ECLI:NL:TACAKN:2013:33 Accountantskamer Zwolle 12/2439 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2013:33
Datum uitspraak: 06-09-2013
Datum publicatie: 09-09-2013
Zaaknummer(s): 12/2439 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen:
  • Klacht niet-ontvankelijk
  • Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen het accountantskantoor van de betrokken accountant is niet-ontvankelijk. Klacht tegen betrokkene over het wijzigen van de tenaamstelling van de facturen is ongegrond gezien de tussen partijen geldende algemene voorwaarden. Onjuist inlichten tijdens investeringsonderhandelingen niet aannemelijk geworden; klacht daarover is ongegrond.

ACCOUNTANTSKAMER

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 12/2439 Wtra AK van 6 september 2013 van

            X1 BEHEER B.V., hierna te noemen: klaagster 1,

gevestigd te [plaats],

X2 BEHEER B.V. , hierna te noemen: klaagster 2,

gevestigd te [plaats],

gezamenlijk te noemen

K L A A G S T E R S ,

raadsman: mr. R.A.C.M. van Dijk,

t e g e n

Y1 B.V. , hierna te noemen: betrokkene 1,

gevestigd te [plaats],

Y2 , hierna te noemen: betrokkene 2,

accountant-administratieconsulent,

kantoorhoudende te [plaats],

gezamenlijk te noemen

B E T R O K K E N E N ,

raadsman: mr. F. van der Woude.

1. Het verloop van de procedure

1.1 De Accountantskamer heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

-         het op 19 november 2012 ingekomen klaagschrift van 14 november 2012, met bijlagen;

-         de op 20 december 2012 ingekomen brief van 18 december 2012 van klaagsters, met bijlagen;

-         het op 14 februari 2013 ingekomen verweerschrift van 13 februari 2013, met bijlagen.

1.2 De Accountantskamer heeft de klacht behandeld ter openbare zitting van 5 april 2013 waar zijn verschenen: namens klaagsters de heer X1, vergezeld van de heer A en bijgestaan door zijn raadsman mr. R.A.C.M. van Dijk, en betrokkene 2 in persoon, bijgestaan door mr. A.E. Krispijn, kantoorgenote van betrokkenes raadsman.

1.3 Klaagsters en betrokkenen hebben op deze zitting hun standpunten doen toelichten (aan de hand van pleitaantekeningen, die aan de Accountantskamer zijn overgelegd) respectievelijk toegelicht en doen antwoorden respectievelijk geantwoord op vragen van de Accountantskamer.

2. De vaststaande feiten

Op grond van de inhoud van de gedingstukken en aan de hand van het verhandelde ter zitting stelt de Accountantskamer het volgende vast.

2.1 Betrokkene 1 verrichtte sinds [datum] werkzaamheden voor zowel klaagster 2 als haar dochtervennootschappen Hotel X2 B.V. (hierna: Hotel B.V.) en Royal Business X2 B.V. (hierna: Business B.V.; hierna gezamenlijk te noemen: de X2groep). Hotel B.V. exploiteerde een restaurant en een hotel. De heer B (hierna: B) was (tot [datum]) enig eigenaar en enig bestuurder van klaagster 2. Bij brief van

19 september 2005 aan klaagster 2 heeft betrokkene 2 namens betrokkene 1 de opdracht bevestigd. De bevestiging werd namens klaagster 2 door B ondertekend. In de opdrachtbevestiging is vermeld:

“Geachte heer B,

Hierbij bevestigen wij de door u aan Y1 Accountants en Belastingadviseurs verstrekte opdracht tot het samenstellen van de jaarrekening van [klaagster 2] te [plaats]. De inhoud en de wijze van uitvoering van deze opdracht zijn in het verleden reeds met u besproken. Deze brief dient ter bevestiging hiervan.

1. Aard en inhoud van de opdracht

Een samenstellingsopdracht houdt in dat wij op basis van gegevens die door u worden verstrekt, een jaarrekening met daarbij behorende overige gegevens zullen samenstellen welke voldoet aan de voor de jaarrekeningen van uw vennootschap geldende wettelijke eisen (zoals opgenomen in Titel 9 van Boek van het Burgerlijk Wetboek). Deze opdracht is aangegaan voor onbepaalde tijd en zal na afloop van enig verslagjaar stilzwijgend overgaan op het volgende verslagjaar, tenzij de opdracht wordt gewijzigd, vervangen of beëindigd. (…).

