ECLI:NL:TACAKN:2013:YH0348 Accountantskamer Zwolle 12/1845 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2013:YH0348
Datum uitspraak: 28-02-2013
Datum publicatie: 01-03-2013
Zaaknummer(s): 12/1845 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met doorhaling
Inhoudsindicatie: niet meewerken aan kantoortoetsing; te weinig PE-punten. Doorhaling.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) van 28 februari 2013 in de zaak met nummer 12/1845 Wtra AK van

de voorzitter van de NEDERLANDSE BEROEPSORGANISATIE VAN ACCOUNTANTS (Nba), als rechtsopvolger van NEDERLANDSE ORDE van ACCOUNTANTS-ADMINISTRATIECONSULENTEN (NOvAA)

kantoorhoudende te Amsterdam,

K L A G E R ,

raadsvrouw: mr. M.L. Batting, mr. R.L. Herregodts en mr. A.C. Palmboom

t e g e n

Y. ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te H.,

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennis genomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-          het op 31 augustus 2012 ingekomen klaagschrift van 30 augustus 2012, met bijlagen.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van

14 december 2012 waar zijn verschenen: namens klager, diens raadsvrouw

mr. A.C. Palmboom, advocaat te ’s-Gravenhage, vergezeld van de heer H. Geerlofs, adviseur van zowel de Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s als van de NOvAA.

Betrokkene is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

1.3 Klager heeft bij gelegenheid van genoemde zitting zijn standpunten doen toelichten en doen antwoorden op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene is ingeschreven in het accountantsregister van de Nba (rechtsopvolgster van de NOvAA) en werkzaam als openbaar accountant-administratieconsulent te H.

2.2 Op 10 september 2010 is de accountantspraktijk van betrokkene in het kader van de toentertijd geldende Verordening op de periodieke preventieve toetsing (oud) (VPPT) getoetst. Bij de bespreking van de toetsing op 10 september 2010 heeft betrokkene als verklaring voor het niet voldoen aan de PE-verplichting opgegeven dat hij zich gedurende een zekere tijd wilde laten uitschrijven uit het register van klager.

2.3 Bij brief van 17 september 2010 heeft de Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s (hierna: de Raad) het toetsingsverslag van de toetsing aan betrokkene gezonden. In die brief heeft de Raad betrokkene medegedeeld dat hij, indien hij het niet eens was met de inhoud van het toetsingsverslag, tot uiterlijk drie weken na dagtekening van de brief een schriftelijke reactie bij de Raad kon indienen. Tevens werd betrokkene verzocht, indien hij zich kon vinden in de inhoud van het toetsingsverslag en af zou zien van een inhoudelijke reactie, dit zo spoedig mogelijk schriftelijk aan de Raad kenbaar te maken. Betrokkene heeft niet op de brief van 17 september 2010 gereageerd.

2.4 Bij brief van 8 december 2010 heeft de Raad betrokkene het eindoordeel van de toetsing toegezonden, inhoudende dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van de praktijk van betrokkene niet voldoet aan de algemeen aanvaarde normen voor de beroepsuitoefening. In die brief heeft de Raad betrokkene onder verwijzing naar artikel 11, vijfde lid van de VPPT verzocht binnen zes weken na dagtekening ter goedkeuring een verbeterplan in te dienen bij de Raad, waarbij betrokkene diende aan te geven binnen welke termijn, doch uiterlijk binnen een termijn van twee jaar na dagtekening, het interne kwaliteitsstelsel in overeenstemming kon worden gebracht met de daaraan gestelde eisen. Tevens heeft de Raad betrokkene er op gewezen dat het toetsingsteam het onderdeel ‘deskundigheid en zorgvuldigheid’ ten onrechte als voldoende heeft aangemerkt, nu het niet voldoen aan de PE-verplichting nimmer kan leiden tot een oordeel ‘voldoet’ voor dit onderdeel.

2.5 Na uitblijven van een reactie van betrokkene heeft de Raad bij brief van 17 maart 2011 gerappelleerd en hem een nieuwe termijn van twee weken gegeven om een verbeterplan in te dienen.

2.6 Betrokkene heeft bij e-mail van 15 april 2011 aan de Raad medegedeeld in verband met drukke werkzaamheden binnen zijn kantoor te verwachten uiterlijk 13 mei 2011 een verbeterplan aan de Raad te zenden.

2.7 Na het uitblijven van een verbeterplan heeft de Raad bij brieven van 25 augustus 2011 en 27 februari 2012 gerappelleerd. Betrokkene heeft niet op deze brieven gereageerd.

