ECLI:NL:TACAKN:2013:64 Accountantskamer Zwolle 13/852 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2013:64
Datum uitspraak: 11-11-2013
Datum publicatie: 12-11-2013
Zaaknummer(s): 13/852 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: Klacht gegrond met doorhaling
Inhoudsindicatie:   Klachten over uitkomsten hertoetsing (op grond van de VPPT) kantoor betrokkene. Eindoordeel eerdere toetsing kon met bestuursrechtelijke rechtsmiddelen aangevochten worden. Klager heeft dat niet gedaan en kan daarom niet opkomen tegen de uitkomsten van de hertoetsing met de klacht dat de hertoetsing onrechtmatig is omdat  de toetsing niet conform de geldende wet- en regelgeving heeft plaatsgevonden. Bij de hertoetsing zijn tekortkomingen geconstateerd in de acceptatie en continuering van de opdrachten (assurance en aan assurance verwant) en in de uitvoering en documentatie van de werkzaamheden. Zo bevindt zich in een dossier een opdrachtbevestiging die dateert van na de datum van een uitgebracht onderzoeksrapport. De opdrachtbevestiging houdt geen vastleggingen in over de verantwoordelijkheid van de cliënt en ook niet over het overeengekomen verspreidingsgebied. In het dossier (en in een ander dossier) ontbreken ook vastleggingen over het onderzoek naar de integriteit van de cliënt en naar het waarborgen van zijn deskundigheid en objectiviteit. In het dossier van een bijzondere controleopdracht is over de uitvoering van de werkzaamheden onvoldoende opgenomen. Er is geen inschatting gemaakt van het bestaan van risico’s van afwijkingen van materieel belang. Er blijkt niet dat adequate, gegevensgerichte controles zijn opgezet en uitgevoerd op (geselecteerde) posten en dat cijferanalyses zijn opgezet of een evaluatie heeft plaatsgevonden van de uitkomsten van dergelijke analyses. Er is ook vastlegging aangetroffen van controle-informatie met betrekking tot de continuïteit van de onderneming. In het dossier van een samenstellingsopdracht zijn geen werkzaamheden uitgevoerd ten aanzien van de post voorraad hoewel die post al jaren constant is. Ondanks een opmerking dat het vermoeden bestaat dat de voorraad is afgenomen is de post onveranderd in de jaarrekening opgenomen. Niet blijkt verder dat zichtbaar aandacht is geschonken aan gebeurtenissen na balansdatum in de jaarrekening over 2010 die in juli 2012 is uitgebracht. Gezien de aarde en omvang van de geconstateerde tekortkomingen moet worden geoordeeld dat de praktijk van betrokkene niet beschikte over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de geldende normen als bedoeld in de VPPT. Dat levert een overtreding op van de fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en van professioneel gedrag. Doorhaling van de inschrijving voor een periode van twee jaar is passend en geboden. Vrijwillige uitschrijving staat niet in de weg aan het opleggen van een maatregel. 

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 13/852 Wtra AK van 11 november 2013 van

de voorzitter van de NEDERLANDSE BEROEPSVERENIGING van ACCOUNTANTS (Nba) , rechtsopvolgster van de Nederlandse Orde van Accountants-administratieconsulenten (NOvAA),

kantoorhoudende te Amsterdam,

K L A G E R ,

raadsvrouw: mr. R.L. Herregodts,    

t e g e n

Y ,

(voorheen) accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-          het op 16 april 2013 ingekomen klaagschrift van 15 april 2013 met bijlagen;

-          het op 15 mei 2013 ingekomen verweerschrift van 13 mei 2013 met bijlagen en de op 12 juni 2013 ingekomen aanvulling van 10 juni 2013 daarop.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 5 juli 2013 waar zijn verschenen namens klager, mr. A.C. Palmboom, advocaat te ’s-Gravenhage,  kantoorgenoot van de raadsvrouw van klager, vergezeld van de heer G.J.A.H van der Wielen AA, adviseur van de Raad voor Toezicht, voorheen van de Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s (hierna: Raad) en betrokkene in persoon, vergezeld van zijn echtgenote.

1.3 Klager en betrokkene hebben bij gelegenheid van genoemde zitting hun standpunten doen toelichten (betrokkene aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) respectievelijk toegelicht en doen antwoorden respectievelijk geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene was sedert 9 november 1990 ingeschreven in het accountantsregister van de NOvAA (vanaf 1 januari 2013 het register van de Nba) en werkzaam als openbaar accountant-administratieconsulent voor accountantskantoor A te [plaats].  

