ECLI:NL:RBAMS:2013:YB0917 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDWverzet756.2012

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2013:YB0917
Datum uitspraak: 15-01-2013
Datum publicatie: 27-02-2013
Zaaknummer(s): GDWverzet756.2012
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. De inleidende klacht betreft het bes;lag en de executiekosten. De Kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 15 januari 2013 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beschikking van 24 augustus 2012 met zaaknummer 425.2012 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer 756.2012 ingesteld door:

[     ],

klager,

wonende te [     ],

tegen:

[     ], [     ] en [     ],

toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarders,

beklaagden,

gemachtigde: [     ].

1. Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief van 18 mei 2012 heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna de gerechtsdeurwaarders.

Bij brief van 18 juni 2012 hebben de gerechtsdeurwaarders een verweerschrift ingediend.

Bij beslissing van 24 augustus 2012 heeft de voorzitter de klacht als zijnde kennelijk ongegrond afgewezen.

Bij brief van 3 september 2012 is voormelde beslissing van de voorzitter aan klager verzonden. Op 13 september 2012 is het door klager ingestelde verzet tegen de beslissing van de voorzitter bij de Kamer ontvangen en op 23 oktober 2012 is een aanvullend schrijven ontvangen. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 20 november 2012.

Van de behandeling ter zitting is geen proces-verbaal opgemaakt, nu beide partijen niet zijn verschenen.

De uitspraak is bepaald op 15 januari 2013.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzetter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat het verzet ontvankelijk is.

3. De feiten

Op 16 januari 2003 en 4 augustus 2005 zijn ten behoeve van twee eisers vonnissen gewezen waarbij klager tot betaling werd veroordeeld. Omdat betaling uitbleef, is ten laste van klager en ten behoeve van beide eisers gelijktijdig derdenbeslag gelegd. Ieder van de beklaagden heeft een van de terzake uitgebrachte exploten betekend. Een van de eisers heeft op enig moment een naamsverandering ondergaan. De naam Géove verdween en de nieuwe naam werd Menzis Zorgverzekeraar U.A. Nadien, op 27 oktober 2010, is Menzis opgegaan in een nieuwe vennootschap, Menzis Zorgverzekeraar N.V. Op 6 april 2011 is deze overgang aan klager betekend. Vervolgens heeft de deurwaarder op 26 april 2011 het hiervoor bedoelde beslag gelegd, mede op verzoek van Menzis Zorgverzekeraar N.V.

4. De oorspronkelijke klacht

In de inleidende klacht stelt klager - samengevat - dat de gerechtsdeurwaarders ten behoeve van Menzis Zorgverzekeraar N.V. beslag hebben gelegd op basis van een ten gunste van Géove gewezen vonnis en dat de executiekosten buitenproportioneel zijn opgelopen.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft op de klacht overwogen dat voor zover de klacht verband houdt met de naam van een van de partijen voor wie het beslag is gelegd, daar niet meer op wordt ingegaan. Op dat onderdeel is bij klager immers sprake van misbruik van klachtrecht, nu de voorzitter - en in verzet ook de Kamer - een eerdere, in wezen gelijkluidende klacht ongegrond hebben verklaard.

5.2 De voorzitter heeft verder overwogen dat de kosten die de gerechtsdeurwaarder heeft berekend, zijn gebaseerd op de wet en het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders. Het betreft hier executiekosten. Aangezien na het uitvaardigen van het executievonnis geen betaling volgde, heeft de gerechtsdeurwaarder verdere uitvoering gegeven aan de executieopdracht. Dit heeft de kosten doen oplopen. Tuchtrechtelijk laakbaar handelen op dit punt blijkt niet en de klacht dient als zijnde kennelijk ongegrond te worden afgewezen, aldus de voorzitter.

6. De gronden van het verzet

Klager stelt in verzet - samengevat - dat de voorzitter onvoldoende is ingegaan op wat hij in zijn klachtschrift heeft aangevoerd en dat hij zijn eerdere klacht handhaaft. Daarnaast stelt klager dat hij het verweer van de gerechtsdeurwaarders niet kan volgen, omdat de overgang van Géove naar Menzis niet alleen een naamswijziging betreft.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

De Kamer is van oordeel dat hetgeen klager in verzet heeft aangevoerd, niet kan leiden tot vernietiging van de beslissing van de voorzitter. Wat door klager in verzet is aangevoerd, werpt naar het oordeel van de Kamer geen nieuw licht op de zaak waarover de voorzitter heeft beslist. De Kamer acht de beslissing van de voorzitter juist en het verzet dient ongegrond te worden verklaard.

8. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-           verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, mr. M.S.F. Voskens en M. Colijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 januari 2013 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.