ECLI:NL:TACAKN:2013:76 Accountantskamer Zwolle 13/935 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2013:76
Datum uitspraak: 20-12-2013
Datum publicatie: 20-12-2013
Zaaknummer(s): 13/935 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie:   Aan beoordeling of de betrokken accountant op enige wijze medewerking heeft verleend aan (mogelijke) valsheid in geschrifte c.q. paulianeus handelen komt de Accountantskamer niet toe, omdat de het klachtrecht v.w.b. deze klager daartoe verjaard is. De Accountantskamer geeft de Nba (Raad voor Toezicht) de aanbeveling een incidentenonderzoek te starten.  

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 13/935 Wtra AK van 20 december 2013 van

 

mr. L.J. STEENBERGEN in zijn hoedanigheid van curator in de faillissementen van de besloten vennootschappen X1B.V. en X2 B.V.,

kantoorhoudende te [plaats],

K L A G E R ,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-       het op 1 mei 2013 ingekomen klaagschrift van 29 april 2013 met bijlagen;

-       het op 13 juni 2013 ingekomen verweerschrift van 11 juni 2013;

-       de op 9 juli 2013 ingekomen brief van klager van 8 juli 2013 met bijlagen;

-       de op 28 augustus 2013 ingekomen brief van klager van 27 augustus 2013 met bijlage.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 6 september 2013 waar betrokkene is verschenen. Klager was, met voorafgaande kennisgeving daarvan, niet aanwezig.

1.3 Betrokkene heeft bij gelegenheid van genoemde zitting zijn standpunten toegelicht en  geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene is werkzaam voor adviseurs en accountants1te [plaats]. Ten tijde hier van belang was betrokkene werkzaam als vestigingsleider bij  accountants belastingadviseurs1 te [plaats] (hierna: accountants belastingadviseurs1).

2.2 Klager heeft de klacht ingediend in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van X1 B.V. en X2 B.V., gezamenlijk vormende de maatschap X (hierna ook: gefailleerden). Bij beslissingen van 3 en 4 juni 2009 zijn deze vennootschappen op eigen aangifte in staat van faillissement verklaard.

2.3 Ter voorbereiding op bedoeld verzoek is betrokkene aanwezig geweest bij een bijeenkomst begin mei 2009 met de bestuurders van de vennootschappen, te weten A en B en hun raadsman mr. C (hierna: raadsman). In die bijeenkomst bleek dat een drietal overeenkomsten tot kredietverstrekking in rekening courant (hierna: kredietovereenkomsten), die aanwezig waren in het dossier van accountants belastingadviseurs1, opgemaakt en getekend te [plaats] op [datum], te [plaats] op [datum] en te [plaats] op [datum], niet juist en volledig waren omdat de termen debiteuren en crediteuren omgedraaid waren en er geen aflossingsverplichting was opgenomen.

2.4 De kredietovereenkomsten zijn door A en B naar aanleiding van de bespreking aangepast met handhaving van eerder genoemde data van overeenkomen en tekening.

2.5 Bij brief van 30 juni 2009 van klager aan gefailleerden, A, B onderscheidenlijk hun raadsman, heeft klager onder meer verzocht om toezending van stukken en kenbaar gemaakt een aantal rechtshandelingen te vernietigen vanwege paulianeus handelen.

2.6 Bij brief van 4 september 2009 heeft een medewerkster van accounants belastingadviseurs1, met een begeleidend schrijven op naam van betrokkene maar niet door hem ondertekend, de door A en B na eerdergenoemde bijeenkomst begin mei 2009 aangepaste kredietovereenkomsten, in afschrift aan klager gezonden.

2.7 Op 8 september 2009 heeft klager in een telefoongesprek met betrokkene gezegd te twijfelen aan de juistheid van de kredietovereenkomsten welke hij in afschrift had gekregen. Hierna heeft betrokkene bij brief van 21 september 2009 afschriften van de originele kredietovereenkomsten aan klager gezonden.

2.8 Klager heeft in augustus 2012 toegang gekregen tot de door hem gevraagde administratie van gefailleerde bij accountants belastingadviseurs1.

3. De klacht

3.1 Ten grondslag aan de door klager ingediende klacht ligt, zoals blijkt uit het klaagschrift en de daarop door klager gegeven toelichting, het verwijt dat betrokkene betrokken is geweest bij het plegen van valsheid in geschrifte, althans dat hij zelf valsheid in geschrifte heeft gepleegd als genoemd in artikel 225, tweede lid Wetboek van Strafrecht.

