ECLI:NL:TACAKN:2013:67 Accountantskamer Zwolle 13/1145 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2013:67
Datum uitspraak: 02-12-2013
Datum publicatie: 03-12-2013
Zaaknummer(s): 13/1145 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met doorhaling
Inhoudsindicatie:   Kantoortoetsing. Niet voldoen aan PE-verplichting, aan verplichting omtrent beroepsaansprakelijkheidsverzekering en aan de verplichting omtrent het beschikken over een adequaat intern stelsel van kwaliteitsbeheersing. Gelet op de aard, omvang en duur van de normschendingen kan niet worden volstaan met een andere maatregel dan die van doorhaling in het register, waarbij de termijn voor niet-inschrijving wordt bepaald op 18 maanden.  

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 13/1145 Wtra AK van 2 december 2013 van

 

de voorzitter van de NEDERLANDSE BEROEPSVERENIGING van ACCOUNTANTS (Nba) , welke vereniging de rechtsopvolgster is van de Nederlands Orde van Accountants-administratieconsulenten (NOvAA),

kantoorhoudende te Amsterdam,

K L A G E R ,

raadsvrouw: mr. M.L. Batting,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-          het op 4 juni 2013 ingekomen klaagschrift van 30 mei 2013, met bijlagen;

-          het op 14 augustus 2013 ingekomen verweerschrift van 8 augustus 2013, met bijlagen.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 30 september 2013 waar zijn verschenen namens klager, mw. mr. M.L. Batting, advocaat te ’s-Gravenhage, vergezeld van de heer G.J.A.H. van der Wielen AA, adviseur van de Raad voor Toezicht, voorheen de Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s (hierna: Raad), en betrokkene in persoon.

1.3 Klager en betrokkene hebben bij gelegenheid van genoemde zitting hun standpunten doen toelichten en toegelicht alsmede doen antwoorden en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene is sinds 11 november 1998 ingeschreven in het accountantsregister van de NOvAA (vanaf 1 januari 2013 het register van de Nba) en werkzaam als openbaar accountant-administratieconsulent voor  Account1 te [plaats].

2.2 Op 9 oktober 2009 is de praktijk van betrokkene in het kader van de ten tijde van de toetsing geldende Verordening op de periodieke preventieve toetsing (hierna: VPPT) voor het eerst getoetst. Bij brief van 27 oktober 2009 heeft de Raad het toetsingsverslag van deze toetsing aan betrokkene gezonden. Bij brief van 16 december 2009 heeft de Raad betrokkene het eindoordeel van de toetsing toegezonden, inhoudende dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van de praktijk van betrokkene niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Tevens heeft de Raad betrokkene gewezen op zijn verplichting om op grond van artikel 11, vijfde lid, VPPT binnen zes weken, gerekend vanaf 16 december 2009, een door de Raad goed te keuren verbeterplan in te dienen. Daarbij is aangegeven dat betrokkene het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van zijn praktijk binnen twee jaar, gerekend vanaf 16 december 2009, in overeenstemming diende te brengen met de te stellen eisen.

2.3 Bij brief van 29 maart 2010 heeft betrokkene - na hiertoe driemaal een schriftelijke herinnering van de Raad te hebben ontvangen - zijn verbeterplan aan de Raad toegezonden. De Raad heeft bij brief van 1 juni 2010 aan betrokkene meegedeeld dat dit verbeterplan (nog) niet werd goedgekeurd, omdat afschriften ontbraken van de polis van de beroepsaansprakelijkheidsverzekering, de waarnemingsovereenkomst en van bewijzen van deelname van verplicht te volgen cursussen. Bij brief van 12 juli 2010 heeft betrokkene een afschrift van zijn waarnemingsovereenkomst en van de polis van zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekering toegezonden aan de Raad.

2.4 Bij brief van 22 september 2011 heeft de Raad betrokkene meegedeeld dat de hertoetsing van zijn praktijk op 7 november 2011 zal plaatsvinden. Omdat het verbeterplan nog niet was goedgekeurd, heeft de Raad betrokkene bij brief van 3 november 2011 meegedeeld dat de hertoetsing zal worden verplaatst naar 1 maart 2012.