6. Beperkingen

(…).

Als accountants zijn wij in de uitoefening van onze functie gebonden aan gedrags- en beroepsregels. Een exemplaar van deze gedrags- en beroepsregels is op verzoek beschikbaar. Op deze opdracht zijn tevens onze algemene leverings- en betalingsvoorwaarden van toepassing. Een exemplaar treft u als bijlage aan.

(…).”

De facturen voor de door betrokkenen verrichte werkzaamheden werden op verzoek van klaagster 2 in rekening gebracht bij Hotel B.V.

2.2 In de zomer van 2011 ging de X2groep vanwege haar slechte financiële positie op zoek naar een investeerder. In oktober/november 2011 vonden besprekingen plaats tussen B en de heer X1 (hierna: X1), eigenaar en bestuurder van klaagster 1, aangaande participatie door klaagster 1 in klaagster 2. Beoogd werd dat klaagster 2 restaurantruimte zou gaan verhuren aan Hotel B.V. Betrokkene 2 is bij - enkele - gesprekken daarover aanwezig geweest. X1 werd bijgestaan door de heer A (hierna: A), een (voormalig) registeraccountant. Als accountant van de X2groep heeft betrokkene 2 informatie aan klaagster 1 en A verstrekt aangaande de financiële situatie van de X2groep. Bij e-mail van 23 augustus 2011 heeft betrokkene 2 de cijfers van de X2groep per eind maart 2011 aan A gezonden. A heeft naar aanleiding van deze informatie bij e-mail van 24 augustus 2011 aan betrokkene 2 een aantal vragen gesteld. Betrokkene 2 heeft deze vragen bij e-mail van 25 augustus 2011 beantwoord als volgt:

“Onderstaand zal ik zo goed mogelijk ingaan op je vragen. Voor de duidelijkheid hanteer ik jouw stukje tekst als basis:

1. Is de debiteurenvordering van 155 K voor 100% courant. Uitgaande van het feit dat een aanzienlijk deel van de omzet nagenoeg contant wordt afgerekend spreken we hier over erg lange betalingstermijnen waarbij het de vraag is of geen voorziening voor mogelijke oninbaarheid moet worden gehanteerd. Er is nu een voorziening opgenomen van € 35.955 voor een aantal oude posten. Het bedrag wat je ziet is het saldo na voorziening. Bij de jaarrekening 2010 is de debiteurenlijst met [voornaam] doorgenomen en in overleg is de voorziening gevormd. In de tussentijdse cijfers is geen nieuwe beoordeling meegenomen maar is de oude voorziening gehandhaafd. De overige niet voorziene posten zouden allemaal binnen moeten komen. Traditioneel heeft X2 een hoge debiteurenstand. Dat komt door een klantvriendelijk beleid, catering, partijen en evenementen, zakelijke klanten die meestal wel op rekening gaan en misschien een niet te strikt incassobeleid. Advies is op een Transactiedatum (definitie jouw bekend?) een vaststelling alsdan te doen.

2. Onder de liquide middelen is een aanzienlijk deel kasgeld begrepen. Het is nauwelijks voorstelbaar dat gezien de grote druk op de liquiditeit zulke grote bedragen in kas worden gehouden. De vraag is derhalve in hoeverre is het nu gepresenteerde kasgeld realistisch. Ik kan me de vraag helemaal voorstellen c.q. je gedachten zouden de mijne kunnen zijn. Nu is het zo dat de kas bij X2 primair [voornaam]’s domein is. Ik sluit niet uit dat hierin niet alles is verwerkt omdat privé-zaken er soms doorheen lopen. Aan de andere kant is het zo dat waar liquiditeitsdruk groot is je wel eens wat achter de hand moet houden. Of dat een werkelijke verklaring is, weet ik zo niet. [voornaam] kan daar uitsluitsel over geven. Er zit volgens de administratie overigens wel beweging in. Administratieve saldo's ter illustratie:

Kas 31-3-2011 € 49.614

Kas 30-4-2011 € 26.000

Kas 31-7-2011 €53.641

Advies ook hier: tellen op transactiedatum.

