ingekomen klaagschrift van 20 september 2012 met bijlagen;

- de op 5 oktober 2012 ingekomen brief van klaagster van 3 oktober 2012 met bijlagen;

- de op 18 oktober 2012 ingekomen brief van klaagster van 16 oktober 2012;

- het op 1 november 2012 ingekomen verweerschrift van 30 oktober 2012 met bijlagen;

- een e-mail bericht van klaagster van 15 november 2012 met bijlage.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van

26 november 2012 waar zijn verschenen de vertegenwoordigster van klaagster en betrokkene in persoon, bijgestaan door mr. G.A.M. de Vries, advocaat te Woudenberg.

1.3 Klaagster en betrokkene hebben bij gelegenheid van genoemde zitting hun standpunten doen toelichten (aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) respectievelijk toegelicht en doen antwoorden respectievelijk geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene is vestigingsleider van Accountants en Belastingadviseurs1 te [plaats]. Deze vennootschap werkt(e) samen met BV1 en BV2. Klaagster is vanaf eind 2006 cliënte van BV1 geweest. Namens deze vestiging heeft de vestigingsleider, drs. B. RA (hierna: B) klaagster bij brief van 3 november 2006 een voorstel doen toekomen in zake de te verrichten werkzaamheden. Aan deze brief die door  klaagster voor akkoord is getekend, wordt hier ontleend:   

“X.

(…) de volgende werkzaamheden:

1. Opstellen van de jaarrekening van de vennootschap aan de hand van de administratieve bescheiden;

2. Opstellen van de jaarstukken voor deponering bij het handelsregister;

3. Verzorgen van de aangifte vennootschapsbelasting;

4. Incidentele advisering

(…)

Honorarium en kosten

(…)

Hoewel onze declaraties gebaseerd zijn op de werkelijk bestede tijd tegen de hiervoor vermelde tarieven, geven wij u hierna een raming van de jaarlijks te verwachten kosten, samenhangend met de hiervoor beschreven werkzaamheden.

(…).

Totaal te verwachten jaarlijkse kosten  € 2.600

Genoemde bedragen zijn exclusief BTW.

Facturering en wijze van betalen

De door ons verrichte werkzaamheden worden per kwartaal gefactureerd. De gehanteerde betalingstermijn bedraagt 14 dagen na factuurdatum.

(…)”

2.2 Op 24 maart 2009 heeft B, die in de voorgaande jaren als accountant van klaagster was opgetreden, klaagster mondeling meegedeeld te zullen vertrekken bij BV1. Klaagster heeft hem in reactie daarop laten weten als cliënt met hem mee te gaan. Bij brieven van 31 maart 2009 en 1 april 2009, waaronder de naam van betrokkene stond vermeld, is klaagster ook schriftelijk geïnformeerd over het vertrek van B.

2.3 Onder dagtekening 30 maart 2009 zijn twee nota’s aan klaagster gezonden: een nota met nummer AF…. voor onder meer het samenstellen van de jaarrekening 2007 ten bedrage van (na aftrek van een eerder betaald voorschot ad € 2.000,--) € 2.534,70 (inclusief BTW), en een voorschotnota met nummer AF…., ten bedrage van (inclusief BTW) € 2.380,00 voor het samenstellen van de conceptjaarrekening 2008.

2.4 Per e-mail van 3 april 2009 heeft klaagster aan B gevraagd of zij de nota van € 2.380,00 aan B of “BV1” diende te betalen en of zij al niet een jaar eerder een nota voor 2007 had betaald. Per e-mail van 3 april 2009 heeft B hierop onder meer geantwoord dat klaagster voor 2007 al een voorschotdeclaratie had ontvangen en haar aangeraden een specificatie te vragen van de nota. Bij e-mail van 8 april 2009 heeft een medewerkster van BV1 de vertegenwoordigster van klaagster op haar verzoek het volgende geantwoord:

“Op uw verzoek ontvangt u hierbij de specificatie behorende bij de factuur met als totaalbedrag € 2.534,70.

De andere factuur die u heeft ontvangen betreft een voorschotnota met betrekking tot het samenstellen van uw jaarrekening 2008.

Het bedrag is gebaseerd op de voorschotnota die u eerder heeft voldaan voor het samenstellen van uw jaarrekening 2007.”