2.2 Op 2 juni 2010 is de accountantspraktijk van betrokkene, waar zowel assuranceopdrachten als aan assurance verwante opdrachten werden uitgevoerd, in het kader van de ten tijde van de toetsing geldende Verordening op de periodieke preventieve toetsing (hierna: VPPT) voor het eerst getoetst. Bij brief van 24 juni 2010 heeft de Raad het toetsingsverslag van deze toetsing aan betrokkene gezonden. Betrokkene heeft bij brief van 8 juli 2010 op de brief van 24 juni 2010 gereageerd. Bij brief van 21 juli 2010 hebben de toetsers hun reactie daarop aan de Raad kenbaar gemaakt.

2.3 Bij brief van 2 september 2010 heeft de Raad betrokkene het eindoordeel van de toetsing toegezonden, inhoudende dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van de praktijk van betrokkene niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Tevens heeft de Raad betrokkene gewezen op zijn verplichting om op grond van artikel 11, vijfde lid, VPPT binnen zes weken, gerekend vanaf 2 september 2010 een door de Raad goed te keuren verbeterplan in te dienen. Daarbij is aangegeven dat betrokkene het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van zijn praktijk binnen twee jaar, gerekend vanaf 2 september 2010, in overeenstemming diende te brengen met de eisen die daaraan werden gesteld.  

2.4 Bij brief van 30 september 2010 heeft betrokkene zijn verbeterplan aan de Raad toegestuurd. Dit plan heeft de Raad bij brief van 8 december 2010 onder expliciete voorwaarden goedgekeurd.

2.5 De hertoetsing heeft op 4 september 2012 plaats gevonden, zoals ook was aangekondigd in de brief van 26 juni 2012.

2.6 Bij brief van 19 september 2012 is het verslag van de hertoetsing aan betrokkene toegezonden.

2.7 Bij brief van 28 november 2012 heeft de Raad betrokkene het eindoordeel van de hertoetsing toegezonden inhoudende dat het interne stelsel van kwaliteitsbeheersing van de accountantspraktijk niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. De Raad heeft betrokkene tevens medegedeeld dat zijn bevindingen in de vorm van een klacht aan de tuchtrechter zullen worden voorgelegd.

2.8 Betrokkene heeft zich met ingang van 28 februari 2013 laten uitschrijven uit de registers bedoeld in artikel 1 eerste lid onder i. van de Wtra.

3. De klacht

3.1 Klager verwijt betrokkene dat zijn accountantspraktijk niet beschikt over een intern stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daarvoor gestelde normen, zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid VPPT. Betrokkene heeft hiermee gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van professioneel gedrag als bedoeld in artikel A-100.4 en A-150 van de VGC.

4. De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1 Op grond van artikel 51 Wet op de Accountants-administratieconsulenten (oud; hierna: Wet AA) en sinds 1 januari 2013 op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab)is de accountant-administratieconsulent bij het beroepsmatig handelen onderscheidenlijk ten aanzien van zijn beroepsuitoefening onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet AA, onderscheidenlijk Wab, bepaalde - zoals de VPPT- en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep. Daarbij merkt de Accountantskamer op dat vrijwillige uitschrijving uit de registers, bedoeld in artikel 1, eerste lid onder i., Wtra niet in de weg staat aan een tuchtrechtelijke beoordeling van een handelen of nalaten dat heeft plaatsgevonden ten tijde van de inschrijving.

4.2 Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft, is op 4 september 2012 vastgesteld bij de hertoetsing van de accountantspraktijk van betrokkene en moet daarom door de Accountantskamer onder meer worden getoetst aan de sinds 17 januari 2007 vigerende Verordening Gedragscode AA’s (hierna: VGC) en in het bijzonder het (voor alle accountants geldende) deel A en het (voor openbaar accountants geldende) deel B1. V oorts zijn voor deze toetsing van belang de door het bestuur van de NOvAA op grondslag van artikel A-130.7 VGC gegeven Nadere voorschriften aangaande het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid ten aanzien van controle en overige standaarden (hierna: NVCOS) en de, op grondslag van artikel B1-291.1 en B1-291.2 VGC aangaande de organisatie van het accountantskantoor, gegeven Nadere voorschriften accountantskantoren terzake van assurance-opdrachten AA’s  (hierna: NVAK-ass) en Nadere voorschriften accountantskantoren terzake van aan assurance verwante opdrachten (hierna: NVAK-aav). Betrokkene heeft ongemotiveerd gesteld dat de NVAK-aav op zijn praktijk niet van toepassing zijn.

4.3 Bij brief van 26 juni 2012 is de praktijk van betrokkene aangewezen voor hertoetsing op 4 september 2012. Gelet op artikel 34, tweede lid van de Verordening op de Kwaliteitstoets NOvAA diende deze hertoetsing met inachtneming van de bepalingen uit de VPPT, zoals deze luidde voor de inwerkingtreding van de Verordening op de Kwaliteitstoets, te worden afgerond.

4.4 Betrokkene heeft betoogd dat de hertoetsing onrechtmatig is geweest omdat ten tijde van de eerste toetsing niet conform de geldende wet- en regelgeving is getoetst en dat de eerste toetsing vanwege persoonlijke omstandigheden ongewenst was. De Accountantskamer overweegt hierover dat het in het kader van de eerste toetsing door de NOvAA genomen besluit van 2 september 2010 bestuursrechtelijk ter toetsing kon komen via bezwaar bij het bestuur van de NOvAA en vervolgens in beroep bij het College van Beroep voor het Bedrijfsleven. Niet is gebleken dat deze rechtsmiddelen zijn aangewend zodat bedoeld besluit rechtens vast staat. Nu ook niet is gebleken dat de hertoetsing heeft plaats gevonden vóór de afloop van de verleende termijn om het stelsel van kwaliteitsbeheersing aan te passen aan de normen van artikel 3 VPPT,  faalt het betoog ook overigens. 

4.5 Voorts stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.6 In artikel 3, eerste lid VPPT is bepaald dat de accountant er zorg voor draagt dat de accountantspraktijk waarbij hij werkzaam is of waaraan hij is verbonden, beschikt over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat is afgestemd op de aard, omvang en het belang van de opdrachten, niet zijnde opdrachten tot het uitvoeren van wettelijke controles en waarmee wordt voldaan aan het bepaalde bij en krachtens de Wet AA. Gelet op deze bepaling kan van betrokkene naar het oordeel van de Accountantskamer worden verlangd dat deze zorgt voor een voldoende stelsel van kwaliteitsbeheersing.

4.7 De toetsers hebben bij de hertoetsing van 4 september 2012 op de eerste plaats geconstateerd dat sprake is van tekortkomingen in de acceptatie en continuering van opdrachten.

4.7.1 Zo hebben zij in een dossier waar het ging om een bijzondere controleopdracht, een ondertekende opdrachtbevestiging aangetroffen welke ondertekening dateert van 6 augustus 2012 terwijl het onderzoeksrapport ruim voordien is uitgebracht, te weten op 31 mei 2012. In de opdrachtbevestiging waren voorts niet opgenomen de verantwoordelijkheden van de cliënt en het overeengekomen verspreidingsgebied van het eindproduct. Daarnaast bleek niet uit dit dossier dat de opdracht pas is aangenomen nadat betrokkene had vastgesteld dat is voldaan aan de VGC inzake het accepteren en continueren van opdrachten, aan de  Wet ter voorkoming van witwassen en financieren terrorisme (hierna: Wwft) en aan het Nader voorschrift controle en overige voorwaarden (hierna: NVCOS) 805. Ook was de risico-inschatting in het kader van de Wwft niet vastgelegd.

4.7.2 Voorts hebben de toetsers in een samenstellingsdossier dat een nieuwe samenstellingsopdracht betrof, geconstateerd dat uit het dossier niet af te leiden was of betrokkene, alvorens de opdracht te accepteren, onderzoek heeft gedaan naar de integriteit van de cliënt of heeft onderzocht of zijn deskundigheid en objectiviteit gewaarborgd zijn.

4.7.3 Uit de door de toetsers geconstateerde tekortkomingen inzake de acceptatie en continuering van de bijzondere controleopdracht blijkt dat niet kan worden vastgesteld dat de opdrachtvoorwaarden, de wederzijdse verantwoordelijkheden en het verspreidings-gebied van de opdracht voor partijen duidelijk waren.  Ook blijkt dat in het dossier van de samenstellingsopdracht niet is vastgelegd dat betrokkene heeft beoordeeld of er een bedreiging was wegens de integriteit van de cliënt of een bedreiging voor zijn objectiviteit en evenmin of hij beschikte over de voor de opdracht vereiste deskundigheid. Dit wijst er niet op dat betrokkene, zoals voorgeschreven is in de B1-210.3 VGC, mogelijke bedreigingen voor de integriteit of het professioneel gedrag heeft onderkend, dan wel maatregelen heeft genomen om een geconstateerde bedreiging weg te nemen of tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen.

