ECLI:NL:TACAKN:2013:YH0349 Accountantskamer Zwolle 12/1846 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2013:YH0349
Datum uitspraak: 28-02-2013
Datum publicatie: 01-03-2013
Zaaknummer(s): 12/1846 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht gegrond met waarschuwing
  • Klacht gegrond met geldboete
Inhoudsindicatie: PE-zaak accountant administratieconsulent; bijzondere omstandigheden die tot matiging maatregel aanleiding geven

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) van 22 februari 2013 in de zaak met nummer 12/1846 Wtra AK van

de voorzitter van de NEDERLANDSE BEROEPSVERENIGING van ACCOUNTANTS (Nba), als rechtsopvolger van de NEDERLANDSE ORDE van ACCOUNTANTS-ADMINISTRATIECONSULENTEN (NOvAA)

kantoorhoudende te Amsterdam,

K L A G E R ,

raadsvrouw: mr. M.L. Batting, mr. R.L. Herregodts en mr. A.C. Palmboom

t e g e n

Y. ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te Amsterdam,

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-          het op 31 augustus 2012 ingekomen klaagschrift van 30 augustus 2012, met bijlagen;

-          het op 22 november 2012 ingekomen verweerschrift van 20 november 2012, met bijlagen.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van

14 december 2012 waar zijn verschenen: namens klager, diens raadsvrouw

mr. A.C. Palmboom, advocaat te ’s-Gravenhage, vergezeld van de heer H. Geerlofs, adviseur van zowel de Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s als van de NOvAA en betrokkene in persoon.

1.3 Klager en betrokkene hebben bij gelegenheid van genoemde zitting hun standpunten doen toelichten respectievelijk toegelicht en doen antwoorden respectievelijk geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene is ingeschreven in het accountantsregister van de Nba en werkzaam als openbaar accountant-administratieconsulent te Amsterdam.

2.2 Op 3 oktober 2011 is de accountantspraktijk van betrokkene in het kader van de toentertijd geldende Verordening op de periodieke preventieve toetsing (VPPT) getoetst. Bij brief van 26 oktober 2011 heeft de Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s (hierna: de Raad) het toetsingsverslag van deze toetsing aan betrokkene gezonden. In die brief heeft de Raad betrokkene medegedeeld dat hij, indien hij het niet eens was met de inhoud van het toetsingsverslag, tot uiterlijk drie weken na dagtekening van de brief een schriftelijke reactie bij de Raad kon indienen. Tevens werd betrokkene verzocht, indien hij zich kon vinden in de inhoud van het toetsingsverslag en af zou zien van een inhoudelijke reactie, dit zo spoedig mogelijk schriftelijk aan de Raad kenbaar te maken. Betrokkene heeft niet op de brief van 26 oktober 2011 gereageerd.

2.3 Bij brief van 5 januari 2012 heeft de Raad betrokkene het eindoordeel van de toetsing toegezonden, inhoudende dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van de praktijk van betrokkene niet voldoet aan de algemeen aanvaarde normen voor de beroepsuitoefening. Tevens heeft de Raad betrokkene medegedeeld een klacht bij de Accountantskamer in te dienen wegens het structureel niet naleven van de PE-verplichting.

2.4 Bij brief van 10 april 2012 heeft de gemachtigde van de Raad betrokkene verzocht een overzicht van de door hem in de periode 2007 tot en met 2009 behaalde PE-punten te overleggen dan wel te bevestigen dat hij in die periode in het geheel geen PE-punten heeft behaald.

2.5 Bij brief van 1 mei 2012 heeft betrokkene de gemachtigde van de Raad medegedeeld dat hij in de periode 2007 tot en met 2009 geen PE-punten heeft behaald.

3. De klacht

3.1 De klacht omvat twee onderdelen, te weten dat betrokkene:

-          niet heeft voldaan aan de verplichting in een periode van drie kalenderjaren, van 2007 tot 2009, minimaal 120 PE-punten te behalen, en

-          niet heeft voldaan aan de verplichting in elk kalenderjaar minimaal 20 PE-punten te behalen,

zulks in strijd met artikel 3, eerste lid, van de Nadere voorschriften permanente educatie (AA’s) (hierna: NVPE).

3.2 Betrokkene heeft zich volgens klager aldus niet gehouden aan het fundamentele beginsel ‘deskundigheid en zorgvuldigheid’ als bedoeld in artikel A-100.4 onder c. van de Verordening gedragscode (AA’s) (hierna: VGC).

4. De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1 Op grond van artikel 51 Wet AA (oud) is de accountant-administratieconsulent bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet AA (oud) bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2 Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft, is op 3 oktober 2011 vastgesteld bij de toetsing van de accountantspraktijk van betrokkene en moet daarom onder meer worden getoetst aan de sinds 1 januari 2007 vigerende Verordening Gedragscode AA’s (hierna: VGC) en daarvan in het bijzonder het (voor alle accountants geldende) deel A en het (voor openbaar accountants geldende) deel B1.

4.3 Daarnaast stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4 Met betrekking tot hetgeen betrokkene in de klachtonderdelen wordt verweten, overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.5 De beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid zijn neergelegd in artikel A-100.4, onder c. en nader uitgewerkt in hoofdstuk A-130 van de VGC. Daarin is onder meer bepaald dat de accountant-administratieconsulent zijn deskundigheid en vaardigheid houdt op het niveau dat is vereist om aan een cliënt of werkgever adequate professionele diensten te kunnen verlenen. Op grond van artikel A-130.7 van de VGC kon het bestuur van de NOvAA nadere voorschriften geven over het bepaalde in de artikelen A-130.1 tot en met A-130.6 van de VGC ten aanzien van (onder meer) permanente educatie. Daaraan is gevolg gegeven met de vaststelling van de NVPE. Daarin staan de vereisten aangaande de permanente educatie die de accountant-administratieconsulent dient te volgen om zijn vakkennis op peil te houden en de registratie daarvan. In artikel 3, eerste lid, van de NVPE is bepaald dat de accountant minimaal 120 PE-punten per drie kalenderjaren dient te behalen, waarbij geldt dat minimaal 20 PE-punten per jaar dienen te worden behaald.