2.5 Betrokkene heeft bij e-mail van 17 januari 2012 een overzicht van zijn in 2011 behaalde PE-punten aan de Raad gezonden.

2.6 De Raad heeft het verbeterplan bij brief van 22 maart 2012 onder expliciete voorwaarden goedgekeurd. De hertoetsing van de praktijk van betrokkene heeft, na op verzoek van betrokkene te zijn verplaatst, plaatsgevonden op 22 maart 2012. Bij brief van 17 april 2012 is het verslag van de hertoetsing aan betrokkene toegezonden.

2.7 Bij brief van 30 mei 2012 heeft de Raad betrokkene het eindoordeel van de hertoetsing toegezonden, inhoudende dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van de accountantspraktijk niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. De Raad heeft betrokkene tevens meegedeeld dat zijn bevindingen in de vorm van een klacht aan de tuchtrechter zullen worden voorgelegd. Daarnaast heeft de Raad betrokkene verzocht om toezending van een afschrift van zijn PE-registratie en een afschrift van de polis van zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekering met dekking Europa en een bewijsstuk van een recente betaling van de premie daarover. Betrokkene heeft hieraan geen gehoor gegeven.

2.8 Bij brief van 23 augustus 2012 heeft de Raad betrokkene meegedeeld dat het niet nakomen van de PE-verplichting en het ontbreken van een toereikende beroepsaansprakelijkheidsverzekering zullen worden meegenomen in de klacht.

2.9 Bij brief van 17 oktober 2012 heeft betrokkene de Raad meegedeeld dat het hem, gezien de resultaten van de hertoetsing, beter lijkt om zichzelf (tijdelijk) uit te schrijven en de Raad verzocht hem hieromtrent te informeren. De Raad heeft bij brief van 29 november 2012 een reactie gegeven.

2.10 Bij brieven van 28 februari 2013 en 19 maart 2013 heeft de Raad betrokkene nogmaals verzocht een PE-registratie toe te zenden. Betrokkene heeft op deze brieven niet gereageerd.

3. De klacht

3.1 De klacht omvat drie onderdelen, te weten dat:

  1. betrokkene over de driejaarscycli 2007-2009 en 2010-2012 niet heeft voldaan aan zijn PE-(registratie)verplichtingen. Betrokkene heeft zich volgens klager aldus niet gehouden aan het fundamentele beginsel ‘deskundigheid en zorgvuldigheid’ als bedoeld in artikel A-100.4 onder c. van de VGC);
  2. de accountantspraktijk van betrokkene niet beschikt over een beroepsaansprakelijkheidsverzekering als bedoeld in de artikelen 3 en 4 van de NVAK-aav;
  3. de accountantspraktijk van betrokkene niet beschikt over een intern stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daarvoor gestelde normen, zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid van de VPPT. Betrokkene heeft hiermee gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van professioneel gedrag als bedoeld in artikel A-100.4 en A-150 van de VGC.

4. De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1 Op grond van artikel 51 Wet op de Accountants-administratieconsulenten (oud, hierna: Wet AA) en sinds 1 januari 2013 op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab)is de accountant-administratieconsulent bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet AA respectievelijk Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2 Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft, is op 22 maart 2012 vastgesteld bij de toetsing van de accountantspraktijk van betrokkene en moet daarom onder meer worden getoetst aan de sinds 17 januari 2007 vigerende Verordening Gedragscode AA’s (hierna: VGC) en daarvan in het bijzonder het (voor alle accountants geldende) deel A en het (voor openbaar accountants geldende) deel B1.

4.3 Daarnaast stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4 Met betrekking tot hetgeen betrokkene in klachtonderdeel a. wordt verweten, overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.4.1 De Accountantskamer stelt vast dat gesteld noch gebleken is dat klager eerder dan via de hertoetsing van 22 maart 2012 heeft geconstateerd dan wel heeft moeten constateren wat hij betrokkene verwijt aangaande het niet naleven van zijn PE-(registratie) verplichting in de driejaarscyclus 2007-2009. De klacht is daarover is dan ook ontvankelijk.