3. Is onder de post overlopende passiva een voorziening vakantiegeldreserve opgenomen? Het hiermede al dan niet rekening houden is van belang gezien het feit dat deze waarschijnlijk in de maand mei / juni daadwerkelijk uitgekeerd dient te worden. Opgenomen onder de overlopende passiva is een voorziening vakantiegeld per 31-3-2011 € 37.524. Tevens een reservering opgenomen voor loonkosten periode 4 (is 28-3 tm 31-3)

4. In de resultatenrekening vallen een aantal posten op, te weten:

- kosten energie € 5.417,= (v.j. € 104.776,=)

- fors lagere exploitatiekosten

- lagere kantoorkosten, autokosten e.d.

De vraag komt dan ook op of in de cijfers per 31 maart voldoende rekening is

gehouden met overlopende passiva?

Nadere toelichting:

·         Overige personeelskosten, betreft met name uitzendkrachten die bij catering worden ingezet (is pas vanaf mei/juni)

·         Huisvestingskosten: in de energiekosten zit een negatieve afrekening van Dong Energy van in totaal € 14.438. Deze overloop is in 2010 niet meegenomen. Dus eigenlijk waren de kosten in 2010 lager, maar dat komt in het eerste kwartaal 2011 pas naar voor.

·         Exploitatiekosten: dit zijn grotendeels omzetgerelateerde/variabele kosten. Wasserijkosten 2011 zijn de nota's van januari tm maart, echter de hoogte van de maandbedragen varieert, waardoor 2010 op jaarbasis hoger uitkomt.

·         Kantoorkosten tot en met maart zijn € 14.499, op jaarbasis is dit ongeveer € 58.000. In 2010 waren de kosten € 61.214 dus dat is ongeveer gelijk.

·         Autokosten: in oktober 2010 is er een bus uit de lease gegaan. De kosten in 2010 bedroegen hiervan € 8253. Zonder leasekosten van deze bus zouden de kosten in 2010 ongeveer € 20.000 zijn. Als de kosten tot en met maart doorgetrokken worden op jaarbasis zou er ongeveer hetzelfde bedrag uit komen.

·         Verkoopkosten: in 2011 met name lage reclame advertentiekosten deze zijn variabel en geen mutatie voorziening dubieuze debiteuren zie hierboven.

·         Algemene kosten: in 2011 lagere incassokosten en boetes

Er is dus wel zo goed mogelijk rekening gehouden met overlopende posten, maar afwijkingen en onvoorziene zaken kunnen zoals altijd voorkomen. Inschattingen zijn bijvoorbeeld aanwezig in voorraden en debiteurenwaardering.

Bovenvermelde opmerkingen kunnen van invloed zijn op de werkelijke liquiditeitspositie.

Indien je bovenstaande opstelling zou kunnen actualiseren geeft me dit meer gevoel om de vraag te kunnen beantwoorden hoeveel nodig is om op dit moment de liquiditeitsproblemen te kunnen oplossen. Als ik jouw bovenstaande opstelling zie, dan is dit een globale benadering op basis van de cijfers per 31-3. Ik weet dat je gevraagd had om cijfers per 30-6, maar dat zou dan ook nog een benadering geweest zijn. De enig juiste manier om vast te stellen waar we nu staan is nu te kijken naar de behoefte van vandaag. Zo denk ik dat de belastingpositie qua achterstand groter is geworden maar de crediteurenpositie wellicht niet. Het vakantiegeld zal betaald zijn. Mijn advies is concreet te kijken waar welke achterstand zit, welke verplichtingen (aflossingen, rente) er aan zitten te komen en of er na injectie voldoende werkkapitaal overblijft. (buiten de uitkoop van C en consorten) Vanuit hier is dat niet mogelijk. Dat zullen we al of niet samen bij [voornaam] moeten doen. Het is niet reëel te veronderstellen dat de debiteurenpositie snel teruggedrongen kan worden. Aan de andere kant zal nog steeds sprake zijn van enig leverancierskrediet en kunnen we met de fiscus mogelijk wat vriendelijkere afspraken (uitspreiden) maken mits we wat aan kunnen bieden. Ik sluit niet uit dat het benodigd bedrag wat je berekend hebt voldoende is, mits zaken gekanaliseerd kunnen worden.

We zijn graag bereid nadere informatie te verschaffen. [voornaam] heeft ons toestemming gegeven de inhoud van het dossier zonder restricties met jou te delen. Ik hoor graag waar ik je verder mee kan helpen of welke acties van [voornaam] je verder wenst.”

