ECLI:NL:RBAMS:2013:YB0927 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 287.2012

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2013:YB0927
Datum uitspraak: 15-01-2013
Datum publicatie: 11-04-2013
Zaaknummer(s): 287.2012
Onderwerp: Incassotraject
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   De klacht betreft de specificatie van de vordering, het afwijzen van een betalingsvoorstel en het dreigen met het nemen van rechtsmaatregelen. Omdat klager pas in 2012 heeft geklaagd over het niet verstrekken van de door hem gevraagde specificatie acht de Kamer hem in die klacht niet-ontvankelijk. Ten aanzien van de betalingsregeling geldt als uitgangspunt dat een gerechtsdeurwaarder een betalingsvoorstel dient voor te leggen aan zijn opdrachtgever. De gerechtsdeur heeft erkend dat dit niet is gebeurd. De door de gerechtsdeurwaarder genoemde redenen acht de Kamer onvoldoende om van dit uitgangspunt af te wijken. Het aankondigen van rechtsmaatregelen dat daar vervolgens geen gevolg aan wordt gegeven is op zich niet tuchtrechtelijk laakbaar. Gelet op de omstandigheden van het geval acht de Kamer het in dit geval niet in de rede liggen steeds rechtsmaatregelen aan te kondigen. Klachten deels gegrond, geen maatregel opgelegd.  

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 7/6

Beslissing van 15 januari 2013 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 287.2012 ingesteld door:

[     ],

klager,

wonende te [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen van 25 maart 2012 heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Op 18 mei 2012 is het verweerschrift van de gerechtsdeurwaarder ontvangen.

De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van 20 november 2012 alwaar de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder is verschenen. Klager is, zoals tevoren meegedeeld, niet verschenen.

Van deze behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 15 januari 2013.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-           Klager heeft een studieschuld bij de Stichting Studiefinanciering CuraƧao (hierna ook: SSC). Op 21 oktober 1996 heeft klager bij SSC bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de studieschuld. SSC heeft op 4 maart 1997 schriftelijk gereageerd.

-           Omstreeks december 2001 heeft de gerechtsdeurwaarder opdracht tot het incasseren van de studieschuld ontvangen. Op 27 december 2001 is klager gesommeerd de studieschuld te voldoen. Klager heeft in reactie daarop om een specificatie gevraagd.

-           Op 29 november 2006 is klager opnieuw aangeschreven. Daarbij is onder meer gemeld dat nog geen nadere informatie is ontvangen van SSC. Op

4 december 2006 hebben partijen telefonisch contact gehad.

-           SSC heeft in 2007 de gevraagde specificatie verstrekt. Deze specificatie is door de gerechtsdeurwaarder op 26 november 2007 doorgestuurd naar klager.

-           Na een telefonisch contact op 29 november 2007 heeft klager op 20 december 2007 een betalingsaanbod gedaan dat afweek van hetgeen SSC claimde. De gerechtsdeurwaarder heeft dit voorstel niet voorgelegd aan SSC.

-           Bij brief van 11 januari 2011 aan klager schrijft de gerechtsdeurwaarder dat uit het dossier is gebleken dat klager nog in afwachting is van een reactie op zijn voorstel van 20 december 2007 en biedt daarvoor excuses aan. Voorts wil de gerechtsdeurwaarder van klager vernemen of zijn voorstel nog steeds van kracht is.

-           Na het eerste exploot van 27 december 2001 is op 4 december 2006 en op 20 juni 2011 aan klager een exploot uitgebracht ter stuiting van de verjaring van de vordering van SSC, vergezeld van een aanzegging dat bij niet betaling rechtsmaatregelen zouden volgen.

-           Na 20 juni 2011 hebben klager en de gerechtsdeurwaarder veelvuldig met elkaar gecorrespondeerd.