Volgens klager heeft betrokkene gewijzigde kredietovereenkomsten helpen opstellen of zelf opgesteld en aan klager gezonden, wetende dat de stukken geantedateerd waren, als waren deze echt en onvervalst.

4. De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1 Op grond van artikel 51 Wet op de Accountants-administratieconsulenten (oud, hierna: Wet AA) en sinds 1 januari 2013 op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab)is de accountant-administratieconsulent bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet AA respectievelijk Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2 Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft, moet, nu dit plaats had na 17 januari 2007, worden getoetst aan de sinds deze datum vigerende Verordening Gedragscode AA’s (hierna: VGC) en daarvan in het bijzonder het (voor alle accountants geldende) deel A en het (voor openbaar accountants geldende) deel B1.

4.3 Voorts memoreert de Accountantskamer dat zij, ingevolge artikel 22, eerste lid Wtra, een klacht niet in behandeling neemt indien tussen het moment van het verweten handelen of nalaten en het moment van indiening van de klacht een periode van zes jaar is verstreken. Ook kan geen klacht meer worden ingediend indien op het moment van indienen van de klacht drie jaren zijn verstreken nadat het verweten handelen of nalaten is geconstateerd. Hierbij heeft te gelden het moment waarop de klager objectief gezien, gelet op de voor hem/haar beschikbare informatie, voldoende op de hoogte was van het feitelijk handelen of nalaten van de betrokken accountant dat de grond vormt voor het indienen van de klacht. In vele gevallen kan reeds van een constateren van handelen of nalaten in de zin van artikel 51 Wet AA, althans artikel 42 Wab, gesproken worden, voordat de klager beschikt over alle informatie die noodzakelijk is om een klacht aan de tuchtrechter te kunnen voorleggen. Voor de aanvang van de driejaarstermijn is dan beslissend of sprake is van een constatering van zodanige feiten, dat daarop redelijkerwijs een vermoeden in de zin van artikel 22 Wtra gebaseerd kan worden [1] .

4.3.1 Klager heeft van een medewerkster van accountants belastingadviserus1 bij brief van 4 september 2009 de aangepaste kredietovereenkomsten ontvangen. Omdat klager over de juistheid van deze overeenkomsten twijfelde, heeft betrokkene hem in een telefoongesprek van 8 september 2009 toegezegd de originele kredietovereenkomsten, die onderdeel uitmaakten van het dossier van accountants belastingadviseurs1, aan klager te zenden. Dat heeft betrokkene bij brief van 21 september 2009 gedaan, zoals hij ter zitting uitdrukkelijk heeft verklaard.

4.3.2 Gelet op voormeld onbetwist gebleven betoog van betrokkene moet vastgesteld worden dat klager na de ontvangst van de aangepaste kredietovereenkomsten en in ieder geval ten tijde van het met betrokkene gevoerde telefoongesprek op 8 september 2009 feiten had geconstateerd op basis waarvan hij vermoedde of kon vermoeden dat betrokkene had gehandeld in strijd met artikel 51 Wet AA, hetgeen overigens zijn bevestiging moet hebben gehad toen hij voormelde brief van 21 september 2009 van betrokkene heeft ontvangen. Klager was derhalve op het moment dat hij zijn klacht bij de Accountantskamer indiende, op 1 mei 2013, al meer dan drie jaar bekend met de verweten handelwijze van betrokkene. Die conclusie betekent dat klager te laat is met het indienen van de klacht zodat de klacht niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

4.4 Omdat zich in het dossier van accountants belastingadviseurs1 inzake gefailleerden kennelijk zowel de originele kredietovereenkomsten bevinden als de kredietovereenkomsten zoals die gelden sedert de aanpassingen daarvan, terwijl de data van aanpassing niet zijn vermeld en de oorspronkelijke data van overeenkomen en tekening zijn gehandhaafd, acht de Accountantskamer termen aanwezig (de Raad voor Toezicht van) de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants (Nba) in overweging te geven naar feiten en incidenten in dit dossier een onderzoek in te stellen.

4.5 Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5. Beslissing

De Accountantskamer:

-       verklaart de klacht niet-ontvankelijk;

-       geeft de Nba in overweging ter zake een incidentenonderzoek uit te voeren.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. W.M. de Vries en mr. H. de Hek (rechterlijke leden) en drs. E.J.F.A. de Haas RA en H. Geerlofs AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2013.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klager en betrokkenedan wel de voorzitter van de Nba tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021,

2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.


[1] Zie o.m. de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 23 augustus 2013, AWB 11/624 (ECLI:NL:CBB:2013:135), alsook van 18 oktober 2012, AWB 10/428 (ECLI:NL:CBB:BY0958).