2.3 Bij e-mail van 1 september 2011 deelde A aan B mee:

“De behoefte aan financiële middelen begint me inmiddels wat duidelijker te worden. Met een injectie van 600 k zul je het niet redden. Ik heb [voornaam] en ook [voornaam] aangegeven dat ze rekening moeten houden met een substantieel ander bedrag. Hierover laten beiden inmiddels hun gedachten gaan.”

Daarnaast heeft A nog aanvullende vragen aan B gesteld.

2.4 Bij e-mail van 20 oktober 2011 heeft betrokkene 2 aan de heer D (hierna: D) van de Rabobank, de bankier van de X2groep, medegedeeld dat die dag een overeenkomst was getekend tussen klaagster 1 en klaagster 2 inhoudende een samenwerking in de vorm van een participatie met aanvullende financiering. Betrokkene 2 heeft de grote lijnen van de overeenkomst in de mail opgenomen en een kopie van de overeenkomst meegezonden.

2.5 Vanaf 17 november 2011 is klaagster 1 via Stichting Administratiekantoor X2 Beheer (hierna: de Stichting) mede-eigenaar van klaagster 2. B bleef bestuurder van klaagster 2. Het bestuur van de Stichting werd gevormd door B en X1. A werd voorzitter van de Stichting.

2.6 Op 1 januari 2012 had klaagster 2 een betalingsachterstand bij betrokkene 1 van

€ 33.414,-. Ter vervanging van de eerder aan Hotel B.V. gezonden facturen heeft betrokkene de openstaande facturen met een aldus gewijzigde tenaamstelling aan klaagster 2 gezonden. Vanaf 1 januari 2012 zijn de facturen rechtstreeks aan klaagster 2 gezonden.

2.7 Bij e-mail van 2 februari 2012 heeft betrokkene 2 de conceptcijfers 2011 en de prognoses 2012, na deze met A te hebben besproken, aan D toegezonden.

2.8 Bij e-mail aan B, X1 en A van 29 februari 2012 heeft betrokkene 2 opnieuw aandacht gevraagd voor de achterblijvende betaling van de facturen. X1 heeft daarop op 9 maart 2012 via zijn vennootschap E een bedrag van € 6.000,- aan betrokkene 1 voldaan.

2.9 Bij brief van 5 juni 2012 heeft Hotel B.V. aan betrokkene 1 medegedeeld:

“Graag willen wij u informeren dat de naamstelling van onze facturen en brieven gewijzigd moet worden. X2 Beheer BV moet gewijzigd worden in Royal Business X2 BV. Deze wijziging is reeds ingegaan op 1 januari 2012. Daarnaast zijn er facturen verstuurd aan Hotel X2 BV, vanaf 1 januari, deze zien wij graag op naam van Royal Business X2 BV. Graag ontvangen wij nieuwe facturen.”

De brief is niet door B persoonlijk ondertekend. Betrokkene 2 heeft bij brief van 18 juni 2012 aan Hotel B.V. medegedeeld geen gehoor te zullen geven aan dit verzoek.

2.10 Betrokkene 2 heeft op 18 juni 2012 tevens een sommatiebrief aan klaagster 2 gezonden. Betrokkenen hebben deze brief op 26 juni 2012 retour ontvangen met een handgeschreven aantekening op de brief van mevrouw F:

“Hotel X2! Er is geen opdracht gegeven om op X2 Beheer te factureren. Dit dus aanpassen op Hotel X2!”.

Bij e-mail van diezelfde dag heeft betrokkene 2 aan B, X1 en A medegedeeld te blijven factureren aan klaagster 2.

2.11 Per brief van 27 juni 2012 heeft B een ‘verklaring omtrent declaraties Y1 afgegeven, inhoudende:

“Door ondertekening van deze brief verklaar en bevestig ik in min hoedanigheid van bevoegd directeur van X2 Beheer BV en haar dochtermaatschappijen:

1. Dat X2 Beheer BV steeds opdrachtgever is geweest voor alle werkzaamheden die Y1 Accountants en Adviseurs heeft verricht voor X2 Beheer BV en haar dochtermaatschappijen Royal Business X2 BV en Hotel X2 BV.

2. Dat voor zover in het verleden sprake is geweest van facturering door Y1 Accountants en Adviseurs aan één of meer van de dochtermaatschappijen deze facturatie op mijn uitdrukkelijke verzoek was gericht aan bedoelde dochtermaatschappijen, waarbij X2 Beheer BV evenwel als opdrachtgever optrad.

3. Dat X2 Beheer BV het totaal van de vorderingen van Y1 Accountants en Adviseurs, laatstelijk blijkende uit de door X2 Beheer BV van Y1 Accountants en Adviseurs ontvangen sommatie van 18 juni 2012, betrekking hebbende op een openstaand saldo van € 37.496,87, exclusief kosten van invordering, volledig erkent.”

2.12 Op 17 juli 2012 zijn Hotel B.V. en Business B.V. gefailleerd. Klaagster 1 is sedertdien enig bestuurder van klaagster 2.

3. De klacht

3.1 Ten grondslag aan de door klaagsters ingediende klacht liggen, zoals blijkt uit het klaagschrift en de daarop namens klaagsters gegeven toelichting, de volgende verwijten:

        I.      Betrokkenen hebben klachtwaardig gehandeld bij de facturering van de door betrokkenen vanaf september 2011 verrichtte werkzaamheden, door deze facturen valselijk op te stellen en ten name van klaagster 2 te stellen;

     II.      Betrokkenen hebben klachtwaardig gehandeld in het kader van de onderhandelingen over de investering van klaagster 1 in klaagster 2, in die zin dat betrokkenen klaagster 1 onjuist hebben voorgelicht.

3.2 Volgens klaagsters hebben betrokkenen aldus gehandeld in strijd met de fundamentele beginselen van integriteit, objectiviteit, deskundigheid en zorgvuldigheid, geheimhouding en professioneel gedrag, een en ander als bedoeld in artikel A-100.4 van de Verordening Gedragscode (AA’s) (hierna de VGC).

4. De gronden van de beslissing

Omtrent de klacht en het daartegen gevoerde verweer overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.1 Op grond van artikel 51 Wet op de Accountants-administratieconsulenten (oud, hierna: Wet AA) en sinds 1 januari 2013 op grond van artikel 42 van de Wet op het accountantsberoep (hierna: Wab)is de accountant-administratieconsulent bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens de Wet AA respectievelijk Wab bepaalde en ter zake van enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

4.1.1 Vastgesteld moet worden dat klaagsters hun klacht zowel hebben gericht tegen de betrokken accountant-administratieconsulent als tegen het accountantskantoor waarbij hij partner is. Gelet op het bepaalde in artikel 51 Wet AA kan een klacht echter uitsluitend tegen een individuele accountant-administratieconsulent worden gericht en niet tegen diens kantoor. Voor zover de klacht is gericht tegen betrokkene 1 is deze dan ook niet-ontvankelijk.

4.2 Voor zover de klacht is gericht tegen betrokkene 2 overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.2.1 Het handelen en/of nalaten waarop de klacht betrekking heeft, moet, nu dit plaats had na 17 januari 2007, worden getoetst aan de sinds deze datum vigerende VGC en daarvan in het bijzonder het (voor alle accountants geldende) deel A en het (voor openbaar accountants geldende) deel B1.

4.3 Daarnaast stelt de Accountantskamer voorop dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan klaagsters is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van (gemotiveerde) betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken accountant tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

4.4 Met betrekking tot klachtonderdeel I. overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.4.1 Tot de vaste jurisprudentie van de Accountantskamer behoort dat, behoudens bijzondere omstandigheden, het door een accountant in zijn zakelijke betrekkingen al dan niet in rechte innemen van een civielrechtelijk standpunt in het kader van de door hem in acht te nemen fundamentele beginselen van integriteit en professioneel gedrag (artikel A-100.4 sub a. juncto A-110.1, c.q. artikel A-100.4 sub e. juncto A-150.1 VGC) niet tot een gegrond tuchtrechtelijk verwijt kan leiden. Van dergelijke bijzondere omstandigheden is onder meer sprake indien geoordeeld zou moeten worden dat een door een accountant ingenomen standpunt bewust onjuist of misleidend, en dus te kwader trouw, blijkt te zijn of naar zijn aard bezien door een redelijke en goed geïnformeerde derde, die over alle relevante informatie beschikt, zal worden opgevat als schadelijk voor de goede naam van het accountantsberoep. Bij de behandeling van onderhavig klachtonderdeel zal moeten worden beoordeeld of sprake is van een bijzondere omstandigheid als hiervoor bedoeld.