4.4.2 De beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid zijn neergelegd in artikel A-100.4, onder c. en nader uitgewerkt in hoofdstuk A-130 van de VGC. Daarin is onder meer bepaald dat de accountant-administratieconsulent zijn deskundigheid en vaardigheid houdt op het niveau dat is vereist om aan een cliënt of werkgever adequate professionele diensten te kunnen verlenen. Op grond van artikel A-130.7 van de VGC kon het bestuur van de NOvAA nadere voorschriften geven over het bepaalde in de artikelen A-130.1 tot en met A-130.6 van de VGC ten aanzien van (onder meer) permanente educatie. Daaraan is gevolg gegeven met de vaststelling van de NVPE. Daarin staan de vereisten aangaande de permanente educatie die de accountant-administratieconsulent dient te volgen om zijn vakkennis op peil te houden en de registratie daarvan. In artikel 3, eerste lid, van de (destijds geldende) NVPE is bepaald dat de accountant minimaal 120 PE-punten per drie kalenderjaren dient te behalen. In artikel 7 is bepaald dat de registratie op de door het bestuur aangegeven wijze dient plaats te vinden zodat over de mate en de aard waarin betrokkene jaarlijks activiteiten heeft verricht op het gebied van permanente educatie op eenvoudige en verifieerbare wijze informatie kan worden verkregen.

4.4.3 Betrokkene heeft niet betwist dat hij in de periode 2007-2009 niet voldaan heeft aan de verplichting om minimaal 120 PE-punten te behalen. Gelet hierop heeft betrokkene niet voldaan aan zijn PE-verplichting in deze periode en treft hem een tuchtrechtelijk verwijt.

4.4.4 Met betrekking tot de periode 2010-2012 heeft betrokkene bij e-mail van 17 januari 2012 aan de Raad een overzicht gezonden betreffende de behaalde PE-punten in 2011. Bij het verweerschrift heeft betrokkene overzichten betreffende de behaalde PE-punten in 2010 en 2012 overgelegd. Volgens klager kwalificeren niet alle door betrokkene opgegeven activiteiten zonder meer als PE-activiteit. Ter zitting heeft klager, na bespreking van de educatieactiviteiten van betrokkene, naar voren gebracht dat voor 2010 27 punten kunnen worden toegekend. De door betrokkene opgegeven cursussen loonpakket, AFAS en actuele ontwikkelingen kwalificeren niet als PE-activiteit, aldus klager. In het klaagschrift heeft klager uiteengezet dat voor 2011 30 punten kunnen worden toegekend. Ter zitting heeft klager, na bespreking van de inhoud hiervan, voor de lezing van P. Venrooy 2 punten toegekend, zodat voor 2011 in totaal 32 punten kunnen worden toegekend. Voor 2012 heeft klager ter zitting naar voren gebracht dat de cursussen AFAS en actuele ontwikkelingen niet kwalificeren als PE-activiteiten, zodat voor dit jaar 33 punten kunnen worden toegekend. De Accountantskamer wil op grondslag hiervan aannemen dat betrokkene in de periode 2010-2012 in totaal 92 PE-punten heeft behaald. Meer behaalde PE-punten heeft betrokkene niet aannemelijk gemaakt. Daarmee heeft betrokkene niet voldaan aan de verplichting om minimaal 120 PE-punten in deze periode te behalen en treft hem een tuchtrechtelijk verwijt.

4.4.5 Betrokkene heeft voorts niet betwist dat de registratie van de behaalde PE-punten niet op de door het bestuur van klager voorgeschreven wijze heeft plaatsgevonden. Gelet hierop treft betrokkene eveneens een tuchtrechtelijk verwijt inzake de wijze van registreren van zijn PE-punten.

4.4.6 Gelet op het voorgaande heeft betrokkene in strijd gehandeld met het bepaalde in de NVPE. Betrokkene heeft daarmee tevens in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid als neergelegd in de artikelen A-130.1 en volgende van de VGC. Gelet op het voorgaande staat vast dat betrokkene nalatig is geweest, zulks in strijd met het bepaalde krachtens de Wet AA. Dit klachtonderdeel moet daarom gegrond worden verklaard.