4.7.4. Betrokkene heeft de bevindingen van de toetsers niet betwist. Gelet hierop en op al hetgeen door klager onderbouwd naar voren is gebracht heeft klager naar het oordeel van de Accountantskamer aannemelijk gemaakt dat betrokkene tekort geschoten is in de acceptatie en continuering van opdrachten.

4.8 Gelet hierop heeft betrokkene gehandeld in strijd met B1-210.3 VGC, artikel 13 NVAK-aav, artikelen 3 en 10,  NVCOS 210 en artikel 7 NVCOS 4410. Bovendien heeft betrokkene door het achterwege laten van cliëntenonderzoek, zoals ook is voorgeschreven in de Wwft, in strijd gehandeld met de rechtstreeks uit de VGC voortvloeiende verplichting de objectiviteit en integriteit te waarborgen alsook met het beginsel van professioneel gedrag door zich niet te houden aan voor hem relevante wetgeving.

4.9 Bij de hertoetsing hebben de toetsers eveneens tekortkomingen geconstateerd in de uitvoering en documentatie van werkzaamheden.

4.9.1 De toetsers hebben in het eerder vermelde dossier van de bijzondere controleopdracht tekortkomingen geconstateerd die met name te maken hebben met het ontbreken van vastleggingen van de werkzaamheden, het ontbreken van daarbij getrokken conclusies  en het ontbreken van stukken in het dossier. Zo heeft betrokkene slechts de opdrachtbevestiging, memo’s en rapportages en het uiteindelijke onderzoeksrapport  in het dossier opgenomen en is daarin over de uitvoering van de opdracht en de daaraan ten grondslag liggende informatie onvoldoende opgenomen. In het dossier zijn geen vastleggingen aangetroffen waaruit blijkt dat de risico’s van een afwijking van materieel belang zijn onderkend en ingeschat en dat deze als basis hebben gediend bij het opzetten en uitvoeren van controlewerkzaamheden. Uit het dossier blijkt niet dat adequate, gegevensgerichte controles zijn opgezet en uitgevoerd op de (geselecteerde) posten, dat cijferanalyses zijn opgezet of dat aan het eind van de opdracht is geëvalueerd of de uitkomsten van dergelijke analyses een aanwijzing vormen voor een risico dat eerder niet is onderkend. Ook blijkt uit de vastleggingen niet dat toereikende controle-informatie is verkregen met betrekking tot de continuïteit en blijkt niet dat bij de opdracht de kwaliteitsbeheersingsprocedures zijn geïmplementeerd die in NV COS 220 zijn voorgeschreven. Voorts zijn aspecten van kwaliteitsbeheersing op dossierniveau, zoals het opstellen van een schriftelijke rapportage waarin aandacht wordt gegeven aan mogelijke bedreigingen voor de onafhankelijkheid en de gevolgen daarvan voor de acceptatie en continuering van relaties met cliënten en de uitvoering van controleopdrachten, onvoldoende gebleken en is het oordeel van betrokkenen over de bestudeerde stukken niet tot uitdrukking gebracht in een schriftelijke verklaring die voldoet aan de vereisten die NV COS 700 daaraan stelt.

4.9.2 In een dossier waarin een beoordelingsopdracht is uitgevoerd zijn geen werkzaamheden vastgelegd ten aanzien van de waardering van de goodwill, terwijl deze waardering van belang is gelet op de beperkte winst van de cliënt. Evenmin zijn vastleggingen aangetroffen van de aandacht die aan gebeurtenissen van na balansdatum moet zijn besteed.

4.9.3 In een dossier waarin een samenstellingsopdracht is uitgevoerd hebben de toetsers erop gewezen dat geen werkzaamheden zijn verricht ten aanzien van de voorraad. Zij hebben geconstateerd dat deze post al jaren constant is terwijl in het dossier is opgemerkt dat het vermoeden bestaat dat de voorraad is afgenomen. Klager voegt daar aan toe dat betrokkene naar aanleiding van die opmerking geen nadere werkzaamheden heeft verricht en de post onveranderd in de jaarstukken heeft opgenomen. Uit dat dossier blijkt ook, gelet op de termijn waarop de jaarrekening over 2010 is uitgebracht, te weten in juli 2012, onvoldoende zichtbaar aandacht is besteed aan gebeurtenissen na balansdatum. Verder ontbreken vastleggingen over de continuïteit van de onderneming, terwijl daar wel aanleiding toe bestond.

