ECLI:NL:TACAKN:2013:YH0353 Accountantskamer Zwolle 12/401 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2013:YH0353
Datum uitspraak: 08-03-2013
Datum publicatie: 13-03-2013
Zaaknummer(s): 12/401 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Ongegronde klachten over accountant die is ingeschreven als accountant in business en die ervan wordt beticht dat hij samenstelopdracht heeft aanvaard maar niet heeft uitgevoerd omdat niet aannemelijk is geworden dat overeen was gekomen dat hij jaarrekeningen zou samenstellen

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) van 8 maart 2013 in de zaak met nummer 12/401 Wtra AK van

X. ,

vertegenwoordigd door A.,

K L A A G S T E R ,

t e g e n

Y. ,

registeraccountant,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-          het op 28 februari 2012 ingekomen klaagschrift van 18 februari 2012, met bijlagen;

-          het op 25 juli 2012 ingekomen verweerschrift van 23 juli 2012, met bijlagen;

-          de op 16 november 2012 ingekomen brief van betrokkene van 9 november 2012, met bijlagen.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 26 november 2012 waar zijn verschenen namens klaagster de heer A., bijgestaan door

ing. B. AA en betrokkene in persoon, vergezeld door de heer drs. C.

1.3 Klaagster en betrokkene hebben op genoemde zitting hun standpunten toegelicht (betrokkene aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) respectievelijk doen toelichten en geantwoord respectievelijk doen antwoorden op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene is vanaf omstreeks 2008 ingeschreven als accountant in business. Hij heeft een onderneming die handelt onder de naam Accountancy1. Via drs. C. (hierna: C.), een bedrijfskundige die onder de naam Bedrijfsadvisering1 werkzaamheden verrichtte voor klaagster, is betrokkene in contact gekomen met klaagster. Haar directeur, A. (hierna: A.), heeft betrokkene begin december 2010 mondeling opdracht verstrekt tot het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van klaagster en een aantal aan haar gelieerde vennootschappen. Onderdeel daarvan was het opstellen van een financieringsaanvraag ten behoeve van de herfinanciering van klaagster bij de Rabobank [plaats] (hierna: de Rabobank). In deze aanvraag gedateerd 23 december 2010 is ingevuld dat betrokkene de accountant en C. de bedrijfsadviseur van klaagster is. In een toelichting op deze aanvraag is vermeld:“met ingang van 2011 wordt de financiële functie extern bewaakt en verbeterd door drs. C. (Bedrijfsadvisering1) en drs. Y. RA (Accountancy1). Deze ondersteuning wordt gefinancierd uit het Accountantsbudget  2011 van € 50.000,-.” Naar aanleiding van deze aanvraag heeft de Rabobank klaagster bij brief van 16 maart 2011 een voorstel gedaan voor een herfinanciering.  

2.2 Vanwege het onbetaald laten van een groot deel van de facturen die betrokkene voor zijn werkzaamheden had gestuurd, heeft betrokkene zijn werkzaamheden voor klaagster medio juli 2011 gestaakt. Na een gesprek over de openstaande nota’s is betrokkene vanaf eind oktober 2011 weer voor klaagster aan het werk gegaan. Medio december 2011 heeft betrokkene aan A. althans aan een van de dochtervennootschappen van klaagster een opdrachtbevestiging gezonden met het verzoek deze voor akkoord te tekenen. Over de aard van de opdracht is daarin vermeld dat het gaat om een voortzetting van de mondelinge opdracht “Accountancy1 administratieve dienstverlening” tot 31 december 2011. Daarna is opgenomen: “Uitdrukkelijk vermelden wij onder verwijzing naar onze beroepsregels (COS 4400 en 4410) dat er geen sprake is van een samenstellingsopdracht of overeengekomen specifieke werkzaamheden.” De opdrachtbevestiging bevat verder enkele betalingsafspraken, waaronder een over nog openstaande facturen van betrokkene. Klaagster heeft geweigerd deze opdrachtbevestiging te ondertekenen. Eind december 2011 heeft klaagster zonder overleg met betrokkene ing. B. AA van accountancy-advies1 (hierna: B.) in de arm genomen voor het samenstellen van de jaarrekening over 2011. Betrokkene heeft daarop in een e-mailbericht van 6 januari 2012 de samenwerking met klaagster per 31 december 2012 beëindigd. In ditzelfde bericht heeft betrokkene een afspraak bevestigd over de betaling van het bedrag dat nog openstond .

3. De klacht

3.1 Ten grondslag aan de door klaagster ingediende klacht liggen, zoals blijkt uit het klaagschrift en de daarop door en namens klaagster gegeven toelichting, de volgende door betrokkene ook als zodanig opgevatte verwijten:

a. betrokkene heeft in weerwil van de aan hem verstrekte opdracht niet (samen met C.) de jaarrekeningen van klaagster en de met haar verbonden vennootschappen (hierna: de jaarrekeningen van klaagster) over het boekjaar 2010 samengesteld en hij heeft ook “de financiële functie” niet bewaakt, laat staan verbeterd;

b. betrokkene heeft in de opdrachtbevestiging vermeld onder 2.2 eenzijdig geprobeerd de aan hem verstrekte opdracht aan te passen;

c. ondanks de tekortkomingen in zijn werkzaamheden dringt betrokkene voortdurend aan op betaling van het restant van zijn declaraties;

d. betrokkene heeft ondanks aandringen van B. en hoewel het grootste deel van zijn declaraties is betaald, de jaarrekeningen van klaagster over 2010 niet afgerond waardoor B. geen begin kan maken met de jaarrekeningen van klaagster over 2011.

4. De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1 Op grond van artikel 33 Wet op de Registeraccountants (oud; hierna: Wet RA) is de registeraccountant bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet RA bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2 Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft, moet, nu het plaats had na 1 januari 2007, worden getoetst aan de sinds deze datum vigerende Verordening Gedragscode RA’s (hierna: VGC) en daarvan in het bijzonder het (voor alle registeraccountants geldende) deel A.

4.3 Daarnaast stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagster is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4.1 De Accountantskamer zal de klachtonderdelen hierna gezamenlijk bespreken . Betrokkene heeft in zijn verweerschrift betwist dat tussen klaagster en hem mondeling is afgesproken dat hij de jaarrekeningen van klaagster over 2010 zou samenstellen. Als hij “de accountant” van klaagster zou zijn geweest, zou hij de financieringsaanvraag aan de Rabobank op zijn eigen briefpapier hebben ingediend. Naar buiten toe presenteert betrokkene zich als financiële coach en parttime controller. Gedurende het jaar 2010 was klaagster nog in discussie met D. AA van Accountants1  (hierna: Accountants1) over diens declaraties en het opleveren van de jaarrekeningen van klaagster over 2010. De opdracht aan betrokkene behelsde wel het bewaken van “de financiële functie”. Doordat de financieringsaanvraag bij de Rabobank, een daarmee samenhangende aanvraag bij de Investerings- en Ontwikkelingsmaatschappij  (hierna: de Investerings- en Ontwikkelingsmaatschappij) en de afwikkeling daarvan meer tijd hebben gekost dan verwacht zijn de wel overeengekomen werkzaamheden in overleg met A. op het tweede plan gekomen. Tegenover de Rabobank en de Investerings- en Ontwikkelingsmaatschappij heeft betrokkene zijn hoedanigheid in februari 2011 aangeduid als: “administratie a.i.”. In april 2011 heeft hij nog contact gehad met een teamleider van Accountants1 over het opleveren van de beginbalans 2010 en een preconcept jaarrekening over dat jaar. Betrokkene heeft in de eerste helft van 2011 ook nog werkzaamheden verricht “ten behoeve van afwikkeling en correcties Stichting voor informatie en ordening van de bedrijfstak Besloten Busvervoer” en alternatieven bekeken voor de loonadministratie. Vanaf eind oktober 2011 is betrokkene op uitdrukkelijk verzoek van klaagster en hoewel er nog declaraties onbetaald waren, weer werkzaamheden voor haar gaan verrichten. Toen heeft de nadruk gelegen op dossiervorming rondom de geconsolideerde cijfers over het derde kwartaal van 2011. Omdat klaagster haar betalingsafspraken niet nakwam, heeft betrokkene medio december 2011 de aan hem verstrekte opdracht en die afspraken schriftelijk bevestigd. Deze bevestiging was geen poging om de opdracht eenzijdig te wijzigen. Klaagster heeft in overeenstemming met de opdracht in december 2011 twee betalingen verricht. Het was niet nodig om de jaarrekening over 2011 te laten samenstellen omdat de Rabobank dit niet verplicht had gesteld , zodat de opdracht aan B. onnodig is verstrekt. Enkele dagen na het beëindigen van de opdracht door betrokkene per eind 2011 heeft A. zich lovend over de door betrokkene gegeven hulp uitgelaten. De klacht waarmee klaagster zich begin februari 2012 tot betrokkene zelf heeft gericht kwam dan ook als een verrassing. In januari 2012 heeft betrokkene klaagster meermalen herinnerd aan eerder gedane toezeggingen tot betaling. E-mails die B. hem heeft gezonden heeft hij snel beantwoord, aldus betrokkene. Ter zitting heeft betrokkene verklaard dat hij eind april 2011, nadat was gebleken dat de jaarrekeningen over 2010 mogelijk niet door Accountants1 zouden worden opgeleverd, toegezegd heeft dat hij C. zou helpen bij het opstellen van vergelijkende interne cijfers over 2010. Daarbij heeft hij als voorwaarde gesteld dat klaagster haar betalingsafspraken zou nakomen. Deze toezegging is komen te vervallen omdat klaagster zich niet aan die afspraken hield. 