4 .5 Klager heeft in klachtonderdeel b. betrokkene verweten dat hij van 16 december 2009 tot 28 juni 2010 een beroepsaansprakelijkheidsverzekering met onvoldoende dekking heeft gehad, hetgeen in strijd is met de artikelen 3 en 4 van de NVAK-aav. Voorts heeft betrokkene van 16 december 2009 tot heden geen polis overgelegd waaruit blijkt dat de verzekering Europa als dekkingsgebied heeft, terwijl dit op grond van artikel 4, eerste lid, onder g van de NVAK-aav verplicht is. Betrokkene heeft in zijn verweerschrift naar voren gebracht dat hij, na de mededeling van de toetsers bij de eerste toetsing dat de verzekerde bedragen niet juist waren, contact heeft opgenomen met zijn verzekering. De verzekering zou ervoor zorgdragen dat de verzekering conform het NOvAA reglement zou worden aangepast en betrokkene is hier vanuit gegaan. Ter onderbouwing overlegt betrokkene een e-mail van zijn verzekering. Uit deze ongedateerde e-mail blijkt niet op welke datum de beroepsaansprakelijkheidsverzekering is aangepast zodat deze voldeed aan de daaraan gestelde eisen. Betrokkene heeft niet bestreden dat hij ten tijde van de toetsing van zijn kantoor niet beschikte over een afdoende beroepsaansprakelijkheidsverzekering. Betrokkene heeft derhalve in zoverre niet gehandeld in overeenstemming met de NVAK-aav en het fundamentele beginsel professioneel gedrag niet in acht genomen. Klachtonderdeel b. moet daarom eveneens gegrond worden verklaard.

4.6 Met betrekking tot hetgeen betrokkene in klachtonderdeel c. wordt verweten overweegt de Accountantskamer het navolgende.

4.7 In artikel 3, eerste lid VPPT is bepaald dat de accountant er zorg voor draagt dat de accountantspraktijk waar hij werkzaam is of waaraan hij is verbonden, beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat is afgestemd op de aard, omvang en het belang van de opdrachten, niet zijnde opdrachten tot het uitvoeren van wettelijke controles en waarmee wordt voldaan aan het bepaalde bij en krachtens de Wet AA. Gelet op deze bepaling kan van betrokkene naar het oordeel van de Accountantskamer worden verlangd dat deze zorgt voor een voldoende stelsel van kwaliteitsbeheersing.

4.8 De toetsers hebben bij de hertoetsing van 22 maart 2012 op de eerste plaats geconstateerd dat sprake is van tekortkomingen in de acceptatie en continuering van opdrachten.

4.8.1 Zij hebben geconstateerd dat in alle dossiers een schriftelijke opdrachtbevestiging ontbrak, zodat onduidelijk is wat de aan de opdracht verbonden voorwaarden en verantwoordelijkheden zijn. Evenmin is het overeengekomen gebruik en het verspreidingsgebied van het eindproduct vastgelegd. Daarnaast bleek niet uit de dossiers dat de opdracht pas is aangenomen nadat betrokkene had vastgesteld dat is voldaan aan de VGC inzake het accepteren en continueren van opdrachten. Evenmin heeft betrokkene een cliëntenonderzoek conform de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (hierna: Wwft) uitgevoerd.

4.8.2 Uit de door de toetsers in alle dossiers geconstateerde tekortkomingen inzake de acceptatie en continuering van de opdracht blijkt dat niet kan worden vastgesteld dat de opdrachtvoorwaarden, de wederzijdse verantwoordelijkheden en het verspreidingsgebied van de opdracht voor partijen duidelijk waren. Ook blijkt in alle dossiers dat betrokkene niet heeft beoordeeld of er een bedreiging was wegens de integriteit van de cliënt of een bedreiging voor zijn objectiviteit. Dit wijst er niet op dat betrokkene, zoals voorgeschreven is in artikel B1-210.3 van de VGC, mogelijke bedreigingen bij het aangaan van de relatie met een cliënt heeft onderkend, dan wel maatregelen heeft genomen om een geconstateerde bedreiging weg te nemen of tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen.

4.8.3 Betrokkene heeft de bevindingen van de toetsers niet betwist. Gelet hierop en op al hetgeen door klager onderbouwd naar voren is gebracht, heeft klager naar het oordeel van de Accountantskamer aannemelijk gemaakt dat betrokkene tekort geschoten is in de acceptatie en continuering van opdrachten.

