ECLI:NL:TVVTPVV:2012:YE0049 Tuchtgerecht Productschap Vee en Vlees Zoetermeer TPVV 1112

ECLI: ECLI:NL:TVVTPVV:2012:YE0049
Datum uitspraak: 23-10-2012
Datum publicatie: 25-10-2012
Zaaknummer(s): TPVV 1112
Onderwerp: Diergezondheid
Beslissingen: Geldboete
Inhoudsindicatie: Geen of te weinig bloedmonsters laten onderzoeken op vesiculaire varkensziekte en ziekte van Aujeszky. Twee maal, in periode 3 van 2010 en in de periode 3 van 2011. Betrokkene heeft in eerste instantie naar zijn handelaar verwezen. Ter zitting heeft hij aangegeven dat deze ook eigenaar is van de dieren en dat de varkenshandelaar degene zou zijn die gedaagd had moeten worden. Het Tuchtgerecht constateert echter dat het Productschap geen schriftelijke verklaring tegen de varkenshandelaar heeft uitgebracht, waarbij het tevens vaststelt dat de UBN-houder toch altijd verantwoordelijk blijft voor het goed naleven van de regels op zijn bedrijf. Onderdeel van de regels is dat – ook als er geen leveringen zijn en de varkens gedurende het gehele trimester bij betrokkene in de stal liggen – er getapt dient te worden om bloedmonsters laten onderzoeken op SVD en ZvA.

Zaaknummer:

TPVV 11/2012

Betrokkene:

[betrokkene]

[adres]

Datum:

23 oktober 2012

Gang van zaken:

De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CoMore) heeft opgemaakt onder nummer CBD SVD-ZvA 1214, naar aanleiding van een telefonische inspectie op 6 en op 19 maart 2012 door een controleur van CoMore met betrekking tot het bedrijf van betrokkene, dat deze uitoefent aan [adres], dat op naam van [betrokkene] geregistreerd is onder [UBN].

Het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 2 oktober 2012 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.

Ter terechtzitting is verschenen de heer [betrokkene], geboren [1965], betrokkene, wonende aan [adres].

Voorts zijn ter zitting verschenen mevrouw mr. D.I.J. Tuijtelaars en mevrouw ir. M. van Lent, beide namens het Productschap Vee en Vlees (PVV) en de heer H.G.M. Grolleman, namens CoMore.

Het Tuchtgerecht heeft op 23 oktober 2012 uitspraak gedaan.

Verweten gedraging:

Geen of te weinig bloedmonsters laten onderzoeken op vesiculaire varkensziekte en ziekte van Aujeszky. Twee maal, in periode 3 van 2010 en in de periode 3 van 2011.

Verklaring van betrokkene:

In het berechtingsrapport heeft betrokkene onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:

“Mijn varkenshandelaar, de heer [naam varkenshandelaar], zou het tekort aan ingezonden bloedmonsters nakijken in zijn administratie. (…) Het derde trimester van 2010 zal er wel niet getapt zijn. Het zal er wel bij ingeschoten zijn.”

Ter terechtzitting heeft betrokkene nog verklaard, zakelijk weergegeven:

“Eigenlijk is het zo, dat de varkens van de heer [naam varkenshandelaar] zijn. Het is mijn UBN maar hij is eigenaar van de varkens. Ik vind dat de foute persoon hier nu zit. Volgens [naam varkenshandelaar] is er in 2011 wel getapt, maar daarover heeft hij nog niets opgestuurd, ik heb dat wel gevraagd. Maar ik heb dus geen uitslagen. Ik doe sinds dit jaar de administratie en de bloedmonsters allemaal zelf, zodat het nu wel goed loopt.”

Bewijs en verwijtbaarheid:

Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van hetgeen ter zitting is komen vast te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder [UBN], de volgende gedragingen hebben plaatsgevonden:

Het nalaten van bloedmonstername ten behoeve van onderzoek naar vesiculaire varkensziekte en de ziekte van Aujeszky in de periodes september tot en met december 2010 en september tot en met december 2011.

Uit de schriftelijke verklaring blijkt, dat het Productschap van mening is dat er sprake is van vier overtredingen, twee maal van de Verordening monitoring vesiculaire varkensziekte (PVV) 2009 (hierna: de Verordening SVD) en twee maal van de Verordening bestrijding Ziekte van Aujeszky bij varkens (PVV) 2008 (hierna: de Verordening ZvA).

