ECLI:NL:TACAKN:2013:35 Accountantskamer Zwolle 12/2246 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2013:35
Datum uitspraak: 06-09-2013
Datum publicatie: 09-09-2013
Zaaknummer(s): 12/2246 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht niet-ontvankelijk
  • Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Niet ontvankelijk wegens termijnoverschrijding 3 jaar. Belangenverstrengeling.

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 12/2246 Wtra AK van 6 september 2013 van

            X ,

wonende te [woonplaats],

K L A G E R ,

t e g e n

Y ,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaaats],

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-         het op 30 oktober 2012 ingekomen klaagschrift van 22 oktober 2012, met bijlagen;

-         de op 5 februari 2013 ingekomen brief van klager van 1 februari 2013, met bijlagen;

-         het op 7 februari 2013 ingekomen verweerschrift van 5 februari 2013, met bijlagen;

-         de op 3 april 2013 ingekomen brief van klager van 2 april 2013, met bijlagen;

-         de op 10 april 2013 ingekomen brief van betrokkene van 9 april 2013, met bijlagen.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 19 april 2013 waar zijn verschenen klager in persoon en betrokkene in persoon.

1.3 Klager en betrokkene hebben bij gelegenheid van genoemde zitting hun standpunten toegelicht (klager aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) en geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Klager is in 1990 een schoonmaakbedrijf begonnen in de vorm van een eenmanszaak. Later is deze omgezet in een vennootschap onder firma, te weten A Schoonmaakbedrijf (hierna: het schoonmaakbedrijf). De administratie van het bedrijf werd tot en met 1995 verwerkt door een bevriende accountant. Na 1995 werden deze werkzaamheden verricht door (het kantoor van) betrokkene. In 1999 heeft klager naast het schoonmaakbedrijf een beveiligingsbedrijf opgezet, te weten A Beveiligingsbedrijf (hierna: het beveiligingsbedrijf). Vanwege de groei van beide bedrijven heeft klager besloten het schoonmaakbedrijf te verkopen.

2.2 Betrokkene heeft geadviseerd bij de verkoop van het schoonmaakbedrijf. Betrokkene heeft klager in contact gebracht met een potentiële koper, te weten B & Zn Schoonmaakonderneming B.V. (hierna: B) te [plaats]. Betrokkene verzorgde voor dit bedrijf de administratie en boekhouding. Daarnaast was betrokkene 50% aandeelhouder in dit bedrijf.

2.3 Per 1 januari 2004 zijn klager (middels X Holding B.V.) en B (middels B Holding B.V.) een samenwerking aangegaan in de nieuw opgerichte vennootschap B A B.V. De afspraken werden vastgelegd in een samenwerkingsmemorandum. Beiden hielden 50% van de aandelen in deze nieuwe vennootschap. B had het eerste recht van koop op de aandelen van klager.

2.4 Betrokkene heeft een opdrachtbevestiging, gedateerd 2 februari 2004, aan B A B.V. gezonden. Hierin is vermeld:

“ Deze brief is bedoeld om de voorwaarden van de aan ons verstrekte opdracht vast te leggen.

U heeft ons opdracht gegeven, in het belang van en op verzoek van [klager], toezicht te houden op de intern te verrichten administratieve werkzaamheden binnen vennootschap B A B.V. en periodiek verslag te doen van de uitkomst van onze werkzaamheden. Voor de goede orde en om misverstanden te voorkomen leggen wij de voorwaarden voor en de doelstelling van de aan ons verstrekte opdracht hieronder schriftelijk vast alsmede de aard en de beperkingen van onze werkzaamheden.

Opdracht

Gezien het indirecte financiële belang van de heer Y, verantwoordelijk accountant binnen Accountantskantoor Y, in de vennootschap, is het niet mogelijk op te treden als openbaar accountant. Hiervan bent u ook tevens in een persoonlijk gesprek op de hoogte gebracht.

Ondanks deze beperking zullen wij, op uw uitdrukkelijke verzoek, bovengenoemde werkzaamheden verrichten ten behoeve van de vennootschap tot het moment dat er een externe accountant is aangesteld. (…). ”

2.5 In reactie op een brief van klager van 12 juli 2005 heeft betrokkene bij brief van 15 juli 2005 aan klager meegedeeld de accountantswerkzaamheden voor A Beveiliging B.V. met terugwerkende kracht, met ingang van 1 juli 2005 te beëindigen.

2.6 Klager heeft eind 2008/begin 2009 aan betrokkene meegedeeld in 2009 uitgekocht te willen worden en geen aandeelhouder meer te willen zijn van B A B.V.

