ECLI:NL:TVVTPVV:2012:YE0047 Tuchtgerecht Productschap Vee en Vlees Zoetermeer TPVV0712
ECLI: | ECLI:NL:TVVTPVV:2012:YE0047 |
---|---|
Datum uitspraak: | 23-10-2012 |
Datum publicatie: | 25-10-2012 |
Zaaknummer(s): | TPVV0712 |
Onderwerp: | Diergezondheid |
Beslissingen: | Geldboete |
Inhoudsindicatie: | Geen of te weinig bloedmonsters laten onderzoeken op vesiculaire varkensziekte en ziekte van Aujeszky. Drie maal, in periode 3 van 2010 en in de periodes 1 en 2 van 2011. Het Tuchtgerecht neemt in deze zaak in aanmerking dat in de praktijk de naleving van de regeling over het bloed tappen niet altijd even duidelijk is voor de betrokken ondernemers. Onweersproken is in de onderhavige zaak naar voren gekomen dat er bij de slachterij wèl bloed wordt getapt en ingestuurd naar de Gezondheidsdienst (GD), dat dit in rekening wordt gebracht, maar dat de GD desondanks geen onderzoeken uitvoert. Gebleken is dat de GD uitsluitend onderzoek verricht aan de bloedmonsters indien daar uitdrukkelijk opdracht toe wordt gegeven. Indien dat door miscommunicatie of een andere reden niet plaats vindt, blijven de afgetapte bloedmonsters onaangeroerd voor analyse. Het Tuchtgerecht overweegt dat een schriftelijke vastgelegde overeenkomst tussen de varkenshouder, de slachterij en de GD, een dergelijke situatie zou kunnen voorkomen. |
Zaaknummer:
TPVV 07/2012
Betrokkene:
[betrokkene]
[adres]
Datum:
23 oktober 2012
Gang van zaken:
De zaak berust op een berechtingsrapport dat CoMore Bedrijfsdiensten B.V. (hierna: CoMore) heeft opgemaakt onder nummer CBD SVD-ZvA 1211, naar aanleiding van een telefonische inspectie op 6 en op 28 maart 2012 door een controleur van CoMore met betrekking tot het bedrijf van betrokkene, dat deze uitoefent aan [adres], dat op naam van [betrokkene] geregistreerd is onder [UBN] .
Het Tuchtgerecht heeft de zaak beoordeeld op basis van de schriftelijke verklaring, als bedoeld in artikel 15 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.
Het Tuchtgerecht heeft de zaak op 2 oktober 2012 behandeld op zijn openbare terechtzitting, gehouden te Amersfoort.
Ter terechtzitting is verschenen de heer [betrokkene], geboren [1973], betrokkene, wonende aan [adres].
Voorts zijn ter zitting verschenen mevrouw mr. D.I.J. Tuijtelaars en mevrouw ir. M. van Lent, beide namens het Productschap Vee en Vlees (PVV) en de heer H.G.M. Grolleman, namens CoMore.
Het Tuchtgerecht heeft op 23 oktober 2012 uitspraak gedaan.
Verweten gedraging:
Geen of te weinig bloedmonsters laten onderzoeken op vesiculaire varkensziekte en ziekte van Aujeszky. Drie maal, in periode 3 van 2010 en in de periodes 1 en 2 van 2011.
Verklaring van betrokkene:
In het berechtingsrapport heeft betrokkene onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
“Ik had met mijn dierenarts van DAP Midden-Nederland de afspraak gemaakt dat hij bij mijn bedrijven waar ik varkens heb liggen ervoor zou zorgen dat er bloed getapt zou worden voor de onderzoeken op SVD en ZvA. Bij alle bedrijven is dat goed gegaan behalve op mijn thuislocatie.
(…) In de zomer van 2011 hebben er geen varkens in deze stal gelegen.”
Ter terechtzitting heeft betrokkene nog verklaard, zakelijk weergegeven:
“Mijn laatste aanvoerdatum was oktober, november 2010, die dieren zijn 6 maanden later weggegaan. Eventuele afvoer die ik volgens het PVV in januari en april 2012 heb gehad, moet van iemand zijn geweest die op mijn UBN in mijn stal varkens heeft gehad, die had ruimte nodig, maar hij moest wel alles zelf regelen, inclusief het tappen. Ik ben toen geopereerd, dat bleek ook nog kwaadaardig, daardoor zijn er wel wat zaken langs mij heen gegaan.
Het tappen is waarschijnlijk fout gegaan omdat er een nieuwe dierenarts bij de DAP is gekomen, zo heeft de DAP mij laten weten. Op mijn mail van 7 februari aan de DAP kreeg ik als antwoord, dat het bloed wel is getapt en ook bij de GD is gekomen, maar dat het niet is onderzocht. Hoe dat gebeurd is, had ik geen grip op. Ik heb daarom nu hele duidelijke afspraken gemaakt, zodat het nu wel goed loopt.”
Bewijs en verwijtbaarheid:
Het Tuchtgerecht oordeelt dat op grond van hetgeen ter zitting is komen vast te staan dat op het bedrijf van betrokkene, dat geregistreerd is onder [UBN], de volgende gedragingen hebben plaatsgevonden:
Het nalaten van bloedmonstername ten behoeve van onderzoek naar vesiculaire varkensziekte en de ziekte van Aujeszky in de periodes september tot en met december 2010 en januari tot en met augustus 2011.
Uit de schriftelijke verklaring blijkt, dat het Productschap van mening is dat er sprake is van zes overtredingen, drie maal van de Verordening monitoring vesiculaire varkensziekte (PVV) 2009 (hierna: de Verordening SVD) en drie maal van de Verordening bestrijding Ziekte van Aujeszky bij varkens (PVV) 2008 (hierna: de Verordening ZvA).
Het Tuchtgerecht is echter van oordeel dat er in de praktijk sprake is van drie keer niet tappen, waarbij de bloedmonsters voor verschillende controles worden gebruikt en dat er in dit geval dus sprake is van drie overtredingen, geen zes.
Dit levert op:
Drie overtredingen van artikel 2 lid 1,2 en 3 van de Verordening SVD en van artikel 3 lid 1 van de Verordening ZvA.
Motivering van tuchtrechtelijke maatregel:
Vanaf september 2009 wordt door het PVV nauwgezet de hand gehouden aan de monitoringsplicht voor vesiculaire varkensziekte (SVD) en de Ziekte van Aujeszky (ZvA).
In diverse publicaties van het PVV alsmede in de vakbladen is diverse malen aangegeven dat het PVV prioriteit zal geven aan de controle op de naleving van de desbetreffende verordeningen. Vanaf begin 2010 is het PVV handhavend gaan optreden.
Voor zowel SVD als de ZvA geldt dat de fase van de verplichte vaccinatie is gevolgd door de status van officieel ziektevrij zijn. Thans geldt een verbod op het houden van varkens die niet vrij zijn van SVD of drager zijn van het ZvA-virus, danwel gevaccineerd zijn tegen deze ziekten. Voor het buitenland dient Nederland zichtbaar te kunnen maken dat het de status van ziekte-vrij zijn, verdient. Zonder monitoring kan de officiële ziekte-vrij status niet worden verkregen en behouden.
De verboden worden daarom ondersteund door een verplichting tot monitoring naar de aanwezigheid van voormelde dierziekten.
De exportbelangen voor de Nederlandse varkenshouderij en de daarvan afgeleide belangen voor de binnenlandse markt zijn dermate groot dat correcte naleving van de monitoringsplicht plaats dient te vinden.
Het Tuchtgerecht stelt vast dat de UBN-houder altijd verantwoordelijk blijft voor het goed naleven van de regels op zijn bedrijf.
Op basis van voormelde overwegingen komt het Tuchtgerecht in beginsel tot een hoge standaard boete van € 1.000 per geconstateerde overtreding. Op het bedrijf van betrokkene, met UBN 1902949 zijn, zo is ter zitting vast komen te staan, drie overtredingen begaan.
Het Tuchtgerecht neemt in aanmerking dat in de praktijk de naleving van de regeling over het bloed tappen niet altijd even duidelijk is voor de betrokken ondernemers. Onweersproken is in de onderhavige zaak naar voren gekomen dat er bij de slachterij wèl bloed wordt getapt en ingestuurd naar de Gezondheidsdienst (GD), zelfs bevestigd door het gegeven dat op de afrekening van de slachterij een bedrag voor het bloedtappen in mindering wordt gebracht, maar dat de GD desondanks geen onderzoeken uitvoert. Gebleken is dat de GD uitsluitend onderzoek verricht aan de bloedmonsters indien daar uitdrukkelijk opdracht toe wordt gegeven. Indien dat door miscommunicatie of een andere reden niet plaats vindt, blijven de afgetapte bloedmonsters onaangeroerd voor analyse.
Het Tuchtgerecht overweegt dat een schriftelijke vastgelegde overeenkomst tussen de varkenshouder, de slachterij en de GD, een dergelijke situatie zou kunnen voorkomen.
In casu had de varkenshouder afspraken met de dierenarts, die deze echter niet (volledig) heeft nageleefd. Op twee van de locaties van betrokkene is wel getapt, op de thuislocatie niet. De DAP zou alle bedrijven van betrokkene onderzoeken.
Hoewel betrokkene verantwoordelijk en in overtreding is, houdt het Tuchtgerecht rekening met de verwarring tussen hem en de DAP over de uitvoering van de regels, met het feit dat betrokkene, nog voor de nieuwe ronde van voorjaar 2012, herhaling in de toekomst heeft willen voorkomen door in februari 2012 de afspraken met de DAP aan te scherpen, en met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene. Daarom zal het Tuchtgerecht de geldboete geheel voorwaardelijk opleggen.
Bij het bepalen van de hoogte van de strafmaat houdt het Tuchtgerecht rekening met de geringe omvang van het bedrijf – met 100 vleesvarkens – en met het feit dat aan betrokkene niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd.
Gelet op het bovenstaande oordeelt het Tuchtgerecht dat aan betrokkene – gelet op artikel 5 van de Verordening SVD en artikel 10 lid 2 van de Verordening ZvA – de volgende tuchtrechtelijke maatregel wordt opgelegd:
Beslissing:
Een geldboete van € 900 (zegge: negenhonderd euro), geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
Indien binnen deze periode door betrokkene niet aan de voorwaarde wordt voldaan, wordt – nadat deze uitspraak onherroepelijk wordt – de voorwaardelijke boete alsnog ten uitvoer gelegd. De voorwaarde is, dat geen enkele bepaling van de Verordening monitoring vesiculaire varkensziekte (PVV) 2009 of van de Verordening bestrijding Ziekte van Aujeszky bij varkens (PVV) 2008 mag worden overtreden.
Toepasselijke artikelen:
Naast de reeds vermelde artikelen zijn van toepassing de Wet Tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 en het Instellingsbesluit Productschap Vee en Vlees.
Samenstelling van het Tuchtgerecht:
De uitspraak is gedaan door de heer mr. drs. J.Y.B. Jansen, voorzitter, de heren B.J. Warmelink en mr. H.J. van Heusden, leden, in aanwezigheid van mevrouw drs. A.M.P. Regout, secretaris.