Het Tuchtgerecht is echter van oordeel dat er in de praktijk sprake is van twee keer niet tappen, waarbij de bloedmonsters voor verschillende controles worden gebruikt en dat er in dit geval dus sprake is van twee overtredingen, geen vier.

Dit levert op:

Twee overtredingen van artikel 2 lid 1,2 en 3 van de Verordening SVD en van artikel 3 lid 1 van de Verordening ZvA.

Motivering van tuchtrechtelijke maatregel:

Vanaf september 2009 wordt door het PVV nauwgezet de hand gehouden aan de monitoringsplicht voor vesiculaire varkensziekte (SVD) en de Ziekte van Aujeszky (ZvA).

In diverse publicaties van het PVV alsmede in de vakbladen is diverse malen aangegeven dat het PVV prioriteit zal geven aan de controle op de naleving van de desbetreffende verordeningen. Vanaf begin 2010 is het PVV handhavend gaan optreden.

Voor zowel SVD als de ZvA geldt dat de fase van de verplichte vaccinatie is gevolgd door de status van officieel ziektevrij zijn. Thans geldt een verbod op het houden van varkens die niet vrij zijn van SVD of drager zijn van het ZvA-virus, danwel gevaccineerd zijn tegen deze ziekten. Voor het buitenland dient Nederland zichtbaar te kunnen maken dat het de status van ziekte-vrij zijn, verdient. Zonder monitoring kan de officiële ziekte-vrij status niet worden verkregen en behouden.

De verboden worden daarom ondersteund door een verplichting tot monitoring naar de aanwezigheid van voormelde dierziekten.

De exportbelangen voor de Nederlandse varkenshouderij en de daarvan afgeleide belangen voor de binnenlandse markt zijn dermate groot dat correcte naleving van de monitoringsplicht plaats dient te vinden.

Op basis van voormelde overwegingen komt het Tuchtgerecht in beginsel tot een hoge standaard boete van € 1.000 per geconstateerde overtreding. Op het bedrijf van betrokkene, met [UBN]zijn, zo is ter zitting vast komen te staan, twee overtredingen begaan.

Betrokkene heeft in eerste instantie (in het berechtingsrapport) naar zijn veehandelaar verwezen. Ter zitting heeft hij aangegeven dat deze ook eigenaar is van de dieren en dat de heer [naam varkenshandelaar] degene zou zijn die gedaagd had moeten worden. Het Tuchtgerecht constateert echter dat het Productschap geen schriftelijke verklaring tegen de heer [naam varkenshandelaar] heeft uitgebracht, waarbij het tevens vaststelt dat de UBN-houder altijd verantwoordelijk blijft voor het goed naleven van de regels op zijn bedrijf. Onderdeel van de regels is dat – ook als er geen leveringen zijn en de varkens gedurende het gehele trimester bij betrokkene in de stal liggen – er getapt dient te worden om bloedmonsters laten onderzoeken op SVD en ZvA.

Bij het bepalen van de strafmaat houdt het Tuchtgerecht rekening met de relatief kleine omvang van het bedrijf (met 400 vleesvarkens), met het feit dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd en met het feit dat betrokkene herhaling in de toekomst heeft willen voorkomen door de administratie sinds dit jaar zelf goed bij te houden. Daarom legt het Tuchtgerecht de geldboete deels voorwaardelijk op.

Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht dat aan betrokkene – gelet op artikel 5 van de Verordening SVD en artikel 10 lid 2 van de Verordening ZvA – de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:

Beslissing:

Een geldboete van € 2.000 (zegge: tweeduizend euro), waarvan € 1.000 (zegge: duizend euro) voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.

Indien binnen deze periode door betrokkene niet aan de voorwaarde wordt voldaan, wordt – nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – de voorwaardelijke boete alsnog ten uitvoer gelegd. De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Verordening monitoring vesiculaire varkensziekte (PVV) 2009 of van de Verordening bestrijding Ziekte van Aujeszky bij varkens (PVV) 2008 mag worden overtreden.

Toepasselijke artikelen:

Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees.

Samenstelling van het Tuchtgerecht:

De uitspraak is gedaan door de heer mr. drs. J.Y.B. Jansen, voorzitter, de heren B.J. Warmelink en mr. H.J. van Heusden, leden, in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris.