ECLI:NL:RBAMS:2013:YB0938 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 671.2012

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2013:YB0938
Datum uitspraak: 09-04-2013
Datum publicatie: 16-04-2013
Zaaknummer(s): 671.2012
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet .  De Kamer is van oordeel dat de beslissing van de voorzitter juist is t.a.v. zijn oordeel dat niet tweemaal over hetzelfde kan worden geklaagd. Het verzet is in zoverre ongegrond.  Het verzet is gegrond op het punt van de aangevoerde overbetekening omdat de voorzitter daar niet op heeft beslist. De klacht wordt ongegrond verklaard.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM - 6

Beslissing van 9 april 2013 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 10 juli 2012 met nummer 308.2012 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 671.2012 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Voormelde beslissing van de voorzitter is bij brief van 18 juli 2012 aan klaagster verzonden.

Op 31 juli 2012 is het tegen die beslissing gerichte verzetschrift van klaagster bij de Kamer ontvangen.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 15 januari 2013. Omdat beide partijen niet ter zitting zijn verschenen is van de behandeling ter zitting geen  proces-verbaal opgemaakt.

Bij brief van 18 maart 2013 is aan partijen gemeld dat de termijn waarop uitspraak zal worden gedaan is verlengd tot uiterlijk 9 april 2013.

2. De ontvankelijkheid van het verzet.

Klaagster heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat het verzet ontvankelijk is.

Gebleken is dat de bestreden handelingen zijn uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de in de aanhef van de beschikking genoemde gerechtsdeurwaarder. Daarom is deze aangemerkt als beklaagde.

3. De gronden van het verzet

Klaagster stelt in verzet – samengevat – dat zij op grond van het bepaalde in artikel 6:162 BW in verzet komt. Zij voert hiertoe aan dat de Kamer jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld doordat een klacht van 2011 nooit in behandeling is genomen en dat een tweede klacht van 3 januari 2012 niet inhoudelijk is behandeld. Klaagster is van mening dat de behandeling te lang geduurd heeft omdat pas na indiening van de onderhavige klacht is beslist. Klaagster is van mening dat de beslissing van de voorzitter onvoldoende is gemotiveerd dan wel onbegrijpelijk of onjuist is.

Zij bestrijdt dat zij een door de gerechtsdeurwaarder overgelegde bijlage heeft ontvangen.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht stelt klaagster zich samengevat op het standpunt dat op woensdag 28 maart 2012 een stuk aan haar is betekend dat ziet op een vordering die zij al heeft voldaan. Daarnaast beklaagt zij zich erover dat de gerechtsdeurwaarder vanaf de behandeling van de zaak [     ] iets jegens haar heeft en haar wil kwellen. Klaagster stelt voorts dat zij op een eerdere klacht jegens de gerechtsdeurwaarder geen reactie heeft gekregen van de Kamer.

5. De beslissing van de voorzitter

Onder de feiten is opgenomen:

‘Op 10 april 2012 is een klacht van klaagster tegen de gerechtsdeurwaarder door de voorzitter van deze Kamer kennelijk ongegrond verklaard (zaaknummer: 51.2012). Tegen deze beschikking heeft klaagster verzet ingesteld. De Kamer moet nog op het verzet beslissen.’

De voorzitter heeft overwogen voor zover hier van belang:

‘4.1 De gerechtsdeurwaarder heeft terecht gesteld dat aan de thans geformuleerde klacht hetzelfde feitencomplex ten grondslag ligt als aan de eerdere klacht, hiervoor vermeld onder de feiten. Klaagster kan deze klacht daarom niet opnieuw aan de Kamer voorleggen.

4.2 De voorzitter wil klaagster voorhouden dat een eventuele volgende klacht over hetzelfde feitencomplex niet in behandeling zal worden genomen. Dan zou immers sprake zijn van misbruik van tuchtrecht, omdat het klaagschrift niet aan de daaraan te stellen eisen zou voldoen.’

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1       Klaagster stelt in verzet dat op een door haar in de winter van 2011 ingediende klacht geen enkele reactie is ontvangen. Zij legt deze klacht niet over. Deze klacht is de Kamer niet bekend.

6.2       Op 29 oktober 2011 heeft klaagster een klacht over een andere gerechtsdeurwaarder ingediend waarop bij beslissing van 29 november 2011 is beslist.

6.3       Zoals de voorzitter al heeft overwogen is op de klacht van klaagster van 3 januari 2012 beslist bij beschikking van 10 april 2012. Het tegen die beslissing ingestelde verzet is ongegrond verklaard bij beslissing van 18 december 2012. Dit betekent dat op de klachten over deze gerechtsdeurwaarder met betrekking tot het niet beantwoorden van brieven, incassokosten en onheuse bejegening onherroepelijk is beslist en klaagster daarover niet opnieuw kan klagen. Aan klaagster kan worden toegegeven dat de voorzitter in nr. 2.a en 2. b van de bestreden beschikking ten onrechte heeft vermeld dat zij wederom klaagt over het niet reageren op brieven en het in rekening brengen van incassokosten. Het oordeel van de voorzitter dat klaagster niet tweemaal kan klagen over een onheuse bejegening door de gerechtsdeurwaarder is juist.

6.4       Voor zover klaagster bedoelt dat zij ook in de periode na indiening van haar klacht van 4 januari 2012 onheus door de gerechtsdeurwaarder is bejegend, is de Kamer van oordeel dat deze klacht niet voldoende is onderbouwd, zodat op grond daarvan geen tuchtrechtelijk laakbaar handelen kan worden vastgesteld.

6.5       De Kamer stelt vast dat nog niet is beslist op de klacht over de betekening op 28 maart 2012 van het ten laste van klaagster gelegde beslag onder de bank, zodat het verzet op dit punt gegrond zal worden verklaard.

6.6       De gerechtsdeurwaarder heeft aan klaagster in een brief van 3 april 2012 uitleg gegeven over het onder de ABNAMRO bank gelegde beslag, dat op 28 maart 2012 is overbetekend. De overbetekening berust op een wettelijk voorschrift. Dat het beslag is overbetekend nadat klaagster de vordering heeft voldaan, brengt niet met zich dat daardoor tuchtrechtelijk laakbaar is gehandeld.

7.         Gelet op het onder 6.5 overwogene, zal ook het in 6.4 vermelde klachtonderdeel ongegrond worden verklaard

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet gegrond ten aanzien van het niet beslissen op de klacht over de betekening op 28 maart 2012;

-                     verklaart het verzet voor het overige ongegrond;

-                     verklaart de klacht ten aanzien van voormelde betekening ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, plaatsvervangend- voorzitter,

mrs. A. Sissing en J.J.L. Boudewijn,  leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 april 2013 in tegenwoordigheid van H.A.J. van der Lee, secretaris.

Tegen deze beslissing kan ten aanzien van het gegrond verklaarde, binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing  hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.