2.8 Bij brief van 14 juni 2012 heeft de gemachtigde van de Raad betrokkene verzocht binnen zeven dagen nadien te bevestigen dat hij onverkort zijn medewerking zal verlenen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de toetsing en een verbeterplan zal indienen. Daarbij is aangekondigd dat indien betrokkene niet of niet tijdig aan zijn verplichtingen voldoet, de Raad tegen hem een klacht zal indienen bij de Accountantskamer. Betrokkene heeft niet op deze brief gereageerd.

3. De klacht

3.1 Ten grondslag aan de door klager ingediende klacht liggen, zoals blijkt uit het klaagschrift en de daarop door en namens klager gegeven toelichting, de volgende verwijten:

a.       betrokkene heeft nagelaten een verbeterplan in te dienen conform artikel 11, vijfde lid, VPPT;

b.      betrokkene heeft niet voldaan aan zijn verplichtingen inzake permanente educatie ex artikel 3, eerste lid, van de Nadere voorschriften permanente educatie (hierna: de NVPE), zulks in strijd met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid.

4. De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1 Op grond van artikel 51 Wet AA (oud) is de accountant-administratieconsulent bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet AA (oud) bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2 Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft, is op 10 september 2010 vastgesteld bij de toetsing van de accountantspraktijk van betrokkene en moet daarom onder meer worden getoetst aan de sinds 1 januari 2007 vigerende Verordening Gedragscode AA’s (hierna: VGC) en daarvan in het bijzonder het (voor alle accountants geldende) deel A en het (voor openbaar accountants geldende) deel B1.

4.3 Daarnaast stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4 Wat betreft onderdeel a. van de klacht geldt het volgende.

4.4.1 Op grondslag van artikel 24, eerste lid Wet AA (oud) heeft de ledenvergadering van de NOvAA de VPPT vastgesteld. Kort weergegeven is in (ook het destijds geldende) artikel 3, eerste en tweede lid bepaald dat de accountant er zorg voor draagt dat zijn accountantspraktijk beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat is afgestemd op de aard, omvang en het belang van de opdrachten, niet zijnde opdrachten tot het uitvoeren van wettelijke controles en waarmee wordt voldaan aan het bepaalde bij en krachtens de Wet AA (oud) en dat de accountant medewerking dient te verlenen aan de toetsing van het stelsel. Als het eindoordeel daarvan luidt dat het stelsel niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen, dient de accountantspraktijk op grond van artikel 11, vijfde lid VPPT binnen een daartoe gestelde termijn een verbeterplan in en wordt een termijn gesteld waarbinnen het stelsel dient te worden aangepast.

4.4.2 Klager heeft betrokkene, naar aanleiding van de tekortkomingen die zijn geconstateerd bij de toetsing van zijn accountantspraktijk, per brief van 8 december 2010 de gelegenheid geboden om een verbeterplan in te dienen. De Raad heeft vanwege het uitblijven daarvan betrokkene meermalen gesommeerd tot het voldoen aan de verplichting een dergelijk plan in te dienen. Betrokkene heeft weliswaar bij e-mail van

15 april 2011 aan de Raad medegedeeld te verwachten uiterlijk 13 mei 2011 een verbeterplan aan de Raad te zenden, echter betrokkene heeft deze toezegging niet gestand gedaan. Voor het overige heeft betrokkene niet nader gereageerd op de brieven van de Raad. Evenmin heeft betrokkene naar aanleiding van onderhavige tuchtklacht, hoewel hij telefonisch aan de Accountantskamer had medegedeeld voornemens te zijn een verweerschrift in te dienen, een reactie gegeven. Op deze wijze heeft betrokkene naar het oordeel van de Accountantskamer niet adequaat gereageerd op zowel de bevindingen van de Raad als het signaal van zijn beroepsorganisatie en beide onvoldoende serieus genomen.

4.4.3 Een en ander leidt tot het oordeel dat betrokkene in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in de VPPT. Betrokkene heeft niets gesteld dat daarvoor een rechtvaardiging zou kunnen bieden. De handelwijze van betrokkene duidt erop dat hij kennelijk de noodzaak en het belang om aan de bepalingen van de VPPT te voldoen en daarover op passende wijze met de beroepsorganisatie te communiceren niet heeft ingezien. Deze handelwijze kwalificeert de Accountantskamer ook als strijdig met het beginsel van professioneel gedrag. Gelet hierop is klachtonderdeel a. gegrond.

4.5 Met betrekking tot wat betrokkene in het onderdeel b. van de klacht wordt verweten, te weten het niet voldoen aan de verplichting tot permanente educatie (PE), geldt het volgende.

4.5.1 De beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid zijn neergelegd in artikel A-100.4, onder c., en nader uitgewerkt in hoofdstuk A-130 van de VGC. Daarin is onder meer bepaald dat de accountant-administratieconsulent zijn deskundigheid en vaardigheid houdt op het niveau dat is vereist om aan een cliënt of werkgever adequate professionele diensten te kunnen verlenen. Op grond van artikel A-130.7 van de VGC kan het bestuur van de NOvAA nadere voorschriften geven over het bepaalde in de artikelen A-130.1 tot en met A-130.6 ten aanzien van (onder meer) permanente educatie. Daaraan is gevolg gegeven met de vaststelling van de NVPE. Daarin staan de vereisten aangaande de permanente educatie die de accountant-administratieconsulent dient te volgen om zijn vakkennis op peil te houden en de registratie daarvan. In artikel 3, eerste lid, van de NVPE is bepaald dat de accountant minimaal 120 PE-punten per drie kalenderjaren dient te behalen, waarbij geldt dat minimaal 20 PE-punten per jaar dienen te worden behaald.

4.5.2 De Accountantskamer stelt vast dat betrokkene niet heeft bestreden dat hij in de periode 2007 tot en met 2009 slechts 68,5 PE-punten heeft behaald, waarvan 5 punten in 2007, 20,5 punten in 2008 en 43 punten in 2009. Daaruit volgt dat betrokkene niet heeft voldaan aan zowel de eis om 120 PE-punten per genoemde drie kalenderjaren te behalen als om minimaal 20 PE-punten in elk jaar te behalen. De verklaring van betrokkene bij de bespreking van de toetsing dat hij zich gedurende een zekere tijd uit wilde laten schrijven uit het register van klager, ontslaat hem niet van zijn verplichting aan de eisen van permanente educatie te voldoen zolang hij in bedoeld register is ingeschreven. Betrokkene heeft aldus het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid geschonden. Onderdeel b. van de klacht moet daarom eveneens gegrond worden verklaard.

4.6 Bij de beslissing omtrent het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel houdt de Accountantskamer rekening met de aard en de ernst van het verzuim van de betrokkene en de omstandigheden waaronder dit zich heeft voorgedaan. De Accountantskamer acht in deze klachtzaak, de maatregel van doorhaling van de inschrijving van betrokkene in het registers bedoeld in artikel 1 onder i. van de Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) passend en geboden. Gelet op het bepaalde in artikel 8 Wtra zal de Accountantskamer de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in het register kan worden ingeschreven,  bepalen op acht maanden. De Accountantskamer heeft bij de beslissing tot het doorhalen van de inschrijving en het bepalen van de duur ervan rekening gehouden met het feit dat betrokkene bij herhaling niet heeft gereageerd op sommaties van de Raad om een verbeterplan aan de Raad te doen toekomen en - hoewel hij wel aan de Raad had toegezegd een verbeterplan in te zullen dienen - ten tijde van het indienen van de klacht nog immer geen verbeterplan had ingediend. Daarnaast heeft de Accountantskamer rekening gehouden met het feit dat betrokkene in de periode 2007 tot en met 2009 niet heeft voldaan aan zijn PE-verplichtingen. Indien betrokkene zich na afloop van de ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Wtra aan de doorhaling verbonden termijn opnieuw zal willen doen inschrijven, zal hij daartoe een aanvraag moeten indienen. Bij de beslissing op die aanvraag zal onder andere aan de orde kunnen komen of betrokkene inmiddels een verbeterplan heeft opgesteld en in zijn praktijk heeft doorgevoerd, alsmede of betrokkene inmiddels onverkort aan zijn PE-verplichtingen voldoet. De Accountantskamer ziet, gezien de zware aard van de op te leggen maatregel van (definitieve) doorhaling, geen aanleiding om betrokkene daarnaast ook nog een geldboete op te leggen in verband met het door hem behaalde economisch voordeel door het niet volgen van permanente educatie.

4.7 Zodra deze uitspraak onherroepelijk geworden is en de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd dienen de AFM en de voorzitter van de Nba ingevolge artikel 9, tweede lid juncto 47 Wtra, er voor zorg te dragen dat de opgelegde maatregel in het register wordt opgenomen, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

4.8 Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5. Beslissing

De Accountantskamer:

·         verklaart de klacht gegrond;

·         legt ter zake de maatregel op van doorhaling van de inschrijving van de accountant in de registe rs als bedoeld in artikel 1, onder i. Wtra . Deze doorhaling gaat in op de tweede dag volgend op de dag waarop deze beslissing onherroepelijk is geworden èn de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd;

·         bepaalt de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in het register kan worden ingeschreven op acht maanden;

·         verstaat dat de AFM en de voorzitter van de Nba na het onherroepelijk worden van deze uitspraak èn de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging van de voorzitter van de Accountantskamer zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in het register, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mrs. W.M. de Vries en R.P. van Eerde (rechterlijke leden) en P. van der Putten RA en P. van de Streek AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. M.H.B. Boksebeld, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op

28 februari 2013.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klager dan wel betrokkene tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.