ECLI:NL:TVVTPVV:2012:YE0050 Tuchtgerecht Productschap Vee en Vlees Zoetermeer TPVV 1312
ECLI: | ECLI:NL:TVVTPVV:2012:YE0050 |
---|---|
Datum uitspraak: | 23-10-2012 |
Datum publicatie: | 25-10-2012 |
Zaaknummer(s): | TPVV 1312 |
Onderwerp: | Dierenwelzijn |
Beslissingen: | Geldboete |
Inhoudsindicatie: | Betreft het twee keer als D-bedrijf aanvoeren van varkens van meer dan zes bedrijven binnen een periode van zestien weken. De aanvoer van biggen wordt geregeld door een handelaar. Deze handelt uit naam van betrokkene. Als de handelaar, al of niet tegen de afspraken met betrokkene in, in strijd handelt met de verordening, komt dat voor rekening van betrokkene. Het is vaste rechtspraak van het Tuchtgerecht dat de UBN houder verantwoordelijk blijft voor de correcte naleving van de verordeningen van het Productschap, ook in de situatie dat de handel en/of de transporteur de vrije hand hebben gekregen om aan- danwel afvoer van varkens te regelen. |
Zaaknummer:
TPVV 13/2012
Betrokkene:
[bedrijfsnaam] B.V.
[adres]
Datum:
23 oktober 2012
Gang van zaken:
De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CoMore) heeft opgemaakt onder nummer CBD VVL 1231, naar aanleiding van een telefonische inspectie op 3 juli 2012 door een controleur van CoMore met betrekking tot het bedrijf van betrokkene, dat deze uitoefent aan [adres], dat op naam van [bedrijfsnaam] B.V. geregistreerd is onder [UBN].
Het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.
Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 2 oktober 2012 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.
Betrokkene is behoorlijk en tijdig bij aangetekende brief opgeroepen, maar is niet op de zitting verschenen, zodat verstek is verleend.
Voorts zijn ter zitting verschenen mevrouw mr. D.I.J. Tuijtelaars en mevrouw ir. M. van Lent, beide namens het Productschap Vee en Vlees (PVV) en de heer H.G.M. Grolleman, namens CoMore.
Het Tuchtgerecht heeft op 23 oktober 2012 uitspraak gedaan.
Verweten gedraging:
Een overtreding van artikel 9 van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007, daarbij gelet op artikel 15, eerste lid, van de Verordening, oftewel het twee keer als D-bedrijf aanvoeren van varkens van meer dan zes bedrijven binnen een periode van zestien weken.
Verklaring van betrokkene:
In de schriftelijke verklaring is door betrokkene, de heer [betrokkene], onder meer verklaard:
“Ik heb de transportdocumenten nagekeken en moet helaas constateren dat er inderdaad een waarschuwing op het transportdocument van 7 december 2011 staat. Mijn handelaar regelt de transportaanvraag en hij kan vooraf zien dat dit transport niet had mogen plaatsvinden. Ik krijg de papieren pas als de biggen al in het hok liggen.”
Bewijs en verwijtbaarheid:
Betrokkene heeft een varkensbedrijf met een D-status. De aan- en afvoermogelijkheden voor betrokkene worden in artikel 15 van de verordening geregeld. Uit het berechtingsrapport blijkt dat tussen 25 augustus 2011 en 7 december 2011 eenmaal een niet-geoorloofde aanvoer van varkens heeft plaatsgevonden.
Ten aanzien van de verklaring van betrokkene in het berechtingsrapport overweegt het Tuchtgerecht als volgt:
De aanvoer van biggen wordt geregeld door een handelaar. Deze handelt uit naam van betrokkene. Als de handelaar, al of niet tegen de afspraken met betrokkene in, in strijd handelt met de verordening, komt dat voor rekening van betrokkene.
Het is vaste rechtspraak van het Tuchtgerecht dat de UBN houder verantwoordelijk blijft voor de correcte naleving van de verordeningen van het Productschap, ook in de situatie dat de handel en/of de transporteur de vrije hand hebben gekregen om aan- danwel afvoer van varkens te regelen.
Het Tuchtgerecht oordeelt op grond van de inhoud van het berechtingsrapport en de daarin opgenomen verklaring van betrokkene, dat ter zitting vast is komen te staan dat op het bedrijf dat geregistreerd is onder [UBN]en dat geëxploiteerd wordt door betrokkene, de volgende gedraging heeft plaatsgevonden:
Het als D-bedrijf aanvoeren van varkens van meer dan zes bedrijven binnen een periode van zestien weken, in de periode tussen 25 augustus 2011 en 7 december 2011, in strijd met de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007.
Dit levert op:
Een overtreding van artikel 9 en 15 eerste lid van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007.
Motivering van tuchtrechtelijke maatregel(en):
Om een gezonde Nederlandse varkensstapel te houden, is regulering van de contactstructuur in de Nederlandse varkenshouderij noodzakelijk. Door specifieke regels met betrekking tot de aan- en afvoer van varkens wordt het risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten zoveel mogelijk beperkt.
Deze voorschriften zijn door het PVV in de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 neergelegd.
De toegestane contacten zijn afhankelijk gesteld van de veterinaire waarborgen waaraan de varkenshouderijbedrijven zijn onderworpen. De verordening onderscheidt daarbij zes regimes die geduid worden met een A-, B-, C-, D-, E- of F-status. Afhankelijk van de status is het varkenshouderijbedrijf, in afwijking van het algemene aan- en afvoerverbod van varkens, een beperkt aantal aan- en afvoermogelijkheden toegestaan. Naarmate de veterinaire en hygiënische omstandigheden op een bedrijf dat rechtvaardigen, is het aantal contactmogelijkheden groter.
Door varkens aan- of af te voeren in strijd met de voorschriften van de verordening is risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten vergroot. Daarmee is een gevaar voor de hele varkenssector in Nederland ontstaan.
Het Tuchtgerecht merkt tevens het volgende op. Aan betrokkene is op 5 oktober 2010 in de zaak TPVV 12/2010 een voorwaardelijke boete van € 500, - opgelegd. De overtreding die nu door het Tuchtgerecht wordt berecht heeft plaatsgevonden binnen de proeftijd van twee jaar.
Daarom wordt nu ook het voorwaardelijke deel van deze geldboete ten uitvoer gelegd.
Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht dat betrokkene – gelet op artikel 22 van de Verordening varkensleveringen (PVV) 2007 – de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:
Beslissing:
Een geldboete van € 500,- (zegge: vijfhonderd euro) onvoorwaardelijk
en
de tenuitvoerlegging van de bij uitspraak van 5 oktober 2010 voorwaardelijk opgelegde boete van € 500,- (zegge: vijfhonderd euro).
Toepasselijke artikelen:
Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees.
Samenstelling van het Tuchtgerecht:
De uitspraak is gedaan door de heer mr. drs. J.Y.B. Jansen, voorzitter, de heren B.J. Warmelink en mr. H.J. van Heusden, leden, in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris.