ECLI:NL:TACAKN:2013:YH0346 Accountantskamer Zwolle 12/1847 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2013:YH0346
Datum uitspraak: 22-02-2013
Datum publicatie: 25-02-2013
Zaaknummer(s): 12/1847 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met geldboete
Inhoudsindicatie:   PE, 23,5 punten tekort

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra)

v an 22 februari 2013 in de zaak met nummer 12/1847 Wtra AK van

de voorzitter van voorheen de NEDERLANDSE ORDE van ACCOUNTANTS-ADMINISTRATIECONSULENTEN (NOvAA) ,

thans van de NEDERLANDSE BEROEPSORGANISATIE van ACCOUNTANTS (Nba) ,

kantoorhoudende te Amsterdam,

K L A G E R ,

raadsvrouw: mr. R.L. Herregodts,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te Utrecht,

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van:

-          het op 31 augustus 2012 ingekomen klaagschrift van 30 augustus 2012, met bijlagen;

-          het op 2 oktober 2012 ingekomen verweerschrift van 28 september 2012.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de Accountantskamer van 3 december 2012, waar aanwezig waren - aan de zijde van klager - diens raadsvrouw mr. R.L. Herregodts, advocaat te ’s-Gravenhage, vergezeld van de heer H. Geerlofs, adviseur van zowel de Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s (de Raad) als van de (toenmalige) NOvAA en - aan de zijde van betrokkene - Y AA in persoon.

1.3 Klager en betrokkene hebben op de zitting hun standpunten doen toelichten respectievelijk toegelicht en doen antwoorden respectievelijk geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene is ingeschreven in het accountantsregister van de NOvAA en werkzaam als openbaar accountant-administratieconsulent te Utrecht.

2.2 Op 29 december 2011 heeft een toetsing als bedoeld in artikel 3 van de destijds geldende Verordening op de periodieke preventieve toetsing (VPPT) plaatsgevonden van de accountantspraktijk van betrokkene. De toetsers hebben daarbij geconstateerd dat betrokkene over de periode 2007-2009 niet aan al zijn verplichtingen betreffende permanente educatie heeft voldaan. Het toetsingsverslag is bij brief van 20 januari 2012 aan betrokkene gezonden.

2.3 Bij brief van 4 april 2012 heeft de Raad het eindoordeel van de toetsing aan betrokkene bekend gemaakt. In de begeleidende brief bij het eindoordeel is aangegeven dat de tekortkomingen inzake de permanente educatie in de vorm van een klacht aan de Accountantskamer zullen worden voorgelegd. Dit laatste heeft de Raad aan betrokkene bevestigd per brief van 4 juni 2012.

3. De klacht

3.1 De klacht omvat drie onderdelen, te weten dat betrokkene:

-          niet heeft voldaan aan de verplichting in een periode van drie kalenderjaren, van 2007 tot 2009, minimaal 120 PE-punten te behalen;

-          niet heeft voldaan aan de verplichting in elk van de drie hiervoor genoemde kalenderjaren minimaal 20 PE-punten te behalen en

-          de voor 2007 verplicht gestelde cursus Wet toezicht Accountantsorganisaties (Wta) niet heeft gevolgd.

zulks in strijd met artikel 3, eerste lid, en artikel 6 , eerste lid van de Nadere voorschriften permanente educatie (AA’s), zoals die destijds luidden (hierna: NVPE).

3.2 Betrokkene heeft zich volgens klager aldus niet gehouden aan het fundamentele beginsel ‘deskundigheid en zorgvuldigheid’ als bedoeld in artikel A-100.4 onder c. van de Verordening gedragscode (AA’s) (hierna: VGC).

4. Beoordeling

4.1 Op grond van artikel 51 van de Wet op de Accountants-administratieconsulenten (oud; hierna: Wet AA), is de accountant-administratieconsulent bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet AA bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2 Bij de beoordeling van de klacht stelt de Accountantskamer vast dat het in de klacht aan betrokkene verweten nalaten is geconstateerd op 29 december 2011 bij de toetsing van de accountantspraktijk van betrokkene. Dit nalaten dient daarom te worden getoetst aan onder meer de sinds 17 januari 2007 vigerende VGC en wel in het bijzonder aan het voor iedere accountant-administratieconsulent geldende deel A en het voor openbaar accountants-administratieconsulenten geldende deel B1 daarvan.

4.3 Verder stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4 Met betrekking tot wat betrokkene in alle klachtonderdelen wordt verweten, te weten het niet voldoen aan PE-verplichtingen, overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.4.1 Het beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid is neergelegd in artikel A-l00.4, onder c., en nader uitgewerkt in hoofdstuk A-130 van de VGC. Daarin is bepaald dat de accountant-administratieconsulent zijn deskundigheid en vaardigheid houdt op het niveau dat is vereist om aan een cliënt of werkgever adequate professionele diensten te kunnen verlenen. De accountant-administratieconsulent handelt bij het verlenen van een professionele dienst zorgvuldig en in overeenstemming met de van toepassing zijnde vaktechnische en overige beroepsvoorschriften. Op grond van artikel A-130.7 van de VGC zijn nadere voorschriften gegeven over het bepaalde in de artikelen A-130.1 tot en met A-130.6 ten aanzien van permanente educatie; op grond van deze bepaling zijn de NVPE uitgevaardigd. In artikel 3, eerste lid, NVPE is bepaald dat de accountant-administratieconsulent minimaal 120 PE-punten per drie kalenderjaren dient te behalen, waarbij geldt dat minimaal 20 PE-punten per jaar dienen te worden behaald. PE‑punten kunnen worden behaald met gestructureerde vormen van educatie, waarvan in artikel 4 NVPE een opsomming wordt gegeven. In artikel 6, eerste lid, NVPE is bepaald dat het bestuur van de NOvAA voor alle of een nader te bepalen deel van de accountants-administratieconsulenten voor een bepaald kalenderjaar een minimaal te behalen aantal PE-punten voor een bepaald kennisgebied of onderwerp kan vaststellen. Daarvan is gebruik gemaakt door voor 2007 onder meer een cursus over de Wta verplicht te stellen. Artikel 7, eerste lid NVPE verplicht de accountant-administratieconsulent tot het voeren van een registratie van de door hem behaalde PE-punten ter voldoening aan de verplichting van artikel 3 NVPE.