2.7 Na diverse correspondentie tussen de advocaten van klager en B Holding B.V., zijn de door klager via X Holding B.V. in B A B.V. gehouden aandelen op 14 december 2010 voor een bedrag van € 70.000,-- geleverd aan B Holding B.V.

3. De klacht

3.1 Ten grondslag aan de door klager ingediende klacht ligt, zoals blijkt uit het klaagschrift en de daarop door klager gegeven toelichting, het verwijt dat betrokkene meerdere belangen diende, hetgeen invloed had op zijn integriteit ten aanzien van de verkoop van de aandelen van klager in B A B.V.

4. De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1 Op grond van artikel 51 Wet op de Accountants-administratieconsulenten (oud; hierna: Wet AA) en sinds 1 januari 2013 op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab)is de accountant-administratieconsulent bij het beroepsmatig handelen respectievelijk ten aanzien van zijn beroepsuitoefening onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet AA respectievelijk Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.2 Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft, moet, nu dit plaats had na 17 januari 2007, aan de sinds deze datum vigerende Verordening Gedragscode AA’s (hierna: VGC) en daarvan in het bijzonder het (voor alle accountants geldende) deel A en het (voor openbaar accountants geldende) deel B1.

4.3 Daarnaast stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4 Klager heeft ter onderbouwing van zijn klacht aangevoerd dat het opvallend is dat in het jaar waarin hij uitgekocht wilde worden de omzet in één jaar plotseling daalde met meer dan € 300.000,--, terwijl in de vijf voorgaande jaren de omzet telkens steeg met ongeveer € 100.000,-- per jaar. Er is sprake van een absolute belangenverstrengeling aangezien betrokkene zowel grootaandeelhouder als accountant was voor zowel B & Zn Schoonmaakonderneming B.V. als B A B.V.

4.5 De Accountantskamer stelt voorop dat i ngevolge artikel 22 lid 1 Wtra een klacht niet in behandeling wordt genomen indien tussen het moment van het verweten handelen of nalaten en het moment van indiening van de klacht een periode van zes jaar is verstreken. Ook kan geen klacht meer worden ingediend indien op het moment van indienen van de klacht drie jaren zijn verstreken nadat het verweten handelen of nalaten is geconstateerd.

4.5.1 Vastgesteld moet worden dat klager in de zomer van 2003, bij de gesprekken met B over de start van de nieuw op te richten gezamenlijke vennootschap, bekend is geworden met het feit dat betrokkene 50% van de aandelen in B hield. Vanaf dat moment was het klager derhalve bekend dat betrokkene ook als (middellijk) aandeelhouder betrokken zou zijn bij de nieuw op te richten vennootschap en als zodanig een dubbelrol zou vervullen door tevens accountant te zijn voor de vennootschappen. Dat klager de rol van betrokkene eerst als problematisch is gaan ervaren op het moment dat hij zijn aandelen in B A B.V. wilde verkopen en de mogelijke gevolgen van het eerdere handelen van betrokkene pas toen door hem onder ogen werden gezien, doet er niet aan af dat klager op het moment dat hij zijn klacht bij de Accountantskamer indiende, op 30 oktober 2012, al meer dan drie jaar met dit handelen bekend was. Die conclusie brengt met zich dat klager te laat is met het indienen van de klacht voor zover deze ziet op de gestelde belangenverstrengeling, zodat de klacht in zoverre niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

4.5.2 Voor zover de klacht ziet op de handelwijze van betrokkene bij dan wel voorafgaand aan de verkoop van de aandelen, in de periode ná 30 oktober 2009, minder dan drie jaar voor indiening van de klacht bij de Accountantskamer, is deze ongegrond. Uit de opdrachtbevestiging van 2 februari 2004 blijkt immers dat betrokkene uitsluitend toezicht zou houden op de intern te verrichten administratieve werkzaamheden binnen vennootschap B A B.V. en hiervan periodiek verslag zou doen. Vanwege zijn indirecte financiële belang in de vennootschap achtte betrokkene het niet mogelijk op te treden als openbaar accountant. Van de gestelde dubbelrol van betrokkene is dan ook geen sprake. Ook overigens zijn onvoldoende feiten en omstandigheden door klager gesteld om in casu aan te nemen dat betrokkene de fundamentele beginselen van objectiviteit en / of van integriteit zou hebben geschonden.

4.6 Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5. Beslissing

De Accountantskamer verklaart de klacht in alle onderdelen niet-ontvankelijk dan wel ongegrond, zoals hiervoor aangegeven.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mrs. E.W. Akkerman en E.F. Smeele (rechterlijke leden) en S.L.J. Graafsma RA en J. Maan AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. M.H.B. Boksebeld, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 6 september 2013.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                             voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klager en betrokkenedan wel de voorzitter van de Nba tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021,

2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.