2.5 Onder dagtekening 25 mei 2009 is namens betrokkene aan klaagster een aanmaning gestuurd in verband met het uitblijven van betaling van de twee hiervoor vermelde nota’s van 30 maart 2009. Bij memorandum van 28 mei 2009 is aan klaagster op haar verzoek nogmaals een specificatie gezonden van de nota met nummer AF…..

2.6 Bij brief van 8 oktober 2009 aan betrokkene heeft mr. drs. C, advocaat van klaagster, gereageerd op een door betrokkene op 2 oktober 2009 verzonden aanmaning voor de twee nota’s van 30 maart 2009. Hij heeft om creditering van (een gedeelte van) de nota’s gevraagd dan wel om toezending van een specificatie van de verrichte werkzaamheden met bijbehorende urenspecificatie. De reactie daarop van de advocaat van BV1, mr. G.A.M. de Vries, dateert van 22 juli 2011. Daarna hebben de beide advocaten nog schriftelijk (nadere) standpunten uitgewisseld. De laatste brief van de advocaat van klaagster dateert van 21 december 2011.

2.7 Op verzoek van BV1 is klaagster op 7 mei 2012 gedagvaard voor de sector kanton van de rechtbank Amsterdam vanwege het uitblijven van betaling van de beide nota’s van 30 maart 2009. Bij vonnis van 29 augustus 2012 is de vordering tot betaling van de nota met nummer AF…. geheel toegewezen en die tot betaling van de andere nota gedeeltelijk. Dit laatste bedrag is een vergoeding voor door B in maart 2009 verrichte werkzaamheden. De toegewezen bedragen zijn vermeerderd met de wettelijke handelsrente daarover vanaf 29 april 2009.

3. De klacht

3.1 Ten grondslag aan de door klaagster ingediende klacht ligt een aantal verwijten dat in de brief van klaagster van 3 oktober 2012 als volgt is geformuleerd:

a. betrokkene heeft onjuiste declaraties opgesteld omdat zaken die begrepen waren in de jaarlijks afgesproken prijs apart zijn berekend, omdat dubbel is gedeclareerd en omdat onervaren medewerkers bepaalde werkzaamheden niet hebben kunnen uitvoeren;

b. betrokkene heeft de discussie over de twee nota’s van 30 maart 2009 laten

voortslepen, waardoor klaagster meer dan drie jaar handelsrente heeft moet betalen;

c. betrokkene heeft valsheid in geschrifte gepleegd omdat de bij de dagvaarding van 7 mei

2012 gevoegde specificaties additionele werkzaamheden vermelden in vergelijking met de

aan klaagster verzonden specificaties evenals werkzaamheden die niet verricht kunnen zijn

op het vermelde tijdstip.

4. De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1 Op grond van artikel 33 Wet op de Registeraccountants (oud; hierna: Wet RA) is de registeraccountant bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet RA bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2 Ter zitting heeft betrokkene desgevraagd verklaard dat hij verantwoordelijkheid draagt voor het handelen of nalaten (kort gezegd het versturen van de beide nota’s van 30 maart 2009 en het invorderen daarvan) waarover wordt geklaagd. Nu dit handelen en/of nalaten plaats had na 1 januari 2007, moet het worden getoetst aan de sinds deze datum vigerende Verordening Gedragscode RA’s (hierna: VGC) en daarvan in het bijzonder aan het (voor alle accountants geldende) deel A en het (voor openbaar accountants geldende) deel B1.

4.3 Daarnaast stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagster is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4 Op grondslag van artikel 22, eerste lid, Wtra (oud), voor zover hier van belang, kan een ieder bij een vermoeden van handelen of nalaten als bedoeld in artikel 33 Wet RA binnen drie jaar na de constatering van het handelen of nalaten door middel van een klaagschrift een klacht indienen bij de Accountantskamer. Bedoelde termijn vangt aan wanneer een klager objectief gezien, gelet op de voor hem beschikbare informatie, op de hoogte is van het feitelijk handelen of nalaten van de betrokken accountant dat de grond vormt voor het indienen van de klacht. De Accountantskamer zal in elke zaak ambtshalve bezien of deze termijn in acht is genomen. Overschrijding daarvan leidt tot het niet-ontvankelijk verklaren van een klacht(onderdeel).