4.4.2 Naar het oordeel van de Accountantskamer heeft klaagster niet aannemelijk gemaakt dat haar (mondeling gegeven) opdracht aan betrokkene mede het samenstellen van de jaarrekeningen van klaagster over 2010 omvatte. De vermelding in de financieringsaanvraag bij de Rabobank dat betrokkene de accountant van klaagster was is daartoe onvoldoende, evenals de omstandigheid dat de werkzaamheden van betrokkene werden betaald uit het accountantsbudget van klaagster. Klaagster heeft niet gesteld dat zij de opdracht tot het samenstellen van haar jaarrekeningen over 2010 die aan Accountants1 was verstrekt, op enig moment heeft opgezegd. Ook de stukken die klaagster heeft overgelegd, bieden onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat betrokkene (samen met C.) de samenstelwerkzaamheden, waarmee Accountants1 een aanvang had gemaakt, heeft voortgezet. Klaagster heeft gewezen op een e-mailbericht van 7 februari 2012 aan B., waarin betrokkene onder meer heeft geschreven:“Het was de bedoeling dat M. [C.; Accountantskamer] met mijn ondersteuning de interne jaarrekening 2011 zou samen stellen, waarbij wij gratis 2010 zouden afronden;”. Aan deze mededeling kan niet de betekenis worden gehecht die klaagster daaraan toegekend wenst te zien, mede omdat betrokkene daaraan heeft toegevoegd:“Wegens liquiditeitsproblemen is deze opdracht uitgesteld en dit stuk hebben we ook niet gefactureerd;”. Klaagster heeft dit laatste niet weersproken. Zij heeft haar stelling dat betrokkene bij het verrichten van de (wel overeengekomen) werkzaamheden strekkend tot het bewaken en verbeteren van de financiële informatie is tekortgeschoten in de op hem rustende verplichtingen evenmin aannemelijk gemaakt. Gezien het vorenstaande moeten de klachtonderdelen omschreven onder 3.1.a, 3.1.b. en 3.1.d. wegens het ontbreken van een feitelijke grondslag ongegrond worden verklaard. Er bestaat naar het oordeel van de Accountantskamer geen gedrags- of beroepsregel die inhoudt of meebrengt dat het betrokkene niet vrijstond om aan te dringen op betaling van zijn declaraties in een situatie waarin zijn opdrachtgever zich beklaagt over de door hem geleverde prestaties. Daaruit volgt dat ook het resterende klachtonderdeel ongegrond moet worden verklaard.         

4.5 Beslist moet dan ook worden zoals hierna is vermeld.

5. Beslissing

De Accountantskamer:

verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.J. van Lee, voorzitter, mrs. H. de Hek en A.D.R.M. Boumans (rechterlijke leden) en P. van der Putten RA en P. van de Streek AA (accountantsleden) in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris en in het openbaar uitgesproken op 8 maart 2013.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klaagster, betrokkene dan wel de voorzitter van de Nba tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021,

2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.