ECLI:NL:RBAMS:2013:YB0926 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 407.2012

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2013:YB0926
Datum uitspraak: 15-01-2013
Datum publicatie: 09-04-2013
Zaaknummer(s): 407.2012
Onderwerp: Andere werkzaamheden (art. 20 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De klacht betreft het niet adequaat reageren van de gerechtsdeurwaarder. Hierdoor is de vordering niet geïncasseerd voordat het faillissement van de schuldenaar is uitgesproken. De voorzitter heeft de klacht als zijnde te laat ingediend niet-ontvankelijk verklaard. De kamer is met die beslissing eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 6

Beslissing van 15 januari 2013 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 28 augustus 2012 met nummer 407.2012 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 754.2012 ingesteld door:

[     ] namens [     ],

gevestigd te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [    ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

De voorzitter heeft bij voormelde beslissing beslist op de door klagers op 16 mei 2012 ingediende klacht tegen beklaagde (hierna: de gerechtsdeurwaarder).

Deze beslissing is bij brief van 3 september 2012 aan klaagster verzonden. Op 13 september 2012 is het verzetschrift tegen voormelde beslissing ontvangen.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 27 november 2012. Van de behandeling ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klaagster heeft verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing, zodat het verzet ontvankelijk is.

3. De inleidende klacht

In de inleidende klacht stelt klaagster – samengevat – dat de gerechtsdeurwaarder niet adequaat heeft gereageerd. Hierdoor is de vordering niet geïncasseerd voordat het faillissement van de schuldenaar is uitgesproken.

4. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft overwogen voor zover hier van belang:

´De Gerechtsdeurwaarderswet kent geen termijn waarbinnen een klacht moet worden ingediend, mar het Gerechtshof Amsterdam (LJN AU5261) heeft beslist dat een termijn van drie jaar in een tuchtrechtprocedure tegen een gerechtsdeurwaarder als redelijk wordt aanvaard. Deze termijn begint te lopen op de dag waarop de klaagster van het handelen of nalaten van de gerechtsdeurwaarder kennis heeft genomen of kunnen nemen. Uit de stukken blijkt dat de laatste door de gerechtsdeurwaarder aan klaagster geschreven brief dateert van 5 september 2008. Klaagster heeft eerst thans een klacht ingediend bij de Kamer. Dat is te laat en om die reden kan de klacht niet in behandeling worden genomen en wordt deze niet-ontvankelijk verklaard. ´

5. De gronden van het verzet

Klaagster heeft in verzet gesteld dat zij van mening is dat zij de afronding van het faillissement van de schuldenaar moest afwachten. Dat is in juli 2012 afgerond. Gelet daarop is klaagster van mening dat de zaak niet verjaard kan zijn.

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 De Kamer is anders dan klaagster, van oordeel dat de beslissing van de voorzitter op goede gronden berust. De Kamer is geen enkele wettelijke bepaling bekend op grond waarvan geoordeeld zou moeten worden dat klaagster in september 2008 geen klacht zou hebben mogen indienen over de werkwijze van de gerechtsdeurwaarder. Gelet daarop kan het feit dat klaagster de afronding van het faillissement heeft afgewacht alvorens de onderhavige klacht in te dienen, er niet toe leiden dat zij ontvankelijk is in haar klacht.          

6.2 Vorenstaande betekent dat de door klaagster in verzet aangevoerde gronden geen nieuw licht werpen op de beslissing van de voorzitter, die de Kamer juist acht. Er bestaat evenmin aanleiding om de motivering van de beslissing aan te passen. Daarom zal het verzet ongegrond worden verklaard. Aan een inhoudelijk oordeel komt de Kamer daardoor niet toe.

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, plaatsvervangend-voorzitter,

mr. E.C. Smits en J.C.M. van der Weijden , leden en uitgesproken ter

openbare terechtzitting van 15 januari 2013 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.