4.5 Gelet op het bepaalde in artikel 22, eerste lid Wtra is klachtonderdeel a., voor zover inhoudende dat werkzaamheden die waren begrepen in de jaarlijks afgesproken prijs afzonderlijk in rekening zijn gebracht en voor zover inhoudende dat werkzaamheden niet in rekening hadden mogen worden gebracht omdat ze niet verricht konden zijn door onervaren medewerkers, te laat ingediend en om deze reden niet-ontvankelijk. Klaagster heeft op haar verzoek op 8 april 2009 een specificatie van de bij de nota met nummer AF…. in rekening gebrachte bedragen ontvangen en die nota zelf bevat een omschrijving van de daarin begrepen werkzaamheden. Gerekend vanaf die datum is dit klachtonderdeel in zoverre meer dan drie jaar later ingediend. Wat het verwijt dat voor dezelfde werkzaamheden dubbel is gedeclareerd betreft, uit het klaagschrift valt af te leiden dat klaagster daarbij doelt op werkzaamheden die in april 2009 na het vertrek van B nog verricht zouden moeten worden en waarvoor B zelf waarschijnlijk nog een declaratie heeft gestuurd. Zo hierover al binnen de termijn van drie jaar tijdig is geklaagd, moet dit klachtonderdeel in zoverre ongegrond worden verklaard omdat klaagster dit verwijt, bezien in het licht van het vonnis van de kantonrechter en afgezet tegen het gevoerde verweer niet aannemelijk heeft gemaakt. Uit het vonnis van de kantonrechter blijkt immers dat BV1 haar vordering gebaseerd op de factuur met nummer AF…. ter zitting heeft beperkt tot de door B in maart 2009 gewerkte uren, terwijl de met het klaagschrift meegezonden factuur van (het kantoor van) B van 4 augustus 2009 ziet op werkzaamheden die zijn verricht in de maanden mei, juni en juli 2009.

4.6 Het verwijt dat betrokkene valsheid in geschrifte heeft gepleegd faalt eveneens. Klaagster heeft er in dit verband op gewezen dat bij de dagvaarding voor de kantonrechter niet alleen de op 28 mei 2009 (en eerder bij e-mail van 8 april 2009) aan klaagster gezonden specificatie, die begint op 14 augustus 2008, was gevoegd maar ook een specificatie in zake onderhanden werk gedateerd 7 oktober 2009, die begint op 15 september 2008. Gelet op wat over de verschillen tussen deze specificaties is verklaard ter zitting van de kantonrechter en op het oordeel van de kantonrechter over de factuur met nummer AF…. is er geen sprake geweest van valsheid in geschrifte.

4.7 Tot slot faalt ook de klacht inhoudende dat betrokkene heeft lopen dralen waardoor klaagster over een periode van drie jaren handelsrente heeft moeten betalen. Daartoe is in de eerste plaats overwogen dat klaagster er kennelijk zelf voor gekozen heeft om de nota’s van 30 maart 2009 geheel onbetaald te laten. Had zij ze gedeeltelijk eerder betaald dan was de veroordeling tot betaling van wettelijke handelsrente lager uitgevallen. Voorts is er na het versturen van de nota’s tijd heen gegaan met het plegen van overleg tussen de (advocaat van) klaagster en (de advocaat van) BV1. Ook de gevoerde gerechtelijke procedure heeft enige tijd in beslag genomen. Er is geen gedragsregel aan te wijzen die meebrengt dat betrokkene in deze situatie anders had moeten handelen in die zin dat hij, met het oog op de belangen van klaagster, ernaar had moeten streven dat er eerder helderheid kwam over de verschuldigde bedragen.

4.8 Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5. Beslissing

De Accountantskamer :

- verklaart de klacht niet-ontvankelijk op de wijze zoals hiervoor onder 4.5 is aangegeven;

- verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.J. van Lee, voorzitter, mrs. H. de Hek  en A.D.R.M. Boumans  (rechterlijke leden) en P. van der Putten RA en P. van de Streek AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 19 april 2013.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                             voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klaagster, betrokkenedan wel de voorzitter van de NBA tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021,

2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.