ECLI:NL:TACAKN:2013:YH0362 Accountantskamer Zwolle 12/869 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2013:YH0362
Datum uitspraak: 12-04-2013
Datum publicatie: 16-04-2013
Zaaknummer(s): 12/869 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Inventariserende rapportage voor curator opgemaakt onder NVCOS 3000. Geen persoonsgericht onderzoek; hoor/wederhoor in casu niet noodzakelijk. Gebruik door accountant toegestaan voor rechtsgedingen, hetgeen o.g.v. paragraaf 49, sub f. NVCOS 3000 mogelijk is. Op onterecht gebruik van de curator van een nadere brief van de accountant is op adequate wijze door de accountant gereageerd.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra)

van 12 april 2013 in de zaak met nummer 12/869 Wtra AK van

X.

wonende te [woonplaats],

K L A G E R ,

t e g e n

Y.,

registeraccountant,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E ,

raadsvrouw: mr. T.L. Cieremans.

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van:

-          het op 10 mei 2012 bij de Accountantskamer binnengekomen klaagschrift van 9 mei 2012, met bijlagen;

-          het op 9 juli 2012 binnengekomen verweerschrift, met bijlagen;

-          de op 6 augustus 2012 ingekomen brief van 3 augustus 2012 van klager, met bijlagen.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 17 augustus 2012, waar aanwezig waren klager, bijgestaan door A., en  betrokkene in persoon, bijgestaan door mw. mr. T.L. Cieremans, advocaat te [plaats], en mr. drs. B. RA, van Accountantskantoor1.

1.3 Klager en betrokkene hebben op de zitting hun standpunten toegelicht, onderscheidenlijk doen toelichten aan de hand van overgelegde pleitnotities en geantwoord, onderscheidenlijk doen antwoorden op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is, als tussen partijen niet in geschil, het volgende vast komen te staan.

2.1 Betrokkene is registeraccountant en in die hoedanigheid aangesloten bij de Nederlandse beroepsorganisatie voor accountants.

2.2 BV1, was bemiddelaar in financieringen en participaties in beleggingen.

Klager was aandeelhouder en één van de bestuurders van BV1.

2.3 Op 20 mei 2009 is BV1 failliet verklaard.

Na het defungeren van mr. C. als curator is mr. D, hierna  de curator, als zodanig in het faillissement van BV1  benoemd.

2.4 In augustus 2009 heeft betrokkene een opdracht van de curator aanvaard en deze opdracht bij brief van 18 augustus 2009 bevestigd.

Het in het kader van deze opdracht door betrokkene opgestelde – definitieve – rapport  is gedateerd 23 september 2009.

Dit rapport houdt onder “Doel en reikwijdte van het onderzoek” onder meer in:

2.1 Doel van het onderzoek.

De doelstelling van het onderzoek kan als volgt worden samengevat:

Het inventariseren van de curator ter beschikking staande (digitale) financiële administratie en daartoe strekkende (administratieve) bescheiden van BV1 voor de jaren 2002-2009, teneinde inzicht te verschaffen of – zo mogelijk –

  1. (delen van) de financiële administratie en/of administratieve bescheiden/ gegevens bij de curator ontbreken;
  2. de (administratieve) onderbouwing van de individuele mutaties, in het bijzonder voor zover het ziet op de individuele rekening-courantmutaties en individuele (handels) transacties met verbonden vennootschappen, bij de curator ontbreken en/of niet het vereiste inzicht geven

Het object van onderzoek is de financiële administratie, en daartoe strekkende (administratieve) bescheiden van BV1 over de periode 1 januari 2002 tot de datum van faillissement zoals bij de curator op 18 augustus 2009 aanwezig.”

2.5 Na het uitbrengen van dit rapport heeft betrokkene op verzoek van de curator in verband met het feit dat nadien nog zendingen van administratie bij de curator waren binnengekomen, in maart 2010 een update (gedateerd 17 maart 2010) van de inventarisatielijsten gegeven, zonder dat deze onderdeel ging uitmaken van het eerder door betrokkene uitgebrachte rapport.

2.6 Bij brief van 27 april 2010 van de advocaat van klager is betrokkene ervan op de hoogte gesteld dat de curator voormelde update d.d. 17 maart 201 in een kort geding had overgelegd.

Bij brief van 11 mei 2010 heeft betrokkene de curator bericht dat de update van 17 maart 2010 niet bedoeld was om in te brengen in een procedure, noch om dat als “rapportage” te kwalificeren en dat door de curator voor wat betreft dit door hem in de procedure ingebrachte processtuk ten onrechte naar Accountantskantoor1 was verwezen.

