ECLI:NL:RBAMS:2013:YB0935 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 689.2012

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2013:YB0935
Datum uitspraak: 19-02-2013
Datum publicatie: 16-04-2013
Zaaknummer(s): 689.2012
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De klacht betreft het verwijt dat de gerechtsdeurwaarder oneigenlijke gebruik van zijn e-mailadres heeft toegestaan, dat daardoor misbruik van zijn positie is gemaakt en dat hij daarvoor verantwoordelijk is. De klacht betreft voorts het verwijt dat de gerechtsdeurwaarder in de executiefase van het tegen haar gewezen vonnis niet heeft willen meewerken aan de totstandkoming van een betalingsregeling en dat er ten onrechte beslag is gelegd.   Het verzet en de klacht worden gegrond verklaard. De Kamer is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder voor het oneigenlijke gebruik van zijn e-mailadres de verantwoordelijkheid draagt en dat het terzake te maken verwijt hem om die reden wel degelijk aangaat. Mede gelet op de maatregelen die de gerechtsdeurwaarder heeft getroffen om een dergelijk gebruik in de toekomst te voorkomen is er geen aanleiding tot het opleggen van een maatregel.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 4

Beslissing van 19 februari 2013 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 17 juli 2012  met nummer 326.2012 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 689.2012 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

waarnemend gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Voormelde beslissing van de voorzitter is bij brief van 9 augustus 2012 aan klaagster toegezonden.

Op 23 augustus 2012 heeft klaagster tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 8 januari 2013, alwaar klaagster en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 19 februari 2013.

2. De feiten

Een werkneemster van de gerechtsdeurwaarder heeft gebruik gemaakt van het e-mailadres van kantoor voor het versturen van een persoonlijke brief. De brief was gericht aan de onderneming van klaagster en haar partner en had betrekking op een privé zakelijk geschil over de wijze waarop die onderneming werkzaamheden in de woning van de medewerkster had uitgevoerd. Op die e-mail waren het logo en de adressen van de organisatie van de gerechtsdeurwaarder automatisch vermeld. Naderhand heeft het kantoor van de gerechtsdeurwaarder de vordering van de medewerkster op de onderneming van klaagster in behandeling genomen. De vordering is door de kantonrechter gedeeltelijk toegewezen en de gerechtsdeurwaarder heeft het vonnis ten uitvoer gelegd.

3. De oorspronkelijke klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij het oneigenlijke gebruik van zijn e-mailadres heeft toegestaan, dat daardoor misbruik van zijn positie is gemaakt en dat hij daarvoor verantwoordelijk is. Voorts heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder onder meer verweten dat hij in de executiefase van het tegen haar gewezen vonnis niet heeft willen meewerken aan de totstandkoming van een betalingsregeling en dat er ten onrechte beslag is gelegd.

4. Het oorspronkelijke verweer

De gerechtsdeurwaarder heeft toegegeven dat het voormelde gebruik van zijn e-mailadres ongewenst was. De medewerkster is op haar gedrag aangesproken en de kwestie is op het hoogste niveau intern afgehandeld. Aan klaagster zijn excuses aangeboden. De overige klachtonderdelen zijn gemotiveerd weersproken.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft geoordeeld dat het weliswaar ongewenst is dat kantoorpersoneel privé correspondentie verstuurt vanaf de werkplek, zeker als daarbij kantoorgegevens worden meegestuurd, maar tevens dat niet gebleken is dat dit aan de gerechtsdeurwaarder te verwijten valt. Voorts overwoog de voorzitter dat de klacht voor het overige de executie van een vonnis betrof, en dat het niet aan de tuchtrechter is daarover te oordelen. De voorzitter heeft de klacht daarom kennelijk ongegrond verklaard.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster samengevat aangevoerd dat zij het niet eens is met de beslissing van de voorzitter. De gerechtsdeurwaarder was wel degelijk op de hoogte van het gebruik door de medewerkster van het e-mailadres van zijn kantoor voor het versturen van privé correspondentie. Hij heeft dat gebruik niet voorkomen en is daarvoor verantwoordelijk.

7. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klaagster heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in haar verzet kan worden ontvangen.

8. Het verweer in verzet

De gerechtsdeurwaarder heeft verwezen naar zijn verweer tegen de klacht.

9. De beoordeling van de gronden van het verzet

9.1 Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot de vaststelling van andere feiten of omstandigheden maar wel tot een ander oordeel omtrent klachtwaardigheid dan vervat in de beslissing van de voorzitter.

9.2 De Kamer is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder voor het oneigenlijke gebruik van zijn e-mailadres de verantwoordelijkheid draagt en dat het terzake te maken hem om die reden wel degelijk aangaat. De klacht en het verzet zijn daarom gegrond.

9.3 De Kamer ziet mede gelet op de maatregelen die de gerechtsdeurwaarder heeft getroffen om een dergelijk gebruik in de toekomst te voorkomen, geen aanleiding tot het opleggen van een maatregel.

10. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet gegrond;

-                     vernietigt de beslissing van de voorzitter en verklaart de klacht alsnog gegrond;

-                     ziet van het opleggen van een maatregel af.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. C.W. Inden en M. Colijn

(leden) en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 februari 2013 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.