4.8.4 Gelet op het voorgaande heeft betrokkene gehandeld in strijd met artikel B1-210.3 VGC, artikel 13 NVAK-aav en de artikelen 7, 8 en 10 NVCOS 4410. Bovendien heeft betrokkene, door het achterwege laten van cliëntenonderzoek, zoals is voorgeschreven in de Wwft, in strijd gehandeld met de rechtstreeks uit de VGC voortvloeiende verplichting de objectiviteit en integriteit te waarborgen, alsook met het beginsel van professioneel gedrag door zich niet te houden aan voor hem relevante wet- en regelgeving.

4.9 Bij de hertoetsing hebben de toetsers eveneens tekortkomingen geconstateerd in de uitvoering en documentatie van werkzaamheden.

4.9.1 De toetsers hebben geconstateerd dat in geen van de dossiers een werkprogramma is gebruikt. Bij twee dossiers uit 2011 is door de toetsers toegelicht dat niet goed is vast te stellen welke werkzaamheden zijn verricht, doordat geen werkprogramma, geen toelichting op de dossierstukken, geen verwijzingen en geen recapitulatiestaten in het dossier zijn opgenomen. Hierdoor konden de toetsers niet vaststellen of de posten juist en volledig zijn vastgelegd en kon evenmin worden vastgesteld of en hoe de jaarrekeningposten aansluiten op het dossier en de daarin opgenomen stukken. In één van de dossiers kon daardoor niet worden vastgesteld waarom de post materiële vaste activa (hierna: mva) in de jaarrekening verschilt van de in het dossier opgenomen mva-staat. In drie dossiers hebben de toetsers geconstateerd dat door het gebrek aan documentatie ook niet is vast te stellen of de accountant de samengestelde informatie heeft meegenomen en heeft afgewogen of de informatie toereikend en vrij van mogelijke onjuistheden zou zijn. Daarnaast kan uit geen van de dossiers worden afgeleid dat er enige communicatie met de cliënt heeft plaatsgevonden.

4.9.2 Ook de werkdossiers bevatten onvoldoende informatie, in die zin dat bij drie van de vier dossiers de verrichte werkzaamheden niet duidelijk uit het dossier blijken. Bij het vierde dossier bleek het moeilijk vast te stellen of het dossier compleet is omdat niet voor alle posten in het dossier gegevens zijn opgenomen. De bevindingen en conclusies naar aanleiding van de verrichte werkzaamheden zijn veelal niet vastgelegd en er zijn weinig aantekeningen gemaakt. Voorts hebben de toetsers in geen van de dossiers kruisverwijzingen aangetroffen. Ten aanzien van de dossiers uit 2011 hebben de toetsers geconstateerd dat deze niet voldoende toegankelijk of gestructureerd zijn. Voorts zijn niet in alle dossiers de onderscheiden posten uit de balans en de resultatenrekening voldoende gespecificeerd en gedocumenteerd, is in geen van de dossiers aandacht geschonken aan gebeurtenissen die na de balansdatum hebben plaatsgevonden en is in de dossiers uit 2011 niet nagegaan of wellicht onzekerheid bestaat omtrent de continuïteit van de onderneming.

4.9.3 De toetsers hebben geconstateerd dat de permanente dossiers evenmin voldoen. Drie van de vier dossiers zijn onvoldoende toegankelijk en bevatten te weinig actuele stukken. Daarnaast is de afwerking van de opdrachten onvoldoende vastgelegd in de dossiers. In geen van de dossiers is een bevestiging van de jaarrekening ontvangen, zitten er geen besprekingsverslagen van de concept-jaarrekening in de lijst en is geen afwerkingsmemorandum of vragenlijst gebruikt bij de afwerking van de opdracht. Bovendien is in één van de dossiers niet goed gekeken naar de waarderingsgrondslag voor de post Financiële Vaste Activa.

4.9.4 Betrokkene heeft een en ander niet betwist. Betrokkene heeft naar voren gebracht er alles aan te doen om conform de richtlijnen te werk te gaan. Hiervoor heeft betrokkene de hulp van Accountants en Adviseurs1 ingeschakeld, welk kantoor ook optreedt als waarnemer voor betrokkene en waar betrokkene in voorkomende gevallen om raad kan vragen. Alle genoemde tekortkomingen probeert betrokkene zo snel mogelijk door betere interne sturing en communicatie op orde te krijgen conform de richtlijnen. Een bijkomend voordeel hierbij is dat het personeel steeds meer ervaring krijgt en inmiddels een ervaren assistent is aangetrokken, aldus betrokkene.

4.9.5 Gelet op al hetgeen door klager onderbouwd naar voren is gebracht en gelet op het verweer, heeft klager naar het oordeel van de Accountantskamer aannemelijk gemaakt dat betrokkene tekort geschoten is in de uitvoering en documentatie van de werkzaamheden. Hierbij geldt dat een dossier van cruciaal belang is om inzichtelijk te maken welke werkzaamheden reeds zijn verricht en of deze zijn verricht in overeenstemming met de voor de uitvoering van een opdracht, dan wel de afgifte van een rapport of samenstellingsverklaring, geldende vereisten. Betrokkene heeft daar niet aan voldaan. Daarnaast is van groot maatschappelijk belang dat een accountant zijn werkzaamheden zorgvuldig uitvoert. De vastgestelde materiële tekortkomingen in de dossiers zijn daarmee niet te rijmen. In de dossiers zijn de verrichte werkzaamheden en de informatie waarop de verklaring is gebaseerd onvoldoende terug te vinden. Vastleggingen zijn summier en er is nauwelijks ondersteunende informatie in het dossier opgenomen. In strijd met de geldende regels is geen bevestiging bij de jaarstukken gevraagd of ontvangen. Van een deugdelijke uitvoering en documentatie van de werkzaamheden was in zoverre derhalve geen sprake.

4.9.6 Gelet hierop heeft betrokkene gehandeld in strijd met de artikelen 8, eerste lid, 10 en 11 NVAK-aav en randnummers 10, 11, 15 en 16 NVCOS 4410.

4.10 Daarnaast hebben de toetsers tekortkomingen geconstateerd in de door betrokkene uitgebrachte rapporteringen, welke tekortkomingen niet door betrokkene zijn weersproken.

4.10.1 Zo was bij de eerste reguliere toetsing door de toetsers geen onvoldoende gegeven op het onderdeel rapportering, maar wel aangegeven dat de tekst van de samenstelverklaring oud was en dat er verwarring bestond over een intern rapport, alsmede dat toelichtingen op bijvoorbeeld leningen ontbraken. Bij de hertoetsing is gebleken dat deze tekortkomingen geenszins zijn verbeterd. De toetsers hebben geconstateerd dat in geen van de dossiers sprake was van de benodigde zorgvuldigheid bij het uitbrengen van het definitieve rapport. In twee van de dossiers werd niet voldaan aan het vereiste dat bij het uitbrengen van een rapport waarbij een samenstellingsverklaring is afgegeven, uit alle zelfstandig bruikbare delen moet blijken dat daar een samenstellingsverklaring over is afgegeven. Voorts was in een dossier een verkeerde datum in de verklaring opgenomen. Daarnaast werd in een dossier geconstateerd dat een oude samenstellingstekst was gebruikt en slechts de fiscalist de verklaring had ondertekend. Bovendien werd hierbij op geen enkele bladzijde vermeld dat sprake was van een samenstellingsverklaring.

4.10.2 In het licht van het zorgvuldigheidsbeginsel dienen ook de bepalingen in NVCOS 4410 ten aanzien van het samenstellen van financiële overzichten en het daarbij uitbrengen van een samenstellingsverklaring te worden beschouwd. Een samenstellingsverklaring wordt door de accountant uitgebracht indien hij toestaat dat zijn betrokkenheid bij een door hem samengesteld financieel overzicht aan een derde partij kenbaar wordt gemaakt, zo blijkt uit het onder randnummer 6 van de NVCOS 4410 gestelde. Aan een samenstellings-verklaring wordt grote waarde gehecht in het maatschappelijk verkeer. Aan deze verklaring is daarom een groot aantal formele vereisten verbonden. Deze vereisten zijn opgenomen in het gestelde onder randnummer 18 van de NVCOS 4410.

4.10.3 De geconstateerde tekortkomingen hebben betrekking op de kern van het werk van een accountant, te weten het uitbrengen van jaarrekeningen en verklaringen, waaraan door derden in het maatschappelijk verkeer waarde kan worden gehecht.

4.10.4 Gelet op bovenstaande heeft betrokkene in strijd gehandeld met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid, artikel 10 en 11 van de NVAK-aav en randnummers 10 tot 16a van de NVCOS 4410.

4.11 Gezien de aard en de omvang van de hiervoor vastgestelde tekortkomingen,  waarvoor betrokkene gezien artikel B1-291.2 VGC verantwoordelijk is, moet worden geoordeeld dat de accountantspraktijk niet beschikte over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de gestelde normen als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de VPPT die zijn neergelegd in de hiervoor aangehaalde voorschriften van de VGC, de NVAK-aav, NVAK-ass en NVCOS.

4.12 Van omstandigheden die meebrengen dat betrokkene van het niet naleven van alle hiervoor vermelde verordeningen en nadere voorschriften geen of maar een gering verwijt kan worden gemaakt, is niet gebleken. Betrokkene moet in het bijzonder worden aangerekend dat hij ook nog ten tijde van de hertoetsing in vergaande mate het stelsel van kwaliteitsbeheersing niet op orde had en wel zodanig dat de situatie waarin de praktijk zich bevindt, zeer zorgelijk is. Het niet naleven van de verordeningen en nadere voorschriften die (onder meer) de kwaliteit van de beroepsuitoefening door de accountants-administratieconsulenten beogen te bewaken, levert naar het oordeel van de Accountantskamer, gelet op het maatschappelijk belang dat met de naleving gemoeid is, een overtreding op van de voor iedere accountant geldende fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en van professioneel gedrag.

4.13 Nu voorts bij de behandeling van de klacht ter zitting niet is gebleken dat het kantoor inmiddels wel beschikte over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daarvoor geldende normen en, gezien het tekort aan PE-punten, getwijfeld moet worden aan de deskundigheid van betrokkene, acht de Accountantskamer de in artikel 2, eerste lid, sub e. Wtra bedoelde maatregel van doorhaling passend en geboden. Een tijdelijke doorhaling als bedoeld in sub d. van genoemd artikel volstaat naar het oordeel van de Accountantskamer niet, nu in dat geval de inschrijving van betrokkene in het register van rechtswege zou herleven, ook als het kantoor dan nog steeds niet beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daarvoor geldende normen en niet vaststaat dat betrokkene zijn deskundigheid op peil heeft gebracht. Nu betrokkene ter zitting ervan blijk heeft gegeven zich te beseffen dat het van belang is te voldoen aan zijn PE-verplichting, alsmede dat het van belang is dat zijn kantoor dient te beschikken over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daarvoor geldende normen en daartoe inmiddels (enige) actie heeft ondernomen, zal de Accountantskamer zich in dat kader beperken tot de bepaling dat betrokkene zich niet binnen een periode van achttien maanden na de datum van ingang van de doorhaling opnieuw in het register kan doen inschrijven.

De Accountantskamer acht het - gezien de zwaarte en duur van de op te leggen maatregel van doorhaling - niet opportuun daarnaast op te leggen een geldboete voor het sedert 1 mei 2009 niet behalen van voldoende PE-punten, waarvoor met de inwerkingtreding van de Wet tuchtrechtspraak accountants de mogelijkheid is ontstaan.  

4.14 Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5. Beslissing

De Accountantskamer:

1.      verklaart de klacht in alle onderdelen gegrond;

2.      legt ter zake de maatregel op van doorhaling van de inschrijving van de accountant in de registers als bedoeld in artikel 2, eerste lid onder e. Wtra. Deze doorhaling gaat in op de tweede dag volgend op de dag waarop deze beslissing onherroepelijk is geworden èn de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd;

3.      bepaalt de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in de registers kan worden

      ingeschreven op achttien maanden;

4.      verstaat dat de AFM en de voorzitter van de Nba, na het onherroepelijk worden van deze uitspraak en de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging van de voorzitter van de Accountantskamer, ingevolge artikel 9, tweede lid juncto artikel 47 Wtra zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers bedoeld in artikel 1, eerste lid onder i. Wtra, voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. W.F. Boele, voorzitter, mr. A.L. Goederee (rechterlijk lid) en

J. Maan AA (accountantslid), in aanwezigheid van mr. M.H.B. Boksebeld, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 2 december 2013.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klager en betrokkenetegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.