3. De klacht

3.1 De klacht omvat – naar de Accountantskamer begrijpt en zakelijk samengevat – de volgende onderdelen:

a. betrokkene heeft bij de aanvaarding en uitvoering van de opdracht niet de benodigde zorgvuldigheidsnormen op grond van de Gedragsrichtlijn inzake persoonsgerichte accountantsonderzoeken en/of de VGC in acht genomen;

b. betrokkene had waarborgen moeten treffen om te voorkomen dat de curator, in procedures, zonder de toestemming van betrokkene, met het rapport “aan de haal” ging.

4. De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountants-kamer het volgende.

Ad klachtonderdeel sub a.

4.1 Op grond van artikel 33 Wet RA (oud) is de registeraccountant bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet RA (oud) bepaalde - zoals de Verordening gedragscode (hierna: VGC) en de daarop gebaseerde nadere voorschriften controle- en overige standaarden ( hierna: NV COS)- en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2 Het door betrokkene in opdracht van de curator uitgevoerde onderzoek betrof het inventariseren van de bij de curator ten tijde van het onderzoek aanwezige administratie van BV1 over de jaren 2002-2009.

Met name diende betrokkene na te gaan of:

a. de curator (delen) van de financiële administratie en/of administratieve bescheiden/gegevens en – kort samengevat – de administratieve onderbouwing van individuele mutaties miste;

b. de aanwezige onderbouwing het vereiste inzicht verschafte.

4.3. Naar het oordeel van de Accountantskamer kan dit betrokkene opgedragen en door deze uitgevoerde onderzoek niet worden gekwalificeerd als een persoonsgericht onderzoek. Betrokkene heeft immers in zijn - overigens helder - rapport, aan de hand van verifieerbaar opgestelde criteria (paragraaf 2.1 van het rapport), niet meer en niet minder gedaan dan aangegeven welke documentatie hij in de bij de curator aanwezige administratie heeft aangetroffen en daaraan het oordeel verbonden -zakelijk samengevat- dat de bij de curator aanwezige administratie onvoldoende onderbouwing c.q inzicht gaf voor c.q. in de individuele mutaties, in het bijzonder voor zover de bij de curator aanwezige administratie zag op de individuele rekening-courantmutaties en met de drie verbonden vennootschappen. Betrokkene heeft dan ook zijn rapport, zoals hij heeft gedaan, mogen inrichten en uitvoeren als assurance-rapport in overeenstemming met NV COS 3000.

Nu in dezen geen sprake is van een persoonsgericht onderzoek, en de Accountantskamer met betrokkene van oordeel is dat voor een deugdelijke beoordeling van de beperkte onderzoeksvraag en verkrijging van voldoende assurance-informatie hoor en wederhoor niet geboden was, kon betrokkene het antwoord op de onderzoeksvraag formuleren, zonder bij het - in het kader daarvan - ingestelde onderzoek het beginsel van hoor en wederhoor toe te passen.

Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

Ad klachtonderdeel b.

4.4 Het door betrokkene opgestelde rapport houdt onder 6 “Overige aspecten – beperking in het gebruik en verspreidingkring” onder meer in:

“Dit rapport is uitsluitend bestemd voor de curator van BV1 alsmede het gebruik door de curator van BV1 in rechtszaken met betrekking tot het faillissement van BV1.”

4.5.1 De curator mocht dus van de inhoud van het rapport in rechtsgedingen gebruik maken, terwijl de uitvoering als rapportage op de voet van NVCOS 3000 in een dergelijke wijze van gebruik ook voorziet, zoals onder meer weergegeven in paragraaf 49, sub f.

4.5.2 Gesteld noch gebleken is dat betrokkene enige reden had om er aan te twijfelen dat de curator op andere dan correcte wijze het door hem, betrokkene, uitgebrachte rapport in rechtsgedingen zou inzetten. Betrokkene mocht daarvan dan ook uitgaan en behoefde onder die omstandigheden in dat verband geen andere waarborgen te treffen dan hij gedaan had.

4.5.3 De Accountantskamer is voorts van oordeel, dat, gelet op A-110.2 VGC en de omstandigheden van het geval, de brief van 11 mei 2010 van betrokkene een adequate reactie was op de mededeling van de advocaat van klager bij brief van 27 april 2010, dat de curator een onjuist gebruik maakte van het betreffende rapport c.q. de update van 17 maart 2010 van de inventarisatielijsten (zie hiervoor rechtsoverwegingen 2.5 en 2.6).

Ook dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

4.6 Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5. De beslissing

De Accountantskamer:

·        verklaart de klacht in beide onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mrs E.F. Smeele en A.D.R.M. Boumans, rechterlijke leden en S.L.J. Graafsma RA en A.M.H. Homminga AA, accountantsleden, in aanwezigheid van mr. G.A. Genee secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 12 april 2013.

_________                                                                            __________

secretaris                                                                               voorzitter

Deze uitspraak is naar partijen verzonden op:_______________________________

____________________________________________________________________________________________ Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klager en betrokkene danwel de voorzitter van de Nba tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra)

van 12 april 2013 in de zaak met nummer 12/869 Wtra AK van

X.

wonende te [woonplaats],

K L A G E R ,

t e g e n

Y.,

registeraccountant,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E ,

raadsvrouw: mr. T.L. Cieremans.

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van:

-          het op 10 mei 2012 bij de Accountantskamer binnengekomen klaagschrift van 9 mei 2012, met bijlagen;

-          het op 9 juli 2012 binnengekomen verweerschrift, met bijlagen;

-          de op 6 augustus 2012 ingekomen brief van 3 augustus 2012 van klager, met bijlagen.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 17 augustus 2012, waar aanwezig waren klager, bijgestaan door A., en  betrokkene in persoon, bijgestaan door mw. mr. T.L. Cieremans, advocaat te [plaats], en mr. drs. B. RA, van Accountantskantoor1.

1.3 Klager en betrokkene hebben op de zitting hun standpunten toegelicht, onderscheidenlijk doen toelichten aan de hand van overgelegde pleitnotities en geantwoord, onderscheidenlijk doen antwoorden op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is, als tussen partijen niet in geschil, het volgende vast komen te staan.

2.1 Betrokkene is registeraccountant en in die hoedanigheid aangesloten bij de Nederlandse beroepsorganisatie voor accountants.

2.2 BV1, was bemiddelaar in financieringen en participaties in beleggingen.

Klager was aandeelhouder en één van de bestuurders van BV1.

2.3 Op 20 mei 2009 is BV1 failliet verklaard.

Na het defungeren van mr. C. als curator is mr. D, hierna  de curator, als zodanig in het faillissement van BV1  benoemd.

2.4 In augustus 2009 heeft betrokkene een opdracht van de curator aanvaard en deze opdracht bij brief van 18 augustus 2009 bevestigd.

Het in het kader van deze opdracht door betrokkene opgestelde – definitieve – rapport  is gedateerd 23 september 2009.

Dit rapport houdt onder “Doel en reikwijdte van het onderzoek” onder meer in:

2.1 Doel van het onderzoek.

De doelstelling van het onderzoek kan als volgt worden samengevat:

Het inventariseren van de curator ter beschikking staande (digitale) financiële administratie en daartoe strekkende (administratieve) bescheiden van BV1 voor de jaren 2002-2009, teneinde inzicht te verschaffen of – zo mogelijk –

  1. (delen van) de financiële administratie en/of administratieve bescheiden/ gegevens bij de curator ontbreken;
  2. de (administratieve) onderbouwing van de individuele mutaties, in het bijzonder voor zover het ziet op de individuele rekening-courantmutaties en individuele (handels) transacties met verbonden vennootschappen, bij de curator ontbreken en/of niet het vereiste inzicht geven

Het object van onderzoek is de financiële administratie, en daartoe strekkende (administratieve) bescheiden van BV1 over de periode 1 januari 2002 tot de datum van faillissement zoals bij de curator op 18 augustus 2009 aanwezig.”

2.5 Na het uitbrengen van dit rapport heeft betrokkene op verzoek van de curator in verband met het feit dat nadien nog zendingen van administratie bij de curator waren binnengekomen, in maart 2010 een update (gedateerd 17 maart 2010) van de inventarisatielijsten gegeven, zonder dat deze onderdeel ging uitmaken van het eerder door betrokkene uitgebrachte rapport.

2.6 Bij brief van 27 april 2010 van de advocaat van klager is betrokkene ervan op de hoogte gesteld dat de curator voormelde update d.d. 17 maart 201 in een kort geding had overgelegd.

Bij brief van 11 mei 2010 heeft betrokkene de curator bericht dat de update van 17 maart 2010 niet bedoeld was om in te brengen in een procedure, noch om dat als “rapportage” te kwalificeren en dat door de curator voor wat betreft dit door hem in de procedure ingebrachte processtuk ten onrechte naar Accountantskantoor1 was verwezen.

3. De klacht

3.1 De klacht omvat – naar de Accountantskamer begrijpt en zakelijk samengevat – de volgende onderdelen:

a. betrokkene heeft bij de aanvaarding en uitvoering van de opdracht niet de benodigde zorgvuldigheidsnormen op grond van de Gedragsrichtlijn inzake persoonsgerichte accountantsonderzoeken en/of de VGC in acht genomen;

b. betrokkene had waarborgen moeten treffen om te voorkomen dat de curator, in procedures, zonder de toestemming van betrokkene, met het rapport “aan de haal” ging.

4. De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountants-kamer het volgende.

Ad klachtonderdeel sub a.

4.1 Op grond van artikel 33 Wet RA (oud) is de registeraccountant bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet RA (oud) bepaalde - zoals de Verordening gedragscode (hierna: VGC) en de daarop gebaseerde nadere voorschriften controle- en overige standaarden ( hierna: NV COS)- en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2 Het door betrokkene in opdracht van de curator uitgevoerde onderzoek betrof het inventariseren van de bij de curator ten tijde van het onderzoek aanwezige administratie van BV1 over de jaren 2002-2009.

Met name diende betrokkene na te gaan of:

a. de curator (delen) van de financiële administratie en/of administratieve bescheiden/gegevens en – kort samengevat – de administratieve onderbouwing van individuele mutaties miste;

b. de aanwezige onderbouwing het vereiste inzicht verschafte.

4.3. Naar het oordeel van de Accountantskamer kan dit betrokkene opgedragen en door deze uitgevoerde onderzoek niet worden gekwalificeerd als een persoonsgericht onderzoek. Betrokkene heeft immers in zijn - overigens helder - rapport, aan de hand van verifieerbaar opgestelde criteria (paragraaf 2.1 van het rapport), niet meer en niet minder gedaan dan aangegeven welke documentatie hij in de bij de curator aanwezige administratie heeft aangetroffen en daaraan het oordeel verbonden -zakelijk samengevat- dat de bij de curator aanwezige administratie onvoldoende onderbouwing c.q inzicht gaf voor c.q. in de individuele mutaties, in het bijzonder voor zover de bij de curator aanwezige administratie zag op de individuele rekening-courantmutaties en met de drie verbonden vennootschappen. Betrokkene heeft dan ook zijn rapport, zoals hij heeft gedaan, mogen inrichten en uitvoeren als assurance-rapport in overeenstemming met NV COS 3000.

Nu in dezen geen sprake is van een persoonsgericht onderzoek, en de Accountantskamer met betrokkene van oordeel is dat voor een deugdelijke beoordeling van de beperkte onderzoeksvraag en verkrijging van voldoende assurance-informatie hoor en wederhoor niet geboden was, kon betrokkene het antwoord op de onderzoeksvraag formuleren, zonder bij het - in het kader daarvan - ingestelde onderzoek het beginsel van hoor en wederhoor toe te passen.

Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

Ad klachtonderdeel b.

4.4 Het door betrokkene opgestelde rapport houdt onder 6 “Overige aspecten – beperking in het gebruik en verspreidingkring” onder meer in:

“Dit rapport is uitsluitend bestemd voor de curator van BV1 alsmede het gebruik door de curator van BV1 in rechtszaken met betrekking tot het faillissement van BV1.”

4.5.1 De curator mocht dus van de inhoud van het rapport in rechtsgedingen gebruik maken, terwijl de uitvoering als rapportage op de voet van NVCOS 3000 in een dergelijke wijze van gebruik ook voorziet, zoals onder meer weergegeven in paragraaf 49, sub f.

4.5.2 Gesteld noch gebleken is dat betrokkene enige reden had om er aan te twijfelen dat de curator op andere dan correcte wijze het door hem, betrokkene, uitgebrachte rapport in rechtsgedingen zou inzetten. Betrokkene mocht daarvan dan ook uitgaan en behoefde onder die omstandigheden in dat verband geen andere waarborgen te treffen dan hij gedaan had.

4.5.3 De Accountantskamer is voorts van oordeel, dat, gelet op A-110.2 VGC en de omstandigheden van het geval, de brief van 11 mei 2010 van betrokkene een adequate reactie was op de mededeling van de advocaat van klager bij brief van 27 april 2010, dat de curator een onjuist gebruik maakte van het betreffende rapport c.q. de update van 17 maart 2010 van de inventarisatielijsten (zie hiervoor rechtsoverwegingen 2.5 en 2.6).

Ook dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

4.6 Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5. De beslissing

De Accountantskamer:

·        verklaart de klacht in beide onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mrs E.F. Smeele en A.D.R.M. Boumans, rechterlijke leden en S.L.J. Graafsma RA en A.M.H. Homminga AA, accountantsleden, in aanwezigheid van mr. G.A. Genee secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 12 april 2013.

_________                                                                            __________

secretaris                                                                               voorzitter

Deze uitspraak is naar partijen verzonden op:_______________________________

____________________________________________________________________________________________ Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klager en betrokkene danwel de voorzitter van de Nba tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA  Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.