4.4.2. Klaagsters hebben bij de onderbouwing van hun klacht het navolgende aangevoerd:

1)       Dat door X2 Beheer BV nimmer enige opdracht aan Y1 is verstrekt ter zake van de litigieuze facturen;

2)       Dat Y1 derhalve steeds, tot 1 januari 2012, heeft gefactureerd aan Hotel X2 BV;

3)       Dat de Y1-facturen tot september 2011 werden betaald door Hotel X2 BV, daarna in het geheel niet meer;

4)       Dat in het zich van een faillissement van Hotel X2 BV (daar werd al lang over gesproken, ook met Y1) Y1 ging factureren tnv X2 Beheer BV en vervolgens conservatoir beslag ging leggen op bezittingen van X2 Beheer BV;

5)       Y1 had wetenschap van het feit dat Beheer geen financiële problemen had;

6)       Door Y1 zijn valse facturen in de rechtbankprocedure gebracht;

7)       Dat Y1 uit hoofde van haar positie als accountant volledig op de hoogte was van alle feiten en omstandigheden welke sedert november 2011 bij Hotel X2 BV en X2 Beheer hadden plaatsgevonden. Hieronder versta ik mede de financiële deelname van X1 Beheer BV in X2 Beheer BV en ook de daaruit voortvloeiende posities van X1 en B;

8)       Dat Y1 gewag maakte van de aanwezigheid van een opdracht van X2 Beheer BV aan Y1 zonder, desgevraagd, enig bewijs daarvan. Ik vraag mij af waarom Y1 op 27 juni 2012 B liet tekenen voor een aansprakelijkheid van Beheer voor de kosten van Hotel jegens Y1.

9)       (…)

4.4.3 Betrokkene 2 heeft in zijn verweerschrift daaromtrent onder meer het volgende naar voren gebracht:

4.7 Vanaf het begin van de opdrachtrelatie zijn de werkzaamheden van Y1 voor X2groep op verzoek van opdrachtgever X2 Beheer in rekening gebracht bij Hotel X2. Daarvoor waren verschillende - praktische - redenen, onder meer dat X2 Beheer niet over de mankracht beschikte om deze facturen te verwerken en dat de meeste kasstromen in de groep via Hotel X2 liepen. Een dergelijke werkwijze is niet ongebruikelijk. Dat deze opdracht is gegeven, is door X2 Beheer ook bevestigd in de verklaring van 27 juni 2012. Hotel X2 voldeed deze rekening door middel van een maandelijkse incasso van € 3.000,-.

4.8 Op enig moment ontstonden er echter betalingsachterstanden van X2groep op de rekeningen van Y1. Hiervoor is herhaaldelijk aandacht gevraagd door [betrokkene 2]. (…).

4.9 Hoewel vervolgens wel enige betalingen zijn gedaan, en de werkzaamheden zijn voortgezet, bestond op 1 januari 2012 nog steeds een betalingsachterstand van € 33.414.04. [Betrokkene 2] heeft in die periode opnieuw aandacht voor de achterstanden in een gesprek met de heer B als enig bestuurder van X2. Bij dit gesprek zijn afspraken gemaakt over de facturering. Zo is afgesproken dat de facturen voor de werkzaamheden voor X2groep niet langer aan Hotel X2 zouden worden verzonden, maar aan X2 Beheer. Ook is afgesproken dat de nog openstaande facturen, die reeds aan Hotel X2 waren verstuurd, door X2 Beheer zouden worden voldaan. Deze mondeling gemaakte afspraken zijn vervolgens uitgevoerd: Y1 heeft de nog openstaande facturen aan X2 Beheer gestuurd, ter vervanging van de eerder aan Hotel X2 verzonden exemplaren. Vanaf 1 januari 2012 zijn de facturen direct aan X2 Beheer verstuurd. (…).

4.17 De tegenstrijdige berichten [de brief van 5 juni 2012 en de op 26 juni 2012 retour gezonden sommatiebrief, toevoeging Accountantskamer] die kennelijk zonder medeweten van het bestuur werden gedaan, waren voor [betrokkene 2] aanleiding om een afspraak te maken met X2 Beheer in de persoon van haar bestuurder B. Bij die afspraak vertelde B dat werd aangestuurd op een faillissement van de werkmaatschappijen Hotel X2 en Royal Business X2, hetgeen ook op 17 juli 2012 is gebeurd.