4.4.2 Bij de toetsing van de accountantspraktijk van betrokkene op 29 december 2011 is gebleken dat betrokkene in de periode 2007 tot en met 2009 de volgende aantallen kwalificeerbare PE-punten heeft behaald:

-          over het jaar 2007: 35 punten;

-          over het jaar 2008: 0 punten;

-          over het jaar 2009: 51,5 punten.

Betrokkene heeft aldus in de periode 2007-2009 in totaal geen 120, maar 86,5 PE-punten behaald en hij heeft in 2007 niet voldaan aan het vereiste dat elk jaar minimaal 20 punten moeten worden behaald. Gebleken is ook dat betrokkene de voor 2007 verplicht gestelde cursus Wta niet heeft gevolgd.

4.4.3 Naar het oordeel van de Accountantskamer heeft betrokkene in zijn verweerschrift en ter zitting voldoende aannemelijk gemaakt dat hij over 2008 10 PE kwalificeerbare PE-punten heeft behaald. Bij die stand van zaken moet niettemin worden geconcludeerd dat betrokkene over de driejaarscyclus 2007-2009 en in het jaar 2007 niet geheel heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 3, eerste lid NVPE, te weten het behalen van minimaal 120 PE-punten per drie aaneengesloten kalenderjaren en 20 PE-punten per kalenderjaar. Zoals overwogen heeft betrokkene de voor 2007 verplicht gestelde cursus Wta niet gevolgd. Hij heeft daarmee gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid als bedoeld in artikel A-100.4 onder c. en nader uitgewerkt in hoofdstuk A-130 van de VGC. Gelet op het voorgaande staat vast dat betrokkene nalatig is geweest, zulks in strijd met het bepaalde krachtens de Wet AA. De klacht moet daarom gegrond worden verklaard.

4.5 Bij de beslissing tot het opleggen van een tuchtrechtelijke maatregel houdt de Accountantskamer rekening met de aard en de ernst van de verzuimen van betrokkene. Een van de essentiële vereisten voor een goede beroepsuitoefening is het voortdurend op peil houden van de deskundigheid. Betrokkene komt over de driejaarscyclus 2007-2009 nog 23,5 PE-punten tekort. Het vastgestelde verzuim duidt erop dat bij betrokkene onvoldoende besef aanwezig was van het belang dat het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid heeft voor een adequate beroepsuitoefening van elke accountant en voor het publieke vertrouwen in een goede uitoefening van het accountantsberoep. Redenen om betrokkene dit tekortschietende besef niet aan te rekenen, zijn niet gebleken. Anderzijds is ter zitting in voldoende mate gebleken dat betrokkene intussen wel van voormeld besef doordrongen is en dat hij bezig is met een inhaalslag in permanente educatie.

4.6 Alles in aanmerking nemende is de Accountantskamer van oordeel dat kan worden volstaan met oplegging van een geldboete. Bij de beslissing tot het opleggen van de geldboete en het bepalen van de hoogte ervan heeft de Accountantskamer mede rekening gehouden met de omstandigheid dat collega-accountants, die zich wel aan hun PE-verplichtingen hebben gehouden, deswege studiekosten - het besteden van arbeidsuren daaronder begrepen - hebben moeten maken en dat zulks ten onrechte bij betrokkene niet het geval is. Het verschil in positie van betrokkene ten opzichte van zijn bedoelde collega-accountants schat de Accountantskamer, als het gaat om de economische waardering van dat verschil, op € 50,- per niet behaald PE-punt. Betrokkene wordt erop gewezen dat bij niet tijdige betaling van de opgelegde geldboete de Accountantskamer op grond van artikel 5, vierde lid Wtra verplicht is te overwegen of aan betrokkene alsnog de maatregel van (tijdelijke) doorhaling moet worden opgelegd.

4.7 Op grond van al het hiervoor overwogene dient als volgt te worden beslist.

5. De beslissing

De Accountantskamer:

·         verklaart de klacht gegrond in voege als hiervoor omschreven;

·         legt ter zake aan betrokkene op een geldboete van € 1.175,00 (duizend honderdvijfenzeventig euro) , welke boete binnen een maand na het door de voorzitter van de Accountantskamer uitvaardigen van een last tot ten uitvoerlegging dient te worden betaald door overmaking van voormeld bedrag op rekeningnummer 56.99.92.400 ten name van het Ministerie van Financiën te ’s-Gravenhage, onder vermelding van het zaaksnummer 12/1847 Wtra AK;

·         verstaat dat de AFM en de voorzitter van de Nba, na het onherroepelijk worden van deze uitspraak en de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging ervan door de voorzitter van de Accountantskamer, ingevolge artikel 9, tweede lid, juncto artikel 47 Wtra zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers, bedoeld in artikel 1 onder i, van de Wtra, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. M.J. van Lee, voorzitter, mr. W.F. Boele en mr. E.F. Smeele (rechterlijke leden), drs. R.G. Bosman RA en A.M.H. Homminga AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. M.H.B. Boksebeld, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op

_________                                                                            __________

secretaris                                                                                voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_______________________