4.6 Vast is komen te staan dat betrokkene in de periode 2007 tot en met 2009 geen kwalificeerbare PE-punten heeft behaald.

4.7 Betrokkene heeft ter zitting te kennen gegeven en nader uiteengezet dat het niet volgen van cursussen met name is veroorzaakt door persoonlijke omstandigheden, welke er onder meer toe hebben geleid dat hij over onvoldoende financiële middelen beschikte om de cursussen te bekostigen.

4.8 Betrokkene heeft aldus zowel over de driejaarscyclus 2007-2009 als over de jaren 2007, 2008 en 2009 niet voldaan aan het bepaalde in artikel A-130.7 juncto artikel 3, eerste lid NVPE, te weten het behalen van minimaal 120 PE-punten per drie aaneengesloten kalenderjaren, respectievelijk 20 PE-punten per kalenderjaar. Betrokkene heeft daarmee tevens in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid als neergelegd in de artikelen A-130.1 en volgende van de VGC. Gelet op het voorgaande staat vast dat betrokkene nalatig is geweest, zulks in strijd met het bepaalde krachtens de Wet AA (oud). De klacht moet daarom in beide onderdelen gegrond worden verklaard.

4.9 Bij de beslissing tot het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel houdt de Accountantskamer rekening met de aard en de ernst van het verzuim van de betrokkene en de omstandigheden waaronder dit zich heeft voorgedaan. Een van de essentiële vereisten voor een goede beroepsuitoefening is het voortdurend op peil houden van de deskundigheid. Betrokkene heeft door geen PE-punten te behalen aan dit vereiste in het geheel niet voldaan. Het vastgestelde verzuim duidt op onvoldoende besef van het belang dat het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid heeft voor een adequate beroepsuitoefening van elke accountant en voor het publieke vertrouwen in een goede uitoefening van het accountantsberoep. Redenen om betrokkene dit verzuim niet aan te rekenen, zijn onvoldoende gebleken.

4.10 Alles in aanmerking nemende acht de Accountantskamer oplegging van de maatregelen waarschuwing en geldboete passend en geboden. Daarbij heeft de Accountantskamer in de bijzondere persoonlijke omstandigheden van betrokkene aanleiding gezien om, in afwijking van wat zij in andere klachtzaken heeft geoordeeld waarbij zoveel PE-punten niet zijn behaald, een waarschuwing in plaats van een berisping op te leggen. Bij de beslissing tot het opleggen van de geldboete en het bepalen van de hoogte ervan heeft de Accountantskamer mede rekening gehouden met de omstandigheid dat collega-accountants, die zich wel aan hun PE-verplichtingen hebben gehouden, deswege studiekosten – het besteden van arbeidsuren daaronder begrepen – hebben moeten maken en dat zulks ten onrechte bij betrokkene niet het geval is. Het verschil in positie van betrokkene ten opzichte van zijn bedoelde collega-accountants schat de Accountantskamer, als het gaat om de economische waardering van dat verschil, op € 50,-- per niet behaald PE-punt. Desgevraagd heeft klager ter zitting verklaard dat betrokkene, indien hij hierom zou hebben verzocht, op grond van de thans naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden zeer waarschijnlijk in aanmerking zou zijn gekomen voor vrijstelling van de helft van zijn PE-punten. Gezien deze verklaring en in aanmerking genomen de persoonlijke omstandigheden van betrokkene ziet de Accountantskamer aanleiding bij het bepalen van de hoogte van de boete uit te gaan van 60 niet behaalde PE-punten.

Betrokkene wordt erop gewezen dat bij niet tijdige betaling van de opgelegde geldboete de Accountantskamer op grond van artikel 5, vierde lid Wtra verplicht is te overwegen of aan betrokkene alsnog de maatregel van (tijdelijke) doorhaling moet worden opgelegd.

4.11 Zodra deze uitspraak onherroepelijk geworden is en de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd dienen de AFM en de voorzitter van de Nba ingevolge artikel 9, tweede lid juncto 47 Wtra, er voor zorg te dragen dat de opgelegde maatregel in de registers worden opgenomen, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

4.12 Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5. Beslissing

De Accountantskamer:

·         verklaart de klacht gegrond in voege als hiervoor omschreven;

·         legt ter zake aan betrokkene op:

-          een waarschuwing,

en

-          een geldboete van € 3.000,-- (drieduizend euro), welke boete binnen een maand na het door de voorzitter van de Accountantskamer uitvaardigen van een last tot ten uitvoerlegging dient te worden betaald door overmaking van voormeld bedrag op rekeningnummer 56.99.92.400 ten name van het Ministerie van Financiën te ’s-Gravenhage, onder vermelding van het zaaksnummer 12/1846 Wtra AK.

·         verstaat dat de AFM en de voorzitter van de Nba, na het onherroepelijk worden van deze uitspraak en de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging ervan door de voorzitter van de Accountantskamer, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregelen in de registers voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mrs. W.M. de Vries en R.P. van Eerde (rechterlijke leden) en P. van der Putten RA en P. van de Streek AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. M.H.B. Boksebeld, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2013.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klager dan wel betrokkene tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.