4.18 [Betrokkene 2] is toen gaan vermoeden dat de verzoeken die Y1 had ontvangen om de tenaamstelling van de facturen te wijzigen, pogingen waren om de openstaande rekeningen van Y1 in één van die faillissementen te laten verdwijnen. [Betrokkene 2] stelt voorop dat deze pogingen vanwege de bestaande opdrachtrelatie met X2 Beheer en de hoofdelijke aansprakelijkheid voor werkzaamheden voor de groep hoe dan ook geen effect zouden hebben gehad. Het leek [betrokkene 2], ook naar aanleiding van overleg met de advocaat van Y1, gezien deze ontwikkelingen echter wel verstandig om de bewijspositie van Y1 te versterken en de afspraken die met X2 Beheer waren gemaakt over de facturering en de hoogte van de openstaande rekeningen op papier te zetten. Tegen deze achtergrond dient de verklaring van B van 27 juni 2012 te worden bezien. (…).

4.4.4 Vastgesteld moet worden dat betrokkenen blijkens de opdrachtbevestiging van

19 september 2005 een opdrachtrelatie zijn aangegaan met klaagster 2, de moedervennootschap van Hotel B.V. en Business B.V. In de, bij deze opdrachtbevestiging gevoegde, algemene voorwaarden van Y1 is in artikel J onder 5 vermeld:

In geval van een gezamenlijk gegeven opdracht zijn opdrachtgevers, voor zover de werkzaamheden ten behoeve van de gezamenlijke opdrachtgevers zijn verricht, hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van het factuurbedrag .

Dit houdt in dat betrokkenen zowel klaagster 2, als Hotel B.V. en Business B.V. kunnen aanspreken op betaling van de facturen voor de verrichte werkzaamheden en deze facturen dan ook ten name van één van de vennootschappen kunnen stellen. In zoverre is dan ook niet aannemelijk dat de door betrokkene 2 ten name van klaagster 2 opgestelde facturen valselijk zijn opgemaakt. Ook overigens hebben klaagsters tegen het gemotiveerde verweer van betrokkene 2 onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit het aan betrokkene 2 verweten gedrag kan worden afgeleid. Er is daardoor geen bijzondere omstandigheid aannemelijk geworden als hiervoor onder 4.4.1 bedoeld. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.

4.5 Met betrekking tot klachtonderdeel II. overweegt de Accountantskamer het volgende.

4.5.1 Klaagsters hebben ter onderbouwing van hun klacht doen aanvoeren:

[Betrokkene 2] verwijt ik onprofessioneel c.q. onzorgvuldig maar vooral onrechtmatig gedrag jegens mijn cliënt X1 en diens beheermaatschappij ten tijde van de besprekingen in oktober/november 2011. Die besprekingen hadden als onderwerp het al dan niet verstrekken van een behoorlijke financiële injectie (plm € 600.000,00) in [klaagster 2] door X1 c.q. diens beheermaatschappij, nader te noemen X1. Het lag onder meer in de bedoeling dat Beheer BV restaurantruimte zou gaan verhuren aan Hotel BV. B, zoals gesteld toenmalig directeur van X2 Beheer BV en van Hotel X2 BV en [betrokkene 2] namens [betrokkene 1] waren steeds bij die besprekingen aanwezig. [Betrokkene 2] bevestigde bij voortduring desgevraagd aan X1 dat X2 Hotel BV beslist aan haar primaire verplichtingen jegens X2 Beheer BV kon voldoen. Het betrof de primaire verplichting tot betaling van een huur van € 130.000,00 per jaar aan X2 Beheer BV. Op basis van die informatie besloot X1 over te gaan tot de hierboven genoemde deelneming in [klaagster 2]. Vrijwel direct nadat een overeenkomst was gesloten en de financiële injectie had plaats gevonden was meer dan duidelijk dat X1 volstrekt onjuist was voorgelicht door [betrokkene 2] voornoemd. Hotel X2 BV leed per maand een verlies van plm € 20.000,00, een situatie welke al dan niet bewust door [betrokkene 2] werd verzwegen.

