ECLI:NL:RBAMS:2013:YB0934 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 378.2012

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2013:YB0934
Datum uitspraak: 19-02-2013
Datum publicatie: 16-04-2013
Zaaknummer(s): 378.2012
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie:   De klacht betreft het niet reageren op een brief en het voortzetten van de executie. Voorts betreft de klacht de wijze van bejegening door de medewerker van de gerechtsdeurwaarder. De Kamer acht de klacht gegrond. De daaraan ten grondslag liggende feiten en omstandigheden zijn niet weersproken en de Kamer is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder een serieus verwijt gemaakt moet worden van de onjuiste handelingen. Maatregel van berisping opgelegd.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 4

Beschikking van 19 februari 2013 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 378.2012 van:

[     ],

advocaat, gevestigd te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 1 mei 2012, heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief met bijlagen, ingekomen op 27 juni 2012, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 8 januari 2013 alwaar klaagster en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 19 februari 2013.

1. De feiten

a)      De gerechtsdeurwaarder is belast met de executie van een tegen een cliënt van klaagster gewezen vonnis. Naar aanleiding van een aankondiging van een beslag roerende zaken heeft klaagster op 5 april 2012 aan de gerechtsdeurwaarder verzocht om de aanzegging in te trekken en haar daarover uiterlijk op 20 april 2012 te berichten. Op deze brief is niet gereageerd.

b)      Vervolgens is met betrekking tot dezelfde vordering later die maand opnieuw een aanzegging gedaan en op 25 april 2012 heeft een beslagpoging plaatsgevonden. De cliënt van klaagster was niet thuis.

c)      Op 27 april 2012 heeft klaagster hierover gebeld met de medewerker die deze zaak in behandeling had. Deze heeft daarbij meegedeeld dat hij alleen met de cliënt van klaagster behoefde te communiceren en niet met klaagster als diens advocaat. Hij vond het vreemd dat de cliënt van klaagster wel geld had om een advocaat te betalen maar niet om de vordering te voldoen.

2. De klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat deze niet op haar brief van 5 april 2012 heeft gereageerd en dat de executie tegen haar cliënt ten onrechte is voortgezet.  Voorts acht zij de wijze van bejegening door de medewerker van de gerechtsdeurwaarder klachtwaardig.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

3.1 De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat zijn medewerker niet correct heeft gereageerd en dat naar aanleiding van de brief van klaagster de executie jegens de cliënt van klaagster beëindigd had moeten worden.

3.2 De gerechtsdeurwaarder is van mening dat zij de klacht met haar brief aan klaagster van 5 juni 2012 correct heeft opgelost. De voor de beslagpoging in rekening gebrachte kosten zijn gecrediteerd en de medewerker is op zijn gedrag aangesproken.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 De Kamer acht de klacht gegrond. De daaraan ten grondslag liggende feiten en omstandigheden zijn niet weersproken en de Kamer is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder een serieus verwijt gemaakt moet worden van de onjuiste handelingen.   

4.2 De Kamer ziet aanleiding om de maatregel van berisping op te leggen. De Kamer acht het in het bijzonder verwijtbaar dat niet op de brief van klaagster is gereageerd en dat de executie niet is gestaakt. De weigering van de medewerker, die volgens de gerechtdeurwaarder ook nog zeer ervaren was, om klaagster als professioneel gemachtigde, te woord te staan acht de Kamer eveneens in hoge mate laakbaar. De gerechtsdeurwaarder heeft naar aanleiding van de indiening van de onderhavige klacht uiteindelijk op 5 juni 2012 wel gereageerd, maar dat doet aan het vorenstaande niet af.

5. Op grond van het vorenstaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart de klacht gegrond;

-        legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. C.W. Inden en M. Colijn,  leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 februari 2013 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.