4.9.4 In het andere dossier waarin een samenstellingsopdracht is uitgevoerd, ontbraken specificaties en documenten inzake de liquide middelen en overeenkomsten met bankiers en lang- en kortlopende gedeelten van langlopende schulden. Posten uit de balans en de elementen uit de winst- en verliesrekening zijn volgens de toetsers uiterst beperkt gedocumenteerd.

4.9.5 Voor alle getoetste dossiers geldt volgens klager dat geen bevestiging van de cliënt bij de jaarstukken is ontvangen.

4.9.6  Betrokkene heeft een en ander niet of niet gemotiveerd betwist. Hij verkeerde in de veronderstelling, zo heeft hij naar voren gebracht dat, omdat zijn praktijk zo gering was, de werkzaamheden die hij uitvoerde, voldoende duidelijk bleken uit de dossiers en de vastleggingen. Voorts heeft hij naar voren gebracht dat het hem vanwege eerder genoemde persoonlijke omstandigheden ook aan voldoende voorbereidingstijd heeft ontbroken.

4.10 Gelet op al hetgeen door klager onderbouwd naar voren is gebracht en gelet op het verweer,  heeft klager naar het oordeel van de Accountantskamer aannemelijk gemaakt dat betrokkene tekort geschoten is in de uitvoering en documentatie van de werkzaamheden. Hierbij geldt dat een dossier van cruciaal belang is om inzichtelijk te maken welke werkzaamheden reeds zijn verricht en of deze zijn verricht in overeenstemming met de voor de uitvoering van een opdracht, dan wel de afgifte van een rapport of samenstellingsverklaring, geldende vereisten. Betrokkene heeft daar niet aan voldaan. Daarnaast is van groot maatschappelijk belang dat een accountant zijn werkzaamheden zorgvuldig uitvoert. De vastgestelde materiële tekortkomingen in de dossiers zijn daarmee niet te rijmen. In de dossiers zijn de verrichte werkzaamheden en de informatie waarop de verklaring is gebaseerd onvoldoende terug te vinden. Vastleggingen zijn  summier en er is nauwelijks ondersteunende informatie in het dossier opgenomen. Uit het dossier van de bijzondere controleopdracht blijkt uit de vastleggingen onvoldoende dat de opdracht in overeenstemming met de vereisten die daaraan worden gesteld, is verricht. Er zijn onvoldoende vastleggingen aangetroffen over de werkzaamheden die door betrokkene zijn verricht. In strijd met geldende regels is geen bevestiging bij de jaarstukken gevraagd of ontvangen. In het dossier van de beoordelingsopdracht ontbreken vastleggingen waaruit blijkt dat aandacht is besteed aan gebeurtenissen van na de balansdatum. Van een deugdelijke uitvoering en documentatie van de werkzaamheden was in zoverre derhalve geen sprake.  

4.11 Gelet hierop heeft betrokkene gehandeld in strijd met artikel 8, eerste lid, 10 en 11  NVAK-aav, randnummer 8 en 9 NVCOS 230, randnummer 21 NVCOS 2400, randnummers 17 en 24 NVCOS 220 en de randnummers 10, 11, 15 en 16 NVCOS 4410.

4.12 Daarnaast hebben de toetsers tekortkomingen geconstateerd in de door betrokkene uitgebrachte rapporteringen, welke tekortkomingen niet, althans onvoldoende onderbouwd door betrokkene zijn weersproken.

4.12.1 Zo is bij de hertoetsing gebleken dat betrokkene in een van de samenstellingsdossiers, ondanks de weinig gunstige financiële positie van de cliënt, geen overweging in de jaarstukken heeft opgenomen over de continuïteit van de cliënt.  In het tweede getoetste samenstellingsdossier waren de (ondertekende) jaarstukken afgedrukt op blanco papier en ontbraken op de pagina van de verklaring de adresgegevens van de accountant. 

4.13 In het licht van het deskundigheids- en zorgvuldigheidsbeginsel dienen ook de bepalingen in NVCOS 4410 ten aanzien van het samenstellen van financiële overzichten en het daarbij uitbrengen van een samenstellingsverklaring te worden beschouwd. Een samenstellingsverklaring wordt door de accountant uitgebracht indien hij toestaat dat zijn betrokkenheid bij een door hem samengesteld financieel overzicht aan een derde partij kenbaar wordt gemaakt, zo blijkt uit het onder randnummer 6 van de NVCOS 4410 gestelde. Aan een samenstellingsverklaring wordt grote waarde gehecht in het maatschappelijk verkeer. Aan deze verklaring is daarom een groot aantal formele vereisten verbonden. Deze vereisten zijn opgenomen in het gestelde onder randnummer 18 van de NVCOS 4410.