4.5.2 Betrokkene 2 heeft in zijn verweerschrift daaromtrent onder meer het volgende naar voren gebracht:

5.3 In de zomer van 2011 is X2groep vanwege haar slechte financiële positie op zoek gegaan naar een investeerder. Zij heeft in dat kader onder meer onderhandelingen gevoerd met [klaagster 1]. Bij deze onderhandelingen werd [klaagster 1] bijgestaan door [A], een (voormalig) zelfstandig gevestigd registeraccountant.

5.4 Als accountant van de X2groep heeft [betrokkene 2] informatie aan [klaagster 1] en A aangeleverd over de financiële positie van X2groep, waaronder cijfers van X2groep per eind maart 2011. Anders dan klagers stellen heeft Y1 geen prognoses opgesteld voor de beeldvorming van [klaagster 1]. De prognoses die klagers met hun aanvullende klaagschrift hebben meegestuurd zijn eind januari 2012 in samenspraak met het bestuur van [klaagster 2] opgesteld ten behoeve van de huisbankier van X2groep. (…).

5.5 Naar aanleiding van de eerste algemene informatie heeft A namens X1 een aantal zeer specifieke vragen gesteld, die [betrokkene 2] namens X2groep heeft beantwoord (zie e-mails van 23 augustus 2011, 24 augustus 2011 en 25 augustus 2011). (…).

5.6 Na ontvangst van de informatie hebben partijen de onderhandelingen buiten het gezichtsveld van Y1 voortgezet. Kennelijk naar aanleiding van de ontvangen informatie heeft A vervolgens zelf geconstateerd dat een investering van € 600.000,- onvoldoende zou zijn. Hij schrijft dit althans in zijn e-mail van 1 september 2011 aan B. (…).

5.8 Tijdens het proces van onderhandelingen over de deelneming van [klaagster 1] heeft [betrokkene 2] niet ‘bevestigd dat Hotel X2 beslist aan haar primaire verplichtingen jegens [klaagster 1] kon voldoen’. Hij heeft zich daar in het geheel niet over uitgelaten. [Klaagster 1] heeft er ook niet naar gevraagd. Dit was namelijk niet nodig, omdat [klaagster 1] inzage had in alle cijfers en zijn deskundig adviseur op grond daarvan zelf al had geconcludeerd dat de financiële positie van de vennootschappen slecht was. Zo slecht zelfs, dat de aanvankelijke investering van € 600.000,- onvoldoende zou zijn (zie e-mail 1 september 2011, bijlage 8).

5.9 Vanwege de volledige inzage van [klaagster 1] en zijn adviseur in de administratie van X2groep kon er geen sprake van zijn dat [betrokkene 2] informatie zou hebben achtergehouden. (…).

4.5.3 Nu betrokkene 2 aldus dit onderdeel van de klacht gemotiveerd heeft weersproken en klaagsters geen concrete feitelijkheden hebben aangevoerd dan wel stukken hebben overgelegd, waaruit kan worden afgeleid dat betrokkene 2 klaagster 1 onjuist heeft voorgelicht, wat gelet op wat hiervoor onder 4.3 is overwogen wel op hun weg had gelegen, kan tot een precieze en aannemelijke grondslag voor enig aan betrokkene 2 te maken tuchtrechtelijk verwijt ter zake dan ook niet worden geconcludeerd. Dit onderdeel van de klacht is daarom eveneens ongegrond.

4.6 Op grond van het hiervoor overwogene wordt als volgt beslist.

5. Beslissing

De Accountantskamer:

·        verklaart de klacht, voor zover deze is gericht tegen betrokkene 1, niet-ontvankelijk;

·        verklaart de klacht, voor zover deze is gericht tegen betrokkene 2, in alle onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, mr. W.F. Boele en mr. A.D.R.M. Boumans (rechterlijke leden) en prof. dr. G.C.M. Majoor RA en J. Maan AA (accountantsleden), in aanwezigheid van mr. M.H.B. Boksebeld, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 6 september 2013.

_________                                                                                          __________

secretaris                                                                                             voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:_____________________________

Ingevolge artikel 43 Wtra, juncto artikelen 31 en 32 Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004, kunnen klaagsters en betrokkenedan wel de voorzitter van de Nba tegen deze uitspraak binnen 6 weken na verzending daarvan hoger beroep instellen door het indienen van een beroepschrift bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, postbus 20021, 2500 EA te Den Haag. Het beroepschrift dient te zijn ondertekend en de gronden van het beroep te bevatten.