ECLI:NL:RBAMS:2013:YB0942 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 109.2012

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2013:YB0942
Datum uitspraak: 09-04-2013
Datum publicatie: 10-05-2013
Zaaknummer(s): 109.2012
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De Kamer is van oordeel dat de beslissing van de voorzitter juist is en verklaart het verzet ongegrond. 

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM - 6

Beslissing van 9 april 2013 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 10 januari 2012 met nummer 686.2011 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 109.2012 ingesteld door:

[…],

wonende te […]

klager,

tegen:

[…],

gerechtsdeurwaarder te […],

beklaagde,

gemachtigde mr. […]

1. Verloop van de procedure

Voormelde beslissing van de voorzitter is bij brief van 18 januari 2012 aan klager verzonden.

Bij brief van 26 januari 2012 of bij op 27 januari 2012 ingekomen brief heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 15 januari 2013. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

Bij brief van 18 maart 2013 is aan partijen gemeld dat de termijn waarop uitspraak zal worden gedaan is verlengd tot uiterlijk 9 april 2013.

2. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat het verzet ontvankelijk is.

3. De gronden van het verzet

Klager stelt in verzet – samengevat – dat de gerechtsdeurwaarder niet uit mocht gaan van informatie die drie maanden oud was. Daardoor zijn onnodig kosten gemaakt. De gerechtsdeurwaarder had eerst informatie moeten inwinnen, aldus klager.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht stelt klager – kort samengevat – dat de gerechtsdeurwaarder ten onrechte beslagkosten onder het UWV berekent terwijl alleen informatie is opgevraagd.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft overwogen voor zover hier van belang:

‘4,2. De gerechtsdeurwaarder heeft uitgebreid en gemotiveerd verweer gevoerd. Alle voor deze zaak relevante stukken zijn overgelegd, waaruit niet kan worden opgemaakt dat de gerechtsdeurwaarder ten onrechte kosten heeft gemaakt. De gerechtsdeurwaarder heeft aangetoond dat er wel degelijk beslag ten laste van klager onder het UWV is gelegd, zij het dat dit beslag geen doel heeft getroffen. Volgens de gerechtsdeurwaarder ontving hij nadat de uitkering van de echtgenote van klager eindigde twee nota’s van de eerst verdelende gerechtsdeurwaarder. Hoewel dit geen kosten zijn die door de gerechtsdeurwaarder in rekening zijn gebracht, kan de gerechtsdeurwaarder niet uitsluiten dat die kosten tweemaal aan klager in rekening zijn gebracht. Uit coulance zal de gerechtsdeurwaarder een bedrag van € 24,45 niet langer aan de echtgenote van klager in rekening brengen. Dat het UWV ten onrechte in haar brief heeft meegedeeld dat er sprake is geweest van een verzoek om informatie door de gerechtsdeurwaarder, kan de gerechtsdeurwaarder niet verweten worden en evenmin dat daardoor bij klager kennelijk verwarring is gewekt. Bovendien is het klager zelf die een uitkeringsspecificatie aan de gerechtsdeurwaarder heeft toegestuurd bij zijn voorstel om een betalingsregeling te treffen waaruit niet viel af te leiden dat de uitkering op korte termijn zou eindigen.

4.3 Mede op grond van dit verweer zijn de enkele stellingen van klager niet voldoende om tuchtrechtelijk laakbaar handelen te kunnen vaststellen. Met name is niet gebleken dat er nodeloos kosten zijn berekend. Voor het overige heeft de klacht betrekking op executie van een titel, waarover deze Kamer niet kan oordelen. Executiegeschillen dienen op grond van het bepaalde in artikel 438 Wetboek van burgerlijke rechtsvordering aan de voorzieningenrechter in kort geding te worden voorgelegd. Het is niet aan de kamer daarover een oordeel uit te spreken.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1       In dit geval dient de vraag te worden beantwoord of de gerechtsdeurwaarder door niet voorafgaande aan het leggen van beslag te informeren bij het UWV of klager daar nog een uitkering ontving, in strijd heeft gehandeld met de hoofdregel dat een gerechtsdeurwaarder geen onnodige kosten maakt.

Hoewel de informatie waarop de gerechtsdeurwaarder zich baseerde drie maanden oud was, beantwoordt de Kamer die vraag, evenals de voorzitter, ontkennend. Daarbij is in aanmerking genomen dat klager zelf, bij toezending van de uitkeringsspecificaties van het UWV aan de gerechtsdeurwaarder, heeft aangegeven dat daar beslag zou kunnen worden gelegd.

6.2       Vorenstaande betekent dat Kamer van oordeel is dat de door klager in verzet aangevoerde gronden geen nieuw licht werpen op de beslissing van de voorzitter, die de Kamer juist acht. Voorts bieden die gronden geen aanknopingspunten om de motivering van de beslissing aan te passen. Het verzet kan daarom niet slagen en dient ongegrond te worden verklaard

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, plaatsvervangend- voorzitter,

mrs. A. Sissing en J.J.L. Boudewijn ,  leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 april 2013 in tegenwoordigheid van H.A.J. van der Lee, secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.