2. De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat en in hoofdzaak over dat de gerechtsdeurwaar-der:

a:         er zes jaar over heeft gedaan om een specificatie van de vordering aan hem te doen toekomen;

b:         een betalingsvoorstel heeft afgewezen zonder dat SSC zich daarover heeft uitgelaten;

c:         al jaren dreigt met het nemen van rechtsmaatregelen met uitsluitend het doel tijd te rekken voor SSC.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tucht-rechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt. Klachten kunnen niet worden gericht tegen een gerechtsdeurwaarderskantoor. In het verweer heeft gerechtsdeurwaarder [     ] zich opgeworpen als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beslissing rekening gehouden.

4.2 Ter beoordeling staat of sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 Niet in geschil is dat de in 2001 gevraagde specificatie pas in 2007 aan klager is verstrekt. Naar het oordeel van de Kamer kan het de gerechtsdeurwaarder niet worden verweten dat het verstrekken van de specificatie zo lang duurde, nu zijn opdrachtgever in de tussentijd niet reageerde. Wel kan de gerechtsdeurwaarder worden verweten dat hij klager pas in 2006 heeft ingelicht over de voortgang van zijn verzoek.

4.4 Weliswaar kent de Gerechtsdeurwaarderswet geen termijn waarbinnen een klacht moet worden ingediend, maar blijkens vaste jurisprudentie (onder meer LJN: BC8315 Hof Amsterdam 21 februari 2008) wordt voor het indienen van een klacht als deze een termijn van drie jaar nadat de klager bekend is geworden met het handelen of nalaten van de gerechtsdeurwaarder waarover wordt geklaagd, redelijk geacht. Omdat klager pas in 2012 heeft geklaagd over het niet verstrekken van de door hem gevraagde specificatie is hij wat dit klachtonderdeel betreft dan ook niet-ontvankelijk.

4.5 Uitgangspunt is dat een gerechtsdeurwaarder een betalingsvoorstel dient voor te leggen aan zijn opdrachtgever. Zoals de gerechtsdeurwaarder erkent, is dat niet gebeurd. De redenen waarom de gerechtsdeurwaarder het voorstel niet aan zijn opdrachtgever heeft voorgelegd - namelijk SSC hanteerde slechts tijdelijk een kortingsregeling voor de aflossing van de vordering en klager heeft zijn voorstel na de door SSC gestelde termijn gedaan - acht de Kamer onvoldoende om van dit uitgangspunt af te wijken. Dit klachtonderdeel zal dan ook gegrond worden verklaard.

4.6 Het enkele feit dat rechtsmaatregelen worden aangekondigd en dat daar vervolgens geen gevolg aan wordt gegeven is op zich niet tuchtrechtelijk laakbaar. In dit geval blijkt echter uit de overgelegde stukken dat de gerechtsdeurwaarder meermalen rechtsmaatregelen aankondigt en daar vervolgens steeds geen gevolg aan geeft, omdat hij in afwachting is van de uitkomst van diverse gerechtelijke procedures ten aanzien van de haalbaarheid van onder meer de vordering op klager. Gelet daarop lag het niet in de rede dat rechtsmaatregelen wel steeds werden aangekondigd. De Kamer is van oordeel dat daarmee in dit geval tuchtrechtelijk laakbaar is gehandeld, zodat ook dit klachtonderdeel gegrond zal worden verklaard.

4.7 Gezien de aard van de gegronde klachtonderdelen en de omstandigheden waaronder de feiten zich hebben afgespeeld, meent de Kamer dat er reden is af te zien van het opleggen van een maatregel, zodat wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-           verklaart klager met betrekking tot klachtonderdeel a niet ontvankelijk;

-           verklaart de klacht ten aanzien van klachtonderdelen b en c gegrond:

-           ziet af van het opleggen van een maatregel.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, plaatsvervangend-voorzitter, en mr. M.S.F. Voskens en M. Colijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van            15 januari 2013, in tegenwoordigheid van mr. J. van Sintemaartensdijk, secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.