ECLI:NL:RBAMS:2013:YB0915 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam GDW542.2012

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2013:YB0915
Datum uitspraak: 15-01-2013
Datum publicatie: 27-02-2013
Zaaknummer(s): GDW542.2012
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie:   De klacht betreft het in gebreke blijven met het afdragen van de geïncasseerde gelden en het geen openheid van zaken geven over de ontvangen gelden. De Kamer is van oordeel dat niet valt in te zien waarom de gerechtsdeurwaarder de door hem geïncasseerde gelden niet aan de incassogemachtigde van klaagster zou kunnen uitbetalen. De klacht dat onvoldoende openheid van zaken wordt gegeven acht de Kamer ook terecht. Maatregel van berisping opgelegd. Hoger beroep ingesteld.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 15 januari 2012 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 542.2012 ingediend door:

[     ],

wonende te [     ], [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief van 11 januari 2012 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

De gerechtsdeurwaarder heeft bij brief van 19 maart 2012 een verweerschrift ingediend.

De klacht is behandeld ter zitting van 20 november 2012 alwaar niemand is verschenen.

Bij brief met bijlagen van 8 november 2012 heeft de gerechtsdeurwaarder nadere stukken overgelegd.

Van de behandeling ter zitting is geen proces-verbaal opgemaakt, nu beide partijen niet zijn verschenen.

De uitspraak is bepaald op 15 januari 2013.

1. De feiten

a)      Een collega van de gerechtsdeurwaarder heeft in opdracht van (de gemachtigde van) klaagster twee debiteuren gedagvaard. Bij vonnis van 30 maart 2011 is de vordering van klaagster toegewezen.

b)      De collega van de gerechtsdeurwaarder heeft vervolgens executoriaal beslag gelegd en heeft dit beslag bij brief van 11 april 2011 aangemeld bij de gerechtsdeurwaarder in zijn hoedanigheid van eerst beslagleggende gerechtsdeurwaarder.

c)      De collega van de gerechtsdeurwaarder heeft zijn werkzaamheden voor klaagster op 18 augustus 2011 beëindigd, met klaagster afgerekend en heeft de gerechtsdeurwaarder hiervan bij brieven van 18 augustus 2011 en 10 september 2011 op de hoogte gesteld.

2. De klacht

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij in gebreke blijft met het afdragen van de geïncasseerde gelden en geen openheid van zaken geeft over de door hem ontvangen gelden.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat zijn collega op een zeker moment de opdracht eenzijdig wilde beëindigen. Dat heeft de gerechtsdeurwaarder niet geaccepteerd, omdat hij niet betrokken wilde raken bij geschillen over nota’s tussen klaagster en zijn collega. De gerechtsdeurwaarder heeft vervolgens voorgesteld de afdrachten rechtsreeks aan de incassogemachtigde van klaagster te verrichten, als zijn collega daarmee zou instemmen. Omdat zijn collega onbereikbaar bleef, heeft de gerechtsdeurwaarder in overleg met klaagster en haar incassogemachtigde afgesproken de geïncasseerde gelden voorshands te reserveren op zijn kwaliteitsrekening. De gerechtsdeurwaarder weet niet aan wie hij bevrijdend kan betalen. De incassogemachtigde van klaagster heeft verzocht om tussentijdse afdrachten aan zijn collega te blijven verrichten.

4. De beoordeling van de klacht.

4.1 Op grond van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn (kandidaat-) gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk (kandidaat-)gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Naar het oordeel van de Kamer valt niet in te zien waarom de gerechtsdeurwaarder de door hem geïncasseerde gelden niet aan de incassogemachtigde van klaagster zou kunnen uitbetalen. De brieven van zijn collega gerechtsdeurwaarder waarin deze heeft medegedeeld dat hij zich had teruggetrokken en met klaagster had afgerekend, laten niets aan duidelijkheid te wensen over. De collega gerechtsdeurwaarder heeft in eerste instantie ook consequent de door de gerechtsdeurwaarder doorbetaalde bedragen teruggestort. Er stond dus niets aan de afdrachten aan de incassogemachtigde van klaagster of aan klaagster in de weg.

4.3 De klacht dat de gerechtsdeurwaarder klaagster onvoldoende openheid van zaken heeft wordt als zijnde niet weersproken eveneens gegrond verklaard.

5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt. Er zijn naar het oordeel van de Kamer termen aanwezig om de gerechtsdeurwaarder een maatregel op te leggen. Het bijzondere karakter van de uit executie verkregen gelden en het vertrouwen dat cliënten in het handelen van een gerechtsdeurwaarder mogen stellen nopen de gerechtsdeurwaarder deze gelden zo snel mogelijk uit te (doen) betalen aan de cliënt.

De Kamer heeft inmiddels ambtshalve kennisgenomen van het feit dat het Gerechtshof te Amsterdam bij arrest van 13 november 2012 een beslissing van de Kamer van 15 november 2011, waarbij de gerechtsdeurwaarder uit het ambt is ontzet, heeft bekrachtigd. Dit staat aan oplegging van de maatregel niet in de weg.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart de klacht gegrond;

-                     legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, voorzitter, mr. M.S.F. Voskens en M. Colijn, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 januari 2013 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.