4.14 De geconstateerde tekortkomingen hebben betrekking op de kern van het werk van een accountant, te weten het uitbrengen van jaarrekeningen en verklaringen, waaraan door derden in het maatschappelijk verkeer waarde kan worden gehecht. Gelet op het vorenstaande heeft betrokkene gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van deskundigheid en zorgvuldigheid, de artikelen 10 en 11 van de NVAK-aav en randnummers 10 tot 16 A NVCOS 4410.

4.15 Gezien de aard en de omvang van de hiervoor vastgestelde tekortkomingen,  waarvoor betrokkene gezien artikel B1-291.2 VGC verantwoordelijk is, moet worden geoordeeld dat de accountantspraktijk niet beschikte over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de gestelde normen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de VPPT die zijn neergelegd in de hiervoor aangehaalde voorschriften van de VGC, de NVAK-aav, NVAK-ass en NVCOS.

4.16 Van omstandigheden die meebrengen dat betrokkene van het niet naleven van alle hiervoor vermelde verordeningen en nadere voorschriften geen of maar een gering verwijt kan worden gemaakt, is niet gebleken. Betrokkene moet in het bijzonder worden aangerekend dat hij ook nog ten tijde van de hertoetsing in vergaande mate het stelsel van kwaliteitsbeheersing niet op orde had en wel zodanig dat de situatie waarin de praktijk zich bevindt, zeer zorgelijk is. Het niet naleven van de verordeningen en nadere voorschriften die (onder meer) de kwaliteit van de beroepsuitoefening door de accountants-administratieconsulenten beogen te bewaken, levert naar het oordeel van de Accountantskamer, gelet op het maatschappelijk belang dat met de naleving gemoeid is, een overtreding op van de voor iedere accountant geldende fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en van professioneel gedrag.

4.17 Voorts is bij de behandeling van de klacht ter zitting niet gebleken dat het kantoor inmiddels wel beschikte over een stelsel van kwaliteitsbeheersing dat voldoet aan de daarvoor geldende normen. Daarnaast lijkt betrokkene, die naar voren heeft gebracht dat onvoldoende rekening is gehouden met de grootte van zijn kantoor en dat hij zijn eigen manier van vastlegging in dossiers aanhoudt, zich niet te realiseren dat zijn kantoor vanwege het uitvoeren van twee assurance-opdrachten onderworpen is aan de gehele regelgeving daaromtrent. Noch lijkt betrokkene het belang van een en ander in te zien, gelet op zijn uitschrijving als accountant vanwege door hem ervaren onrechtmatige bejegening door zijn beroepsorganisatie.  

4.18 Om al het vorenstaande acht de Accountantskamer de in artikel 2, eerste lid, sub e. Wtra bedoelde maatregel van doorhaling passend en geboden. De Accountantskamer zal bepalen dat betrokkene zich binnen een periode van twee jaren na de datum van ingang van de doorhaling niet opnieuw in het register kan doen inschrijven.

4.19 Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5. Beslissing

De Accountantskamer:

·         verklaart de klacht gegrond in voege als hiervoor omschreven;

·         legt ter zake de maatregel op van doorhaling van de inschrijving van de accountant in de registers als bedoeld in artikel 2, eerste lid onder e. Wtra. Deze doorhaling gaat in op de tweede dag volgend op de dag waarop deze beslissing onherroepelijk is geworden èn de voorzitter van de Accountantskamer een last tot tenuitvoerlegging heeft uitgevaardigd;

·           bepaalt de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in de registers kan worden ingeschreven op twee jaar;

·         verstaat dat de AFM en de voorzitter van de Nba, na het onherroepelijk worden van deze uitspraak en de uitvaardiging van een last tot tenuitvoerlegging ervan door de voorzitter van de Accountantskamer, zorgen voor opname van deze tuchtrechtelijke maatregel in de registers voor zover betrokkene daarin is of was ingeschreven.

Aldus beslist door mr. M.J. van Lee, voorzitter, mrs. E.F. Smeele en R.P. van Eerde (rechterlijke leden) en drs. E.J.F.A. de Haas RA en J. Maan AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. G.A. Genee, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 11 november 2013.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                            voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klager en betrokkenetegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.