ECLI:NL:TACAKN:2013:YH0361 Accountantskamer Zwolle 12/2230 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2013:YH0361
Datum uitspraak: 12-04-2013
Datum publicatie: 16-04-2013
Zaaknummer(s): 12/2230 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht ongegrond
  • Klacht niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie:   Voor het opstellen van een rapport van feitelijke bevindingen op de voet van NVCOS 4400 (niet zijnde een persoonsgericht onderzoek) inzake de financiele situatie van een werkgever behoeft (in casu) geen hoor en wederhoor van een werknemer plaats te vinden. De betrokken accountant, tevens de extern accountant, is al onafhankelijk van zijn opdrachtgever. Derhalve was er reeds daarom geen reden om toepassing te geven aan paragraaf 18, sub d. NVCOS 4400. Te late aanvulling van een klacht ter zitting.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) van 12 april 2013

in de zaak met nummer 12/2230 Wtra AK van

X. ,

wonende te [woonplaats],

K L A A G S T E R ,

t e g e n

Y. ,

registeraccountant,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E ,

raadsman: mr. J.F. Garvelink.

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

- het op 30 oktober 2012 ingekomen klaagschrift van 23 oktober 2012 met bijlagen;

-  het bij brief van 10 december 2012 op 11 december 2012 ingekomen verweerschrift gedateerd 10 december 2012 met bijlagen;

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 18 januari 2013 waar zijn verschenen klaagster in persoon en betrokkene, bijgestaan door mr. W. K. van den Berg, advocaat te Amsterdam en kantoorgenoot van de raadsman van betrokkene.

1.3 Klaagster en betrokkene hebben op genoemde zitting hun standpunten doen toelichten (aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) respectievelijk toegelicht en doen antwoorden respectievelijk geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene is als accountant werkzaam geweest voor Accountants1. Klaagster was werkneemster van Notarissen1. Op 27 november 2009 heeft Notarissen1 bij het UWV-WERKbedrijf (hierna: UWV) een aanvraag tot ontslag van onder meer klaagster op grond van bedrijfseconomische redenen ingediend. Als bijlage bij die aanvraag heeft Notarissen1 een interimrapportage tot en met 31 oktober 2009 en een liquiditeitsprognose 2009/2010 gevoegd.

2.2 Op 7 december 2009 heeft betrokkene aan Notarissen1, naar aanleiding van een verzoek daartoe van het UWV, een door hem opgesteld rapport van feitelijke bevindingen inzake deze interim rapportage en liquiditeitsprognose (hierna: Rapport) gestuurd. In dit Rapport is onder meer opgenomen:

(…)

Aard en reikwijdte van de verrichte werkzaamheden

Wij hebben onze werkzaamheden verricht in overeenstemming met Nederlandse recht, waaronder Standaard 4400 ‘Opdrachten tot het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden met betrekking tot financiële informatie’.

Beschrijving van de feitelijke bevindingen:

(…)

Beperking in het gebruik en verspreidingskring

Deze rapportage is uitsluitend bestemd voor Notarissen1 en UWV WERKbedrijf-afdeling (…). Wij verzoeken u derhalve de rapportage niet aan anderen te verstrekken zonder onze uitdrukkelijke toestemming vooraf.

2.3 Klaagster heeft van het UWV bericht ontvangen over de ontslagaanvraag. Daarbij was onder meer een afschrift van het rapport van feitelijke bevindingen gevoegd. Tegen de ontslagaanvraag heeft klaagster verweer gevoerd. Dit heeft het UWV ongegrond geacht. Het UWV heeft aan Notarissen1 toestemming voor opzegging van de arbeidsovereenkomst met klaagster verleend.

3. De klacht

3.1 Klaagster vindt dat betrokkene in strijd heeft gehandeld met artikel A-110.2 van de Verordening Gedragscode RA’s (hierna: VGC) en heeft in haar klaagschrift aan haar klacht de volgende verwijten ten grondslag gelegd:

a. betrokkene had het rapport niet mogen uitbrengen omdat hij vooraf geen overleg met klaagster heeft gepleegd  en derhalve geen overeenstemming heeft bereikt omtrent het doel van de informatie;

b. betrokkene is niet onafhankelijk ten opzichte van Notarissen1 omdat hij tevens de jaarrekening van Notarissen1 controleerde en heeft daarvan in het rapport geen melding gemaakt.

3.2 Ter zitting heeft klaagster daaraan toegevoegd dat het UWV door betrokkene is misleid.

4. De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1 Op grond van artikel 33 Wet RA (oud; hierna: Wet RA) is de registeraccountant bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet RA bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2 Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft moet, nu dit plaats had na 1 januari 2007, aan de sinds deze datum vigerende VGC en daarvan in het bijzonder het (voor alle registeraccountants geldende) deel A en het (voor openbaar registeraccountants geldende) deel B1.

4.3 Daarnaast stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagster is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4 De verwijten van klaagster beschreven onder 3.1 onder a. en b. komen voort uit de omstandigheid dat betrokkene de werkzaamheden voor het Rapport heeft verricht in overeenstemming met  het Nader voorschrift controle- en overige standaarden 4400 (hierna:   NV COS 4400)  terwijl hij daarmee volgens klaagster  - op de in de klacht genoemde onderdelen -  in strijd heeft gehandeld.

Klaagster heeft niet gesteld dat de financiële situatie van Notarissen1 anders was dan zoals betrokkene daarover heeft gerapporteerd. Klaagster heeft naar voren gebracht dat een accountant zich aan de voor hem geldende formaliteiten moet houden.

Naar het oordeel van de Accountantskamer is dat op zich juist, maar de onderhavige klacht wijst er niet op dat daaraan niet is voldaan. Redengevend daartoe is het volgende.

4.5  Voor zover hier van belang is onder 4. van de NV COS 4400 opgenomen dat het doel van een opdracht tot het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden is het door de accountant verrichten van de werkzaamheden die hij en de entiteit en mogelijk andere belanghebbenden zijn overeengekomen en het rapporteren over de feitelijke bevindingen. Onder 6. is opgenomen dat het rapport uitsluitend bestemd is voor partijen waarmee de te verrichten werkzaamheden zijn overeengekomen.

4.6 Voorts is in de NV COS 4400 onder 7. bij de bepaling dat de accountant dient te voldoen aan de regelgeving zoals opgenomen in de VGC toegelicht dat onafhankelijkheid voor een overeengekomen specifieke opdracht op zich geen vereiste is maar als eis kan worden gesteld in opdrachtvoorwaarden of nationale voorschriften.

Onder 9. is bepaald dat de accountant er zeker van dient te zijn dat er met de vertegenwoordigers van de entiteit en, in het algemeen, met de belanghebbenden die een exemplaar van het rapport met de feitelijke bevindingen zullen ontvangen, duidelijk overeenstemming bestaat over de overeengekomen werkzaamheden en de voorwaarden van de opdracht.

4.7 Vervolgens dient een rapport van feitelijke bevindingen op grondslag van paragraaf 18 van de NV COS 4400 onder d. de vermelding te bevatten dat de met de ontvanger overeengekomen werkzaamheden zijn uitgevoerd en op grondslag van deze paragraaf onder f., indien van toepassing, de vermelding dat de accountant niet onafhankelijk van de entiteit is.

4.8 Opdrachtgever voor het rapport was Notarissen1 naar aanleiding daartoe van een verzoek van het UWV en in het Rapport is opgenomen dat dit uitsluitend bestemd is voor Notarissen1 en het UWV. Met toestemming van betrokkene mocht het Rapport aan anderen worden verstrekt.  In weerwil van het standpunt van klaagster dienaangaande behoefde met haar vooraf geen overleg te worden gepleegd of overeenstemming te worden bereikt omtrent het doel van de informatie. Weliswaar was zij belanghebbende in de procedure van de ontslagaanvraag en had zij met het oog op het daarin te voeren verweer een exemplaar van het Rapport ontvangen,  maar zij was geen belanghebbende of ontvanger in de zin van de NV COS 4400 onder 4., 9. respectievelijk 18. d.  Klachtonderdeel a. is derhalve ongegrond.

4.9 Ook klachtonderdeel b. is ongegrond nu niet aannemelijk is geworden dat betrokkene bij het uitvoeren van de onderhavige opdracht niet onafhankelijk zou zijn opgetreden. Met name geldt dat het enkele feit, dat betrokkene ook de jaarrekening van Notarissen1 controleert, niet met zich brengt dat hij in het kader van de uitvoering van een opdracht tot het verrichten van overeengekomen specifieke werkzaamheden als bedoeld in NVCOS 4400 niet onafhankelijk in de zin van deze nadere voorschriften zou zijn.

Juist het tegendeel geldt, nu betrokkene als controlerend accountant onder meer ingevolge artikel B1-290.1 VGC en paragraaf 12 van NVCOS 220, zulks met inachtneming van de toenmalig geldende Nadere voorschriften onafhankelijkheid openbaar accountants  (NVO), reeds daarom al onafhankelijk van Notarissen1 diende te zijn.

Nu niet gebleken is dat betrokkene niet onafhankelijk van Notarissen1 was, was er derhalve ook geen reden om voormeld voorschrift van paragraaf 18, onder f. NVCOS 4400 toe te passen.

4.10 Voor zover klaagster ter zitting heeft betoogd  dat het UWV door betrokkene is misleid, geldt dat zulks een ontoelaatbare aanvulling van de klacht oplevert.  Dat verwijt is in een zodanig laat stadium naar voren gebracht dat betrokkene geen, laat staan voldoende gelegenheid heeft gehad om zijn verweer tegen deze klacht voor te bereiden en zijn verdediging daarop in te richten. Daarvan uitgaande en in aanmerking nemende dat niet valt in te zien waarom klaagster haar klacht dienaangaande niet eerder had kunnen aanvullen en uitbreiden, staat de goede procesorde in de weg aan bespreking van dit nieuwe klachtonderdeel. Dit betekent dat dit deel van de klacht in zoverre opgevat buiten behandeling dient te blijven en niet-ontvankelijk zal worden verklaard.

4.11 Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5. Beslissing

De Accountantskamer:

  • verklaart de klacht niet-ontvankelijk als hiervoor in overweging 4.10 weergegeven;
  • verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mrs. A.D.R.M. Boumans en W.M. de Vries (rechterlijke leden) en P.A.S. van der Putten RA en A.M.H. Homminga AA (accountantsleden) in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2013 .

_________                                                                                        __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klaagster betrokkene dan wel de voorzitter